• No results found

Perino, Serafina

In document De Gids. Jaargang 83 · dbnl (pagina 44-54)

PERINO.

Serafina!

De deur stond open, ik kom je vragen wat er is.

PERINO.

Je ziet verschrikt.

SERAFINA.

Mijn vader ging daareven uit, hij zag mij droevig aan en schudde zoo zijn hoofd, ik hoorde wat hij tot Borso zei: Wat ik hoopte kan misschien niet zijn. Ik wist dat hij ons bedoelde.

PERINO.

Zei hij dat?

SERAFINA.

Ben je nu zelf verschrikt? Wat is er gebeurd?

PERINO.

Niets, niets is er gebeurd.

SERAFINA.

Waarom moest hij dan zeggen: het kan niet zijn? Hij zei: het kan misschien niet zijn, dat heb ik goed gehoord. Waarom zie je mij niet aan?

PERINO.

Zijn het geruchten die voorafgaan? Moet het toch gebeuren? Hoor, Serafina, er komen moeiten. Ik kan

niet alles zeggen, je weet weinig van de menschen, je bent te jong om alles te begrijpen. Wat je vader zei beteekent dat ik mogelijk geen kanselier meer zijn kan, het beteekent ongenade. Als het zoo valt en ik moet gaan kom ik terug, want mijn werk is goed geweest. Maar het zou kunnen dat ik jou verlies, en dan verlies ik het beste van mijn leven.

SERAFINA.

Het zou kunnen?

PERINO.

Als je mij niet bijstaat.

SERAFINA.

Zeg wat ik doen moet.

PERINO.

Je weet, een van de vrouwen die een poos geleden verbannen zijn heb ik gekend. Dat is het wapen in de kuiperij. Maar ik heb niet meer aan haar willen denken. En je hebt het mij vergeven.

SERAFINA.

Hoe kon ik anders als je zoo lief spreekt? Waarom was zij verbannen?

PERINO.

Je vergaf zonder te begrijpen.

SERAFINA.

Ja, ik begrijp het, zij was schoon en daarom ging je. Maar hoe kan dìt een reden zijn voor ongenade?

PERINO.

Een vrouw die ik zelf veroordeeld had moest ik niet zoeken, het is een goede reden voor verwijt. En de vijanden gebruiken dit om ons te treffen. Nu strooien ze het gerucht dat zij ergens in het gebied is, dat ik haar verberg.

SERAFINA.

Hier in de stad? Maar zij is verbannen, als men haar vindt?

PERINO.

Dan wordt zij gegeeseld, misschien gebrandmerkt.

SERAFINA.

Gegeeseld, op de Piazza? O, ik begrijp het. Zij is gekomen, zij moet je zien.

PERINO.

Het is laster Zij weet dat het niet kan.

SERAFINA.

Maar als zij toch gekomen is? Je moet haar beschermen.

Ik vroeg je mij te helpen.

SERAFINA.

Dat wil ik. Breng mij bij haar als zij hier is.

PERINO.

Goed kind, het is voor mijzelf dat ik je vraag. Als het waar mocht zijn, geloof niet dat ik haar heb teruggebracht.

SERAFINA.

Je hebt gezegd dat ik je vergeven moest, hoe zou ik het dan gelooven? Maar wil je haar niet helpen?

PERINO.

Je weet niet hoe het is. Wie een banneling helpt, verbergt, of ook maar met hem spreekt, wordt zelf verbannen, wie hij ook is. En raadt je mij de wet te breken?

SERAFINA.

Neen, neen, dat wil ik niet. Zij wordt gegeeseld als men haar vindt? Valsch, valsch is het zoo te straffen omdat zij van je houdt.

PERINO.

Ik zou het niet dulden.

SERAFINA.

Je moogt niet met haar spreken in de stad? Laat mij bedenken. Als zij hier is zal ik gaan en haar brengen buiten het gebied.

PERINO.

Zij zou niet willen.

SERAFINA.

Als ik zeg dat je belooft te komen?

PERINO.

De wet verbiedt het.

SERAFINA.

Maar het is hard.

PERINO.

Het kan niet waar zijn, ik wil er niet aan denken. Mijn lief, ik wil niet dat iets ons stoort.

SERAFINA.

Wij kunnen veel doen voor een ander die ongelukkig is. Er is ruimte, ons hart is grooter dan wij weten. Maar ik ben dom zooveel te praten. Ik zal bedenken hoe ik doen zal en zoodra je weet of 't waar is, zeg het mij. Wat was het andere? O, ik vergat het haast: het kan misschien niet zijn, beteekent dat ongenade?

PERINO.

Dat ik geen kanselier meer zijn mag.

SERAFINA.

Waarom?

PERINO.

Omdat men lastert. Men beschuldigt niet, men lastert maar dat ik misdaan heb, omdat men niet mij alleen wil treffen, maar je vader, Ridolfi, Corsini, de andere vrienden. Tegen zulk gerucht kan men niet beter doen dan het uit den weg gaan. Het zal zoo moeten, denk ik. Maar wij komen het te boven.

