• No results found

Perino, Mira, Montalto, Borso

In document De Gids. Jaargang 83 · dbnl (pagina 81-99)

BORSO.

Mira.

PERINO.

Hebt gij overlegd?

MONTALTO.

Ja. Met vrienden die ik vertrouw. Heb je nagedacht over het belang van onze stad?

PERINO.

Ik heb nagedacht en besloten. Morgen breng ik mijn staf naar den Palazzo.

MONTALTO.

Wij kwamen ook tot dat besluit. Er werd gezegd: Terwijl wij samen zitten om te overleggen hoe wij onzen kanselier van laster zullen zuiveren, lacht iedere dienaar van zijn huis om onze onnoozelheid. Wij kunnen ons niet beklagen.

BORSO.

Hoe wist gij?

MONTALTO.

Zacht, Borso. Ik wist niets, want toen ik dit huis verliet ging ik om te leeren. En mijn vrienden wisten wat Ruffini wist. Wij beklagen ons niet, zeg ik. Maar Bongardo

PERINO.

Ik zal morgen gaan.

MONTALTO.

Natuurlijk. En je zult eerlijk gaan. Je zult je plicht doen. Er zal gezegd worden: hij was een slachtoffer van kuiperijen, of van een zwakheid, maar valsch was hij niet. Madonna, voor sommige menschen is de wereld hard en het lot dat zij te dragen hebben schijnt onrechtvaardig. Men zal u straffen omdat gij de wet gebroken hebt, de straf zal zwaar zijn. Heer Bongardo wordt ook gestraft,

44

en wat hem treft, treft anderen die onschuldig zijn. Als hij u overgeeft aan de wet, bedenk dat hij het aan de stad verplicht is en niet anders mag.

MIRA.

Hij zal zijn plicht doen.

BORSO.

Dat zal hij niet.

MONTALTO.

Borso?

BORSO.

Hij zal haar niet overgeven.

MONTALTO.

Vraag het hem.

BORSO.

Is het niet vreeselijk dat zij verbannen is?

MONTALTO.

Dat is een zware straf.

BORSO.

Moet zij nog gemarteld worden? gebrandmerkt met het ijzer?

MONTALTO.

Madonna, ik zou wenschen dat mijn zoon de wet gemaakt had.

BORSO.

Wie heeft er schade van als zij nu de stad verlaat?

MONTALTO.

Perino, want hij weet dat ieder burger een banneling die hier gevonden wordt moet overgeven. Ik, want ook ik weet het.

BORSO.

Laat mij haar brengen.

MONTALTO.

Perino heeft haar gevonden.

PERINO.

En ik zal haar brengen.

Nanni komt.

BORSO.

Ik zal je haten.

MIRA.

Ik kom.

NANNI.

Er zijn verspieders van de wacht, heer.

MONTALTO.

Zij kunnen berichten wat zij zien.

Perino en Mira gaan.

BORSO.

Zal hij het doen?

MONTALTO.

Eerlijk is hij wel.

Derde bedrijf.

Florence, zaal in Bongardo's huis.

I. Perino, Borso.

PERINO.

Wat breng je?

BORSO.

Zijn wij geen vrienden meer?

PERINO.

45

BORSO.

Laat het vergeten zijn, de dagen gaan snel voorbij. Het was niet goed je alleen te laten, maar ik dacht enkel aan mij zelf en ik kon niet met je spreken. Maar nu ik moet komen kom ik met open hand. Het is donker nieuws.

PERINO.

Wat is er?

BORSO.

Dat weet ik niet. Je ziet dat mijn vader je vermijdt. Hij peinst, hij kijkt mij onderzoekend aan en doet vragen die ik niet begrijp. Er is onrust in ons huis. En zooeven toen hij gereed stond om uit te gaan, keerde hij terug en riep mij. Laat hij zich rechtvaardigen, zei hij, en spoedig, niet voor mij, maar in het bijzijn van vrienden in den Stato. Rechtvaardigen? vroeg ik, en het eenige wat hij zei was: Laat hij komen nog dezen middag, het is vreeselijk waarvan hij wordt verdacht.

PERINO.

Is zij er in genoemd?

BORSO.

Van haar heeft hij niet gesproken. Maar als ik mijn vader goed versta moet er iets ergers zijn. Is zij nog in de stad, of in het gebied?

PERINO.

Ja.

BORSO.

Maar zij mag niet blijven.

PERINO.

Ik weet niet hoe ik haar weg kan voeren.

BORSO.

Laat mij het doen. Waar is zij?

PERINO.

Hier.

BORSO.

Hier!

