• No results found

Perino, Borso, Dino, Ciprian

In document De Gids. Jaargang 83 · dbnl (pagina 54-61)

Dino en Ciprian komen.

DINO.

Heer.

CIPRIAN.

Heer Bongardo.

PERINO.

Ik heb u meer gezien.

CIPRIAN.

Niet zoo lang geleden. Wij brengen een boodschap van madonna Mira van Valdarno.

PERINO.

Borso.

BORSO.

Ja.

PERINO.

Je kent madonna Mira, hoor wat zij zeggen laat.

CIPRIAN.

Voor uw oor is het.

PERINO.

Deze heer wenscht ook te hooren. Spreek.

DINO.

Hij is een vriend.

CIPRIAN.

Een goede vriend, hij mag het hooren. Madonna is in de stad.

BORSO.

In de stad?

Ja, dezen nacht gekomen. Zij wil u zien, heer.

PERINO.

Madonna weet dat het niet kan. Zij weet ook dat zij in de stad niet komen mag en welke straf haar dreigt. Gij zelf begrijpt wat ik behoor te doen als zij niet aanstonds weer de stad verlaat.

CIPRIAN.

Zij is een vrouw die niet telt wat zij weet of wat ik begrijp. Het zou voor het laatst zijn, zegt zij. En al weet ik niet wat zij bedoelt, als zij zegt: voor het laatst en de schandelijke straf trotseert, dan durf ik zelf voor haar te smeeken. Zij is niet meer die men als Pandorra kende. Een rustig leven was het dat wij leidden, die drie maanden in Venetië, en wij, die haar vrienden zijn, zouden wenschen dat het zoo mocht blijven. Er komt in ieder leven een tijd van inkeer, ieder mensch wendt eenmaal zijn oogen van de wereld af en ziet in de schoonheid van zijn wezen, dat is de tijd van zijn geluk, de tijd wanneer hij den schat ontdekt dien hij heeft meegebracht. Daarna leeren de meesten dat zij, om hier een plaats te houden, als de anderen moeten zijn, wereldsch met de wereld. Maar er zijn er die niets,

ook niet het minste van hun hoogheid missen kunnen, en deze gaan. Madonna is schoon geworden, heer, van die schoonheid die hier niets behoeft. En als zij met deze stem spreekt van voor het laatst, dan vrees ik.

BORSO,

Waar is zij?

DINO.

Hier dicht bij, zal ik haar halen?

CIPRIAN.

Een machtig man kan genadig zijn. Laat zij u zien.

PERINO.

Waar is zij?

CIPRIAN.

Zij wacht in een huis in deze straat.

PERINO.

Vreest gij

-CIPRIAN.

Dat zij genoeg heeft.

PERINO.

Laat mij denken. In Venetië was zij?

CIPRIAN.

Ja. Wij woonden in een groot huis dat een vriend voor madonna had gereed gemaakt. Zij ontving er niemand, zij is er geen enkel keer uit geweest. Alleen zat zij iederen dag, en niemand dan Cintia of haar kamervrouw kwam bij haar. En op een morgen, het is een week geleden, riep zij mij bij zich om over al haar zaken te beschikken. Dien avond was er feest in huis met enkele heeren die zij nooit gezien had. Een droevig feest voor ons, zij sprak geen woord, zij zat er of zij niets hoorde. Cintia kwam weenend bij mij, wij wisten het beiden: de vroolijkheid kon niet meer baten.

PERINO.

Ik weet het.

CIPRIAN.

Wanneer de geest zóó wordt beheerscht door één gedachte wint hij alles, of hij verliest.

PERINO.

En als zij wint

-BORSO.

Ga, Perino, eén oogenblik maar, ga.

Zeg aan madonna

-CIPRIAN.

Wat zal ik zeggen?

PERINO.

Zeg dat de kanselier niet komen kan. Zeg dat ik haar gebied uit de stad te gaan. Zeg ook dat ik aan haar denk, en dat ik haar zien zal, maar niet hier, niet hier.

BORSO.

Ik smeek je.

CIPRIAN.

Niet anders?

PERINO.

Ik heb duidelijk gesproken.

DINO.

Een ellendig antwoord.

CIPRIAN.

Ik zeg u: zij heeft genoeg.

PERINO.

Ga heen, ik wil niet hooren.

