• No results found

In 1993 heeft het Ministerie van Verkeer en Waterstaat besloten dat er een snelweg moest komen tussen Eindhoven en Oss. Hieraan was sinds 1991 beleidsvoorbereidend werk gedaan door RWS, onder andere in de vorm van een tracénota en een MER. Een deel van het traject loopt tussen Uden en Veghel. De aanleg van de snelweg tussen Uden en Veghel wordt geïntegreerd in een AanpassingsInrichting (API)50. Daarin

wordt de inrichting van het gebied integraal aangepakt.

De API is een coproductie van allerlei betrokkenen. Rijkswaterstaat heeft als initiatiefnemer voor de API een verzoek ingediend bij het ministerie van LNV. De Pro- vincie Noord-Brabant heeft een landinrichtingscommissie ingesteld en aan deze com- missie opdracht gegeven de API uit te realiseren. In de landinrichtingscommissie zitten vertegenwoordigers van de landbouw (ZLTO), natuur- en milieu (IVN), Rijkswater- staat, de provincie, gemeenten, het waterschap en de DLG. DLG is gedelegeerd op- drachtnemer en heeft daarmee een organiserende en faciliterende taak bij de uitvoering API (Landinrichtingscommissie A50, 2000). Rijkswaterstaat financiert een groot deel van de API, omdat zij de aanleg van de snelweg betaalt. Voor de uitvoering van de API wordt een stuurgroep en een begeleidingscommissie opgericht.

De API heeft twee hoofddoelstellingen: het tegengaan en opheffen van de snij- en omrijschade in de landbouw die ontstaat door de aanleg van de A50 en de reali- satie van het natuurcompensatieplan A50 (ibid.). Deze laatste doelstelling is opgenomen omdat de aanleg van de A50 negatieve effecten heeft op de natuur. Er moet een stuk bos verdwijnen en de snelweg werkt verstorend op de natuur in de omgeving. Rijkswa- terstaat moet zorgen voor natuurcompensatie. Deze casus zoomt in op de natuurcom- pensatie.

In 1995 wordt een natuurcompensatieplan gemaakt, waarin onder andere wordt vastgelegd hoeveel hectaren natuur er gecompenseerd moet worden en welke soort natuur gecompenseerd moeten worden (zogenaamde doeltypen). Ook wordt bij- voorbeeld vastgelegd dat er verbindingen voor dieren moeten worden aangelegd en dat de grondwaterstand op peil moet worden gehouden.

Voor de API Uden-Veghel moeten vier natuurtypen worden gecompenseerd: structuurrijk natuurgebied, bos, grasland en moeras. Het grootste deel van het opper- vlak aan natuurcompensatie wordt gerealiseerd in zogenaamde vlakdekkende natuur (80 ha), een klein deel via lijnelementen (12 ha). Er is vastgelegd dat aankoop van grond niet via onteigening mag maar op vrijwillige basis plaats moet vinden. Als grondbezit- ters niet willen verkopen vindt er geen transactie plaats.

50 Een Aanpassingsinrichting is een vorm van landinrichting. Andere vormen van landinrichting

zijn Herinrichting en Ruilverkaveling. Bij Aanpassingsinrichting wordt niet alleen een gebied opnieuw ingericht, maar wordt ook infrastructuur van nationaal of regionaal belang ingepast. Anders dan bij herinrichting kan bij een aanpassingsinrichting geen onteigening van grond plaats- vinden.

Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor de natuurcompensatie. Deze organisatie moet ook garanderen dat de natuur duurzaam in stand gehouden wordt. Er is vastgelegd dat Rijkswaterstaat het beheer over de eerste 10 jaar betaalt, en dat andere partijen (de ter- reinbeheerders) dit daarna overnemen. Het verkrijgen van de nodige grond op de juiste plaats is geen eenvoudige klus, zoals later in dit hoofdstuk duidelijk zal worden. In het najaar van 2000 blijkt dat de natuurcompensatie van de vlakdekkende natuur al een heel eind gevorderd is, maar dat de realisatie van de lijnelementen nog niet op gang is gekomen. De realisatie van de lijnelementen is voor de initiatiefnemer Rijkswaterstaat echter wel van elementair belang, omdat mede op grond van de realisatie van lijnele- menten wordt bepaald of RWS voldoet aan haar compensatieplicht en of zij de A50 tussen Uden en Veghel mag aanleggen.