PERINO.

Je hebt gezien dat zij dien avond niet buiten het huis kon komen. En wij worden nog even scherp bewaakt.

BORSO.

Hier is zij gevangen.

PERINO.

Zij durft niet heen te gaan.

je haar verbergt zou hem te veel zijn.

PERINO.

Vermoedt hij iets? wat denk je?

BORSO.

Vermoedt hij het? zou dat het zijn? Kom mee, gauw, hij is nu in den Palazzo met Corsini en de anderen die nog je vrienden zijn, kom.

PERINO.

Waarom? Wat heb ik daar te zeggen.

BORSO.

Dat zij niet hier is, dat je niet schuldig bent. Kom, ik heb geen rust.

PERINO.

46

BORSO.

De smart er van draag je niet alleen; wat haar kan treffen weet je, maar er zullen tranen zijn die je niet ziet. Draag den lichteren last om anderen te sparen. Maar mijn vader sprak van iets vreeselijks en ik ken maar één ding dat hij zoo noemt. Is dit het eenige waarvan je verdacht kunt zijn?

PERINO.

Tot nu toe.

BORSO.

Kom dan. En laat mij zorgen voor haar veiligheid.

Nanni komt.

NANNI.

Heer Rossi, heer Ruffini.

BORSO.

Nu niet, ik kan hem nu niet zien. Spreek later met ze.

Rossi en Ruffini komen.

II. Perino, Borso, Rossi, Ruffini.

ROSSI.

Een ernstig woord, Bongardo.

PERINO.

Wees kort, ik heb weinig woorden.

ROSSI.

Herinnert ge u de belofte?

PERINO.

Ja. Ik heb haar beschermd zoo lang ik macht had.

ROSSI.

Gij zoudt welgezind zijn. Moet ik de belofte naar den geest of naar de letter nemen?

PERINO.

Naar beiden, zoo gij wilt.

ROSSI.

Dan zult gij ook welgezind zijn nu gij niet beschermen kunt?

PERINO.

Mijn vriend Ruffini heeft weer een vrouw gezien die hij voor Madonna Mira houdt.

RUFFINI.

Ernstig, goede vriend, ernstig zou het zijn.

ROSSI.

Je verstaat den ernst niet.

PERINO.

Is het voor u belangrijk haar te zien?

RUFFINI.

Er is geen belang voor mij u te zeggen wat ik zie, maar Rossi ter wille ben ik hier gekomen. Ik heb Pandorra gezien en meer dan eens.

BORSO.

Wees zoo goed madonna Mira te noemen zooals zij heet.

RUFFINI.

Doet het u genoegen?

BORSO.

Zij heeft er recht op.

PERINO.

Waar hebt gij haar gezien?

RUFFINI.

47

van spreken laten. Ik heb haar gezien waar iedere voorbijganger haar zag, achter het bovenvenster van dit huis.

PERINO.

Zijt gij zeker dat zij het was?

RUFFINI.

Mag ik een rechter halen om het vast te stellen? Maar het spel verveelt mij, ik heb niets meer te zeggen. Nog eens: als je Pandorra niet aan den paal wilt zien, bevrijd haar dan uit deze handen.

BORSO.

Je hebt haar gezien? waarom heb je niet dadelijk gewaarschuwd? heb je het weer listig rondgestrooid?

RUFFINI.

Geen noodelooze drift. Al wordt ge nog zoo boos, u behoort Pandorra niet.

BORSO.

Madonna Mira zeg ik.

RUFFINI.

Mag ik Pandorra zeggen?

BORSO.

Dat zul je niet.

RUFFINI.

Wenscht ge meer dan woorden?

BORSO.

Ik wil je geven wat je toekomt.

ROSSI.

Vecht later, heeren, en niet hier.

RUFFINI.

Houdt dien jonkman voor hij zich bezeert.

BORSO.

Jij bent het die haar van Prato hier gebracht hebt, jij bent het die het stinkend werk van den verklikker doet. Kom.

Borso en Ruffini vechten.

ROSSI.

Houd hem, geen ongeluk hier.

RUFFINI.

O!

Ruffini valt.

RUFFINI.

Ja, gewroken. Ik haat je. Een ander zal haar niet hebben.

ROSSI.

Het is uit. Ga waar geen haat is, waar je de bittere gedachten van geen vijand hoeft te vreezen. Heeren, hij kan geen kwaad woord van ons hooren, maar opdat de levenden elkaar begrijpen, dit: ik wist wie hij was en wat hij deed, ik hield hem bij mij, omdat hij gevaarlijk was.

PERINO.

Hij is het niet meer.

