• No results found

Mira, Cintia, Dino, Ciprian

In document De Gids. Jaargang 83 · dbnl (pagina 129-135)

MIRA.

Geef mij die luit, ik heb lang niet gespeeld. Ben je eindelijk terug. Ciprian? en niet veranderd? Hoe lang, hoe lang is het geleden dat je ging? Je bent wel alle landen door geweest, je hebt veel moois gezien, en ik denk, je vergat dat ik hier wachtte. Speel jij, Cintia, ik kan 't niet meer.

CIPRIAN.

Lieve madonna, laat mij eindelijk uw hand weer kussen.

een mensch verandert soms, en als hij ouder wordt komt er een zachtheid in zijn hart die in zijn stem te hooren is. Spreek nog eens, Ciprian.

CIPRIAN.

Een zacht oor is het dat de zachtheid hoort. Want ik ben niet veranderd en ik ben maar weinig ouder dan toen ik ging. Wat u aan den zomer denken doet is de zachtheid van uw gedachten.

68

MIRA.

Dan ben ik zelf ouder geworden, want deze zoetheid hoorde ik nooit.

CIPRIAN.

Wij leven soms in één dag meer dan in vele jaren, en het is maar een woord te zeggen dat het leven ouder maakt. Oud worden wij wanneer het leven ons ontgaat, maar wie meer ziet, meer hoort en meer bemint, die is niet oud; hij heeft het schoonste van de jeugd die van het leven de zoetheid hoort.

MIRA.

Het leven ontgaat wie veel bemint.

CIPRIAN.

Zooals de zomer gaat wanneer de aarde hem heeft liefgehad, zooals de tuinen geuren na een warmen dag. Maar de warmte keert terug voor den nieuwen bloei, maar de aarde wacht en de zomer keert altijd weer.

MIRA.

Moet zij dan altijd wachten, ieder jaar?

CIPRIAN.

Zooals er altijd jeugd is die zucht naar wat komen moet en altijd rijpheid die zucht uit overvloed.

MIRA.

O Ciprian, altijd, altijd weer, dat is een heerlijke gedachte. Maar is ook overvloed die altijd duurt niet heerlijk?

CIPRIAN.

Dien heb ik nooit gezien, in de wereld niet en in mijn droomen niet.

MIRA.

Heb je nooit gedroomd van iets dat eeuwig is? heb je nooit gezucht om iets dat niet kan zijn? Dan was je nooit gelukkig.

CIPRIAN.

Zoo is het, madonna, dat was ik nooit. En toch heb ik veel gezucht.

MIRA.

Het geluk is in het zuchten.

CIPRIAN.

Om iets dat niet kan zijn?

MIRA.

Iets dat eenmaal zijn moet als er geen zucht meer is.

CIPRIAN.

O schoone vrouw, gij zult het geluk zien, die het allerlaatste zoekt, zooals de hemel leert.

CIPRIAN.

Omdat gij hoog zijt boven mijn kleine vreezen.

MIRA.

Zie je den doek niet om mijn hoofd? Waarom verberg ik dit?

CIPRIAN.

Om ons te verbergen hoe klein wij zijn.

MIRA.

Ik was schoon, maar hier binnen was ik leelijk en dat is op mijn hoofd geteekend, dat ik het nooit vergeten zal.

CIPRIAN.

69

MIRA.

Het is goed te hooren dat je mij schoon noemt, ik weet nu van waar die stem komt.

CIPRIAN.

Zal ik het herhalen?

MIRA.

Ik weet het. Alleen ken ik den naam niet van de plaats waar hij gesproken heeft.

CIPRIAN.

Bologna.

MIRA.

Hoe waren de woorden?

CIPRIAN.

Ik had hem gevolgd en niet gevonden, van stad tot stad. In Bologna eindelijk kwam zijn dienaar en waarschuwde mij hem niet te zoeken. Ik hield mij rustig, ik wachtte.

MIRA.

Voor mij.

CIPRIAN.

En op een avond kwam hij en nam mij mee naar buiten. Eerst sprak hij niet, maar ik voelde dat zijn stilte een andere was dan ik gevreesd had.

MIRA.

Wat had je gevreesd?

CIPRIAN.

De stilte waarin de toorn broeit, de toorn die u in de pijnen wierp.

MIRA.

Dat is voorbij, wij zijn dien tijd voorbij.

CIPRIAN.

Ja, dit was een grooter stilte. En eindelijk sprak hij, maar niet veel.

MIRA.

Moet het hier zijn of daarginds?

CIPRIAN.

Madonna, hij sprak als een hopeloos mensch.

MIRA.

Je hebt het niet verstaan. Hoe waren de woorden?

CIPRIAN.

Zeg haar dat ik 't zie komen, zei hij, mijn hart moet bij haar zijn, maar ik wil het niet. Zeg haar dat ik buiten mijn stad niet leven kan, laat zij niet blijven.

CIPRIAN.

De stem was zacht.

MIRA.

Zooals de zomer die voorbij is. Maar de zomer komt weer.

CIPRIAN.

Waar het zoete leven is keert de warmte weer. Ik zie dat hij komen zal.

MIRA.

Wees stil, Cintia. Wie weet een plaats waar wij kunnen leven, wie weet de mooiste plaats?

CINTIA.

De zeekust, de zeekust van Venetië, daar zul je slapen in gezonde lucht.

DINO.

Fiesole, zeg ik, hier is uw land, madonna.

MIRA.

70

CIPRIAN.

Iedere plaats is goed waar ik u volgen mag.

MIRA.

Mijn wijze vriend. Hoeveel dagen zijn er nog?

DINO.

Drie.

MIRA.

Laat dit de laatste zijn. Die zucht, Ciprian, ging maar wat eenmaal zijn moet. Komt dan, maakt alles voor de reis gereed.

DINO.

Waarheen?

MIRA.

De zeekust, waar het zacht is, waar je mij brengen wilt.

Valdarno komt.

In document De Gids. Jaargang 83 · dbnl (pagina 129-135)