BORSO.

Breng mij bij haar.

CIPRIAN.

Wij kwamen voor heer Bongardo.

BORSO.

Zeg dan waar zij is.

CIPRIAN.

Vergeef mij. Kom, Dino.

Ciprian en Dino gaan.

IV. Perino, Borso.

BORSO.

Het is al te hard, al te wreed.

PERINO.

Ja, hard, hard.

BORSO.

Zal ik ze terugroepen?

PERINO.

Neen, neen, ik wil niet anders. Blijf, je weet dat ik niet wil.

BORSO.

Ik begrijp je niet. Toen zij verbannen werd ben je uit vrijen wil gegaan, alleen om haar te zien, om haar te troosten, en nu zij in nood is, nu zij je smeekt te komen voor zij wanhopig wordt, nu blijf je hardvochtig weg. Het is of je vreest. Maar ik herinner mij, dat je dien avond voor haar vertrek geen enkele vrees hadt.

PERINO.

Vrees, dat is het woord.

BORSO.

Nu het kwaad gerucht zijn loop begonnen is.

PERINO.

Niet dat, niet het kwaad gerucht, de kuiperijen, de verborgen strikken vrees ik, dat alles zou mij kunnen nederwerpen zonder mij te deren. Al de jaren dat je mijn gedachten kent heb je gezien dat ik maar één begeerte had: een goede stad te maken waar de menschen, die broeders en vrienden moeten zijn, goed samen wonen. Mijn stad! Ik heb in den tijd toen wij mannen werden geen liever droom gehad dan dat

hier de plek zou zijn waar broederschap een waarheid is. Op deze plek het beste dat ik weet. Zooals anderen smachten en zuchten om een vrouw, zoo heb ik hier gedwaald, 's morgens in het eerste licht, 's middags in de heete zon, in donker wanneer een ieder sliep, het kleinste hoekje en het kleinste huis heb ik liefgekregen, en ik heb altijd geweten dat de grond die mij droeg de liefste is van heel de wereld. De

lichtvaardigheid van onzen jongenstijd is voorbij; toen wij groot werden en de hemel gaf niet wat groote menschen noodig hebben zeiden wij de gebeden met minder ernst dan vroeger de aftelrijmpjes. Wat blijft er over? Gelukkig wie lachen kan of

bidden. Ik heb alleen den wil om deze stad voor allen lief te maken. Maar dit heb ik, dit kan geen mensch vernietigen.

BORSO.

Dat weet ik, dat weten wij allen, en daarom ried ik je te wachten tot een anderen tijd. Maar als je de vijanden niet vreest, wat weerhoudt je dan?

PERINO.

Vrees, voor haar, misschien. Je vroeg wat ik doen zal tegen het gevaar.

BORSO.

Perino! Tegen dat gevaar was je behoed.

PERINO.

Dat hoop ik, ja, ik bid dat die goede geest over mij waken wil. De hemel weet hoe oprecht mijn hart was, hoe ik rustig en sterk te leven zocht voor de stad en voor Serafina. Dag na dag heb ik te strijden door de zwakheid van één avond.

BORSO.

En dag na dag heb je 't mij verzwegen, dag na dag heb je gezien waar mijn verlangen was en je hebt mij aangehoord zonder iets er van te zeggen. En mijn zuster was maar een goede geest die je behoeden moest. Wat zul je doen als Mira gevonden wordt?

PERINO.

Vraag dat niet.

BORSO.

Als haar kwaad gedaan wordt verlies je een vriend. Zeg mij, waarom is zij teruggekomen?

PERINO.

Je hebt het gehoord.

BORSO.

Zij kwamen voor Bongardo. Het zal zoo zijn. En je weet het en je helpt haar niet! O hardvochtigheid! Dat uit de zwakheid van dien eenen avond ook dit nog komt, ik had het niet gedacht, ik had het niet gedacht! Je huis staat naast het onze, Perino, maar laten wij weinig spreken tot je hart weer bij ons woont.

PERINO.

Dwaas, ben ik het die iets gedaan heb? Heb ik haar hier geroepen? Kan ik haar helpen zonder anderen te schaden? Zou ik je in den weg staan?

Nanni komt.

NANNI.

In document De Gids. Jaargang 83 · dbnl (pagina 54-61)