ROSSI.

Hij heeft verwanten, vergeet het niet, Montalto. Voor u wil ik getuigen dat hij eerlijk viel.

PERINO.

Gij wilt uw bijstand geven dat het gerecht dit huis verschoont?

ROSSI.

48

BORSO.

Men wacht mij in den Palazzo.

ROSSI.

Maar dit is dringend. Wie hier komt onderzoeken vindt wat u beiden schuldig maakt en anderen groote smart zou geven.

BORSO.

Ga alleen, Perino, wij spreken daarna verder.

ROSSI.

Van u eisch ik voor Valdarno, die het mij heeft opgedragen, dat gij zijn dochter terug laat keeren.

PERINO.

Ik houd haar niet gevangen.

ROSSI.

Laat haar dan gaan. Wanneer zij terugkeert onder haar vaders hoede en ik waarborg met mijn woord dat zij de wet niet breekt, dan stelt de balie de bestraffing uit. Als zij hier gevonden wordt, baat uw hulp noch de mijne.

PERINO.

En waarom geeft ge uw woord?

ROSSI.

Ja, laten wij niets verbergen. Uw oogmerk ken ik niet, het mijne is klaar, gij moogt het zien. Gij hebt gehoord hoe het Valdarno's wensch was dat zijn dochter mijn vrouw zou worden; ook ik wenschte het en zij zelf had reeds toegestemd toen zij haar woord terugnam. Het mijne heeft zij nog en daarom wil ik dat zij, zoolang zij in de stad mag zijn, haar keuze kan overwegen. Wat zal zij kiezen, meent gij?

PERINO.

Ik kan het niet zeggen.

ROSSI.

Wij denken dat Ruffini haar in dit huis bracht, met de bedoeling die gij kent, maar wij zien geen reden dat zij hier zou blijven. Antwoord, Bongardo, zooals ik met u spreek: Wilt gij haar tot uw vrouw? Goed, antwoord niet. Maar, zoo gij het beiden wilt zal ik u niet weerstaan; zoo een van u niet wil, vraag ik dit alleen: sta gij niet in mijn weg. Wat zegt gij?

PERINO.

Ik zal niet opzettelijk in uw weg staan.

ROSSI.

Niet opzettelijk?

PERINO.

ROSSI.

Zult gij spreken in haar belang?

PERINO.

Vertrouw mij.

ROSSI.

Goed. Maar verder eisch ik dat zij dezen dag dit huis verlaat. De machten waarvan hij het geheim heeft meegenomen zijn aan het werk, wie weet hoe snel zij ons overvallen.

49

PERINO.

Vanavond gaat zij, met u of met een ander. Ik wacht u zoodra het donker is.

ROSSI.

Ik dank u. Nog dit: wees op uw hoede, als men u niet treffen kan door Mira zal men u treffen op andere wijze. Ga liever heen. Montalto, kom, ik volg u naar de balie.

PERINO.

Ik zal het niet vergeten. Nanni!

BORSO.

Ga nu, ik kom spoedig weer.

Nanni komt.

PERINO.

Draag heer Ruffini in de voorzaal.

ROSSI.

Moge hij de laatste zijn die haar den naam gaf van het verderf.

Nanni, Borso en Rossi gaan.

III. Perino, Mira.

Mira komt.

MIRA.

Wat was er?

PERINO.

Heb je 't gehoord?

MIRA.

Ik hoorde luide stemmen en een kreet, het maakte mij angstig.

PERINO.

Ruffini is verslagen.

MIRA.

Hij was 't die riep? Arme Ruffo. Door wien?

PERINO.

Hij tergde Borso en Borso was hem te vlug.

MIRA.

Je moet nu weg. Voel je niet hoe ieder uur benauwder wordt?

MIRA.

Waarheen? Maar als ze komen. - Vlucht, vlucht nu het nog tijd is, mij kan geen kwaad gebeuren. Ga heen, als zij komen draag ik alleen de schuld.

PERINO.

Hoe dikwijls heb ik je gesmeekt, hoe dikwijls heb je kunnen gaan, alles was gereed.

MIRA.

Ik durf niet meer.

PERINO.

Het was goed beraamd. Serafina zou het niet wagen als zij niet zeker wist dat zij het kon.

MIRA.

Ik durf niet.

PERINO.

Is het gevaar niet hier? Je ziet het nu dichtbij.

MIRA.

Ja, het komt. Wacht niet, ga, ga weg van die valsche stad.

PERINO.

50

MIRA.

Niets, niets, niets, als het dat alleen was.

PERINO.