SERAFINA.

Zeker, zeker roepen ze je terug, je hebt niet slecht gedaan.

Zeker kom ik weer. Maar help mij, het is noodig dat één aan mij gelooft, een zuiver hart waarop ik het leven bouwen kan.

SERAFINA.

Je gelooft nog niet aan mij omdat ik jong ben. Maar meisjes worden vrouwen.

II. Perino, Borso.

Borso komt.

BORSO.

Serafina, ik wil met hem spreken.

SERAFINA.

Is het geen kwaad nieuws?

BORSO.

Wees gerust.

SERAFINA.

Ik zal iets bedenken, kom gauw.

PERINO.

Vanavond kom ik.

Serafina gaat.

BORSO.

Er is gevaar.

PERINO.

Maar wat dan? Spreek duidelijk. Wat er gebeurde is lang voorbij en toch zie ik altijd nog dat norsch gezicht. Kom, spreek.

BORSO.

Weet je het waarlijk niet? Ik kan niet helpen dat ik twijfel.

PERINO.

Zeg eerst waaraan.

BORSO.

Is zij ergens hier dichtbij?

PERINO.

Ik heb 't gehoord, zooals anderen het hooren.

BORSO.

Vergeef mij de wantrouwigheid die je dien nacht mij mee naar huis gaf, en luister, hier is het nieuws: Al dagen lang wordt er gezegd dat zij terug is in het gebied.

PERINO.

En is het waar?

BORSO.

Ik wantrouwde je en ik geloofde het gerucht. En daar ik een reden heb om haar verblijf te weten liet ik zoeken. Zij is in Prato, in een huis dat je niet zoudt vinden als je het niet kende.

PERINO.

Heb je haar gezien?

BORSO.

Neen. Sandro kwam vanmorgen met het bericht.

PERINO.

Zend hem dadelijk terug, schrijf haar - neen ik zal schrijven.

BORSO.

PERINO.

In een brief van mij?

BORSO.

Natuurlijk. Bongardo verbergt haar; waar? let op zijn gangen, zie waar zijn dienaar gaat - en de rest. Wat zal ik schrijven, of zeggen als ik haar spreek?

PERINO.

Durf je het wagen?

BORSO.

Je weet wat haar wacht.

PERINO.

Zeg dat ik haar niet beschermen kan, zeg dat ik niet wil dat zij in het gebied blijft.

BORSO.

En wat zul je doen tegen het gevaar?

PERINO.

Zou een man als ik in deze stad niet altijd in gevaar zijn? En wat kan ik anders doen dan niet te vreezen?

BORSO.

Heb je Giuliano opgemerkt?

PERINO.

Hij groet te hoffelijk, anderen trouwens ook. Er zijn belangen die zij meenen te dienen. Maar zij kunnen mij zoo niet vangen.

BORSO.

Dan leggen ze een anderen strik. Giuliano's dienaren noemen je openlijk een verrader. Men zegt dat ook Medici al te vriendelijk is.

PERINO.

Wat zegt men meer?

BORSO.

Dat de Fransche afgezanten je loven als een zegen voor het bestuur.

PERINO.

Is er verband?

BORSO.

De Franschen schijnen geen vrienden van Medici te zijn, Giuliano en de zijnen evenmin.

PERINO.

De een koestert mij om mij den last te laten dragen, ik weet het.

BORSO.

En de ander dringt je daarheen waar iemand vallen zal.

PERINO.

Is er onder de fluisteraars één dien je kent?

BORSO.

Ja. Mijn vader.

PERINO.

Waarom heeft hij 't mij niet gezegd?

BORSO.

Je ziet het gevaar nu zelf. Hij weet iets, en hij zwijgt. Perino, ik ben een leek, maar neem mijn raad: geef aan een ander de eer te vallen met den meester, dan kun je later weer nuttig zijn. De vijanden zijn sterk.

PERINO.

Ik dien een goede zaak.

BORSO.

Maar ik heb mijn vader hooren peinzen of misschien een andere kanselier de zaak niet beter dient. Nog eens, hoor naar mijn raad en geef je staf terug. Dan zou ik, als ik Bongardo heette, een zaak van gewicht gaan onderzoeken in een stad waar een Giuliano of een Rossi niet den weg kent.

PERINO.

Ik ben nooit bang geweest te vallen voor wat ik liefheb. Maar het is mij of ik iets verloren heb, of ik mijzelf niet meer vertrouw.

NANNI.

Twee mannen, heer, vragen met U te mogen spreken, zij zeggen het is voor een groot belang.

PERINO.

Laat ze komen.

BORSO.

Mijn vader keert aanstonds van den raad terug, dan kom ik weer.

PERINO.

Wacht nog een oogenblik, wij moeten overleggen hoe je haar het beste raden kunt. Ga liever zelf naar Prato.

BORSO.

Vanavond nog.

PERINO.

Goed. Wacht.

In document De Gids. Jaargang 83 · dbnl (pagina 44-54)