Er zijn globaal twee mogelijkheden om de lijnelementen te realiseren. De eer- ste is de grond aankopen en vervolgens partijen zoeken die de lijnelementen tegen beta- ling willen aanleggen en beheren. De tweede is om de grond in eigendom te laten bij de bestaande grondeigenaren, en hen te betalen voor de aanleg en het beheer van de ele- menten.

Omdat de natuurcompensatie op vrijwillige basis dient te gebeuren, moeten alle eigenaren van grond waar lijnelementen zijn gepland meewerken om een lijnele- ment te kunnen realiseren. DLG heeft als begeleider en facilitator van het natuurcom- pensatieproces de taak om te onderzoeken of aankoop van grond mogelijk is en poten- tiële beheerders te vinden. Het blijkt dat enkele boeren geen grond willen verkopen, zeker niet wanneer het slechts om een strookje grond gaat. Daarbij komt dat een poten- tiële beheerder van de te realiseren lijnelementen, in casu Staatsbosbeheer, aangeeft dat zij niet geïnteresseerd is in het beheren van de lijnelementen omdat zij meent dat het veel mensuren kost en ecologisch gezien relatief weinig oplevert. Gemeenten staan ook niet direct te springen om nieuwe taken wat betreft het beheren van natuurelementen. Al met al blijkt het moeilijk om een beheerder te vinden. RWS en DLG zitten met het probleem dat zij de lijnelementen niet volgens de geplande manier lijken te kunnen realiseren. Zij beginnen langzamerhand na te denken over de optie om agrariërs te vra- gen of zij de lijnelementen op hun eigen grond tegen een vergoeding zouden willen beheren. Natuurcompensatie via agrarisch natuurbeheer wordt dan een serieuze optie. In dat geval hoeft de grond namelijk niet te worden aangekocht. ZLTO heeft ook inte- resse, omdat agrarisch natuurbeheer een inkomstenbron kan vormen voor boeren, om- dat het onderhouden van natuurelementen goed is voor het imago van boeren en om- dat het zorgen voor landschap en natuur de positie van de landbouw in het landelijk gebied zou versterken.

Drie partijen, namelijk DLG, Rijkswaterstaat en ZLTO zien mogelijkheden in agrarisch natuurbeheer en gaan ermee aan de slag. Zij starten een verkenning om te kijken hoe de lijnelementen via agrarisch natuurbeheer gerealiseerd kunnen worden.

Natuurcompensatie via agrarisch natuurbeheer is op dat moment echter nog nauwelijks toegepast in Nederland, en er blijken veel zaken onbekend en onzeker te zijn. 51

Het is ondermeer niet duidelijk hoe de financiering van het agrarisch natuurbeheer op de lange termijn geregeld kan worden en hoeveel het gaat kosten. Hierover moet in- formatie worden verzameld en er moet worden onderhandeld met de ZLTO. Ook is onduidelijk in hoeverre een wijziging van bestemming nodig is om te zorgen dat de lijnelementen duurzaam worden onderhouden.

Ondanks de investeringen die diverse partijen doen in het zoeken naar informa- tie, onderling afstemmen en onderhandelen, blijven belangrijke zaken rond de financie- ring en bestemming van de grond onduidelijk en komen de partijen niet tot gezamenlijk plan.

Terwijl het zoek- en verkenningsproces aan de gang is, blijven de grondaanko- pers alert op mogelijkheden om de grond voor de lijnelementen aan te kopen. Op zeker moment blijkt dat de grond onder de lijnelementen toch aangekocht kan worden. Hier- op wordt besloten om deze gronden aan te kopen en niet verder te gaan met agrarisch natuurbeheer. In plaats daarvan vraagt men de gemeenten in het gebied om het beheer van de lijnelementen te gaan doen. Na enig overleg blijken deze daartoe bereid, waar- mee het plan om natuurcompensatie via agrarisch natuurbeheer te realiseren van de baan is.