Voor mij is er geen gevaar zoodra ik hier alleen ben.

MIRA.

Neen, het zal erger zijn als ik niet bij je ben, waarom anders voel ik dien angst? Ik denk gedurig wat het zijn kan, ik zie het voor mij: ik kom buiten, ik word

meegenomen, morgen gebeurt het op de Piazza, dan brengen ze mij weer uit de stad en ik ben alleen. Hoe weet ik dan wat hier gebeurt? wat zullen ze je doen? Neen, ik durf niet.

PERINO.

Je moet, vandaag. Als je blijft zie je een erger slag.

MIRA.

Ik zal gaan, maar niet alleen.

PERINO.

Kies zelf: Borso, of Serafina, of haar vrouw zal je brengen naar een plaats die voor den eersten nacht gereed is, en morgen ga je verder.

MIRA.

Niet alleen.

PERINO.

Of het andere: Rossi komt vanavond en brengt je bij je vader, hij zal je beschermen.

MIRA.

Moet ik met Rossi gaan?

PERINO.

Het een of het ander. Hij is nu machtiger dan ik, onder zijn waarborg ben je veilig.

MIRA.

En jij.

PERINO.

Met mij is er niets.

MIRA.

Als ik in de stad ben kan ik meer doen dan daar buiten. Maar Rossi wil zijn loon.

PERINO.

Niet anders dan als je het geven wilt.

MIRA.

Als ik zijn vrouw ben.

-PERINO.

Perino! Ik had niet moeten komen, ik had moeten doen wat ik wilde. Het wachten blijft, of het hier is of hier vandaan. Maar hier is 't erger, hier heb ik dien angst. De donkere kleuren van dit huis hebben mij zoo gemaakt.

PERINO.

Als Rossi je beschermt, of als je buiten het bereik van onze wet bent, kunnen ze je niet folteren. Waarvoor dan angst?

MIRA.

Niet daarvoor zeg ik immers. Wat zou 't mij deren? Maar als de straf zoo viel dat ik je niet meer zien kon.

PERINO.

Wie zal zeggen wat de toekomst heeft? Als je hier bent en ik daarginder, of als je gaat en ik blijf hier,

51

zal het dan niet zijn zooals wij wisten? Wij zullen beiden wachten en ieder leven gaat zooals het moet.

MIRA.

Wanneer komt de tijd dat wij elkaar geheel verstaan? Ik heb gezegd: wij zullen eeuwig samen zijn, maar zoolang ik je niet heb, zoolang ik om je roepen moet zal ik twijfelen en bang zijn. En als ik bid zal ik niet weten of ik gehoord word. Hebben de jaren van mijn domheid mij zoo gemaakt of ben ik zoo geboren? Neen, ik ben altijd dezelfde geweest, ik heb altijd dit vuur gehad dat alles wil en ik heb heel mijn leven vergetelheid gezocht. Maar nu ik je gezien heb wil ik niet meer vergeten, nu moet ik nemen wat altijd van mij geweest ls. Ik kan niet meer verwachten, ik kan niet meer gelooven, de Heiligen en de Allerheiligste niet, als ik jou niet heb. O hart, hart, o mijn zalig hart, hier wil ik je hebben. Help mij, ik word slecht, ik zou je vernielen, maar dat ben ik niet, dat is de begeerte. Help mij, zie, ik laat je los.

PERINO.

Zoo is het schooner.

MIRA.

Het is slecht, ja, ik weet het. Maar er is ook iets goeds in mij.

PERINO.

En dat moet wachten tot ik kom en blijf.

MIRA.

Spreek zoo wanneer ik weg ben, ik zal je stem hooren en rustig zijn.

PERINO.

De tijd gaat snel als wij het zoo verlangen. Heb je gekozen?

MIRA.

Ik zal gaan. Met Rossi of met Serafina, het is eender.

PERINO.

Zeg met wien.

MIRA.

Met haar, dan blijf je hier.

PERINO.

Als je haar in den tuin ziet roep haar en overleg met haar. Maar blijf niet hier, ga naar je kamer. Ik moet naar den raad.

MIRA.

Zal ik je nog zien? Dwaze vraag, het is lang geen avond. Zeg mij nog: Had Ruffini om mij getwist?

PERINO.

Iets waarin je naam genoemd werd gaf de aanleiding.

MIRA.

PERINO.

Daar is zij - Serafina! Ik ga.

MIRA.

52

PERINO.

Wees gerust en wacht.

Perino gaat.

MIRA.

Wachten, ik moet wachten.

Serafina komt.

In document De Gids. Jaargang 83 · dbnl (pagina 81-99)