• No results found

E l e me n t e n v a n p r o c e s v e r t r o u w e n

Procesvertrouwen kan worden omschreven als de verwachting dat het verloop en de uitkomst van een beleidsproces positief zal zijn (zie ook Eshuis, 2006; Eshuis en Van Woerkum, 2003). Het is gebaseerd op een combinatie van vertrouwen in individuen,

institutionele arrangementen en instituties (zie figuur 2.1).35 Voordat actoren vertrou-

wen in het goede verloop en resultaat van een proces, moeten ze een zekere mate van vertrouwen hebben in de mensen die er bij betrokken zijn, de institutionele arrange- menten die aangewend worden, en de instituties die een rol spelen in het beleidsproces. Figuur 2.1. Elementen van procesvertrouwen

Procesvertrouwen

Vertrouwen in individuen Vertrouwen in institutionele arrangementen

Vertrouwen in instituties

In het bovenstaande model zijn vertrouwen in individuen, vertrouwen in institutionele arrangementen en vertrouwen in instituties de bouwstenen van procesvertrouwen. An- ders gezegd: procesvertrouwen is opgebouwd uit een combinatie van vertrouwen in individuen, institutionele arrangementen en instituties. Individuen, institutionele arran- gementen en instituties vormen de objecten van vertrouwen, ofwel de entiteiten die vertrouwd worden. Deze objecten van vertrouwen vormen de bases van vertrouwen in een beleidsproces.

Het idee dat deze drie elementen de bouwstenen vormen voor procesver- trouwen heeft te maken met het inzicht dat Granovetter (1985: 491) al beschreef: per- soonlijke relaties zijn weliswaar een voorwaarde voor vertrouwen, maar vaak niet vol- doende om vertrouwen te garanderen. Institutionele arrangementen zoals contracten en organisaties spelen een rol bij het vergroten van vertrouwen in het gedrag van individu- en. De opzet van beleidsprocessen wordt in belangrijke mate bepaald door institutione- le arrangementen zoals begrotingen, contracten, werkafspraken, projectplannen, stap- penplannen en werkgroepen. Echter, noch institutionele arrangementen, noch institu- ties kunnen betrouwbaar gedrag van individuen zeker stellen. Daarmee blijft vertrou- wen in individuen van belang.

Luhmann (1979) gaat preciezer in op de samenhang tussen vertrouwen in in- dividuen en instituties. Hij stelt dat vertrouwen in instituties die op de achtergrond aanwezig zijn, van belang is bij het ontwikkelen van vertrouwen tussen individuen: “the legal situation and the possibility of sanctions in the event of breach offer some support to someone considering whether to trust” (Luhmann, 1979: 35-36). Dankzij de (latente) aanwezigheid van instituties zoals wetten hoeven individuen minder bang te zijn dat hun vertrouwen in een ander individu zal worden beschaamd. Daardoor kan vertrou- wen tussen individuen zich gemakkelijker ontwikkelen. Luhmann laat hiermee zien hoe

35 Zie paragraaf 2.6.5 voor een definiëring van deze begrippen. Overigens verschilt deze categori-

sering enigszins van de categorisering in Eshuis en Van Woerkum (2003). Het belangrijkste ver- schil is dat in plaats van vertrouwen in organisaties, vertrouwen in institutionele arrangementen wordt gebruikt. Dit om ook institutionele arrangementen zoals contracten en certificeringsyste- men te kunnen onderzoeken.

vertrouwen in instituties en vertrouwen in individuen samengaan en elkaar kunnen ver- sterken.

Luhmann benadrukt overigens dat het in een vertrouwensrelatie van belang is dat instituties latent aanwezig zijn, en alleen in uiterste noodzaak worden gemobiliseerd. In het geval van vertrouwen opereren instituties “tacitly, without poisoning the rela- tionship with the threat of sanctions and thus putting paid to emergent trust” (Luhmann, 1979: 36). Wanneer de instituties worden gemobiliseerd, is de relatie eigen- lijk al gederailleerd. Vertrouwen wordt geschaad en de nadruk komt te liggen op con- trole en dwang in plaats van vertrouwen.

Theoretici zijn ingegaan op het belang van vertrouwen in individuen en instituties in contemporaine, (hoog)moderne samenlevingen. Sociologen als Luhmann (1979) en Giddens (1990; 1991), maar ook Bachmann (2001) en Zucker (1986) benadrukken het belang van vertrouwen in instituties. Volgens Bachmann is institutioneel vertrouwen “most central to the functioning of modern socio-economic systems” (Bachmann, 2001: 348). Luhmann acht systeemvertrouwen essentieel in moderne maatschappijen omdat die als gevolg van een toegenomen differentiatie zeer complex zijn geworden (zie e.g. Laermans, 1997). Om temidden van deze complexiteit te blijven functioneren, moeten actoren via het mechanisme van vertrouwen complexiteit reduceren (cf. Luh- mann, 1979: 7). Luhmann stelt dat vertrouwen in individuen elementair is in interper- soonlijke relaties, maar dat participatie in functionele systemen zoals de economie of politiek niet langer gebaseerd is op persoonlijke relaties (Luhmann, 1988: 102).

Giddens signaleert dat veel instituties en sociale relaties in laatmoderne maat- schappijen niet langer zijn ingebed in een lokale omgeving, maar daaruit worden getild en opnieuw worden gevormd over grote afstanden in tijd en ruimte. Hij spreekt van disembedding social systems (Giddens, 1990; 1991; 1994). “The disembedded characteristics of abstract systems mean constant interaction with ‘absent others’ – people one never sees or meets but whose actions directly affect features of one’s own life” (Giddens, 1994: 89). Vertrouwen is gerelateerd aan onwetendheid en afwezigheid in tijd en ruimte (Giddens, 1991). Traditionele systemen steunden volgens Giddens sterk op ‘facework’ (Giddens, 1994: 89). Met betrekking tot laatmoderne maatschappijen onderstreept hij het belang van vertrouwen in expertise en stabiele en anonieme instituties. “Trust is therefore involved in a fundamental way with the institutions of modernity. Trust here is vested, not in individuals, but in abstract capacities” (Giddens, 1990: 26). Vertrouwen in individuen speelt volgens Giddens een rol waar individuen ‘toegangspunten’ zijn tot abstracte systemen. Giddens benadrukt de rol van experts als vertegenwoordigers van abstracte systemen, maar ook individuele ambtenaren vormt toegangspunten tot het abstracte systeem van de overheid.

Resumerend constateren zowel Giddens als Luhmann in hun verhandelingen over het functioneren van (laat)moderne maatschappijen, een wisselwerking tussen vertrouwen in individuen en vertrouwen in instituties. Daarbij benadrukken ze het be- lang van vertrouwen in instituties.

De positie die ik inneem wat betreft het gewicht van verschillende bouwste- nen van vertrouwen bij het vormen van procesvertrouwen, is dat dit per beleidsproces

kan verschillen. In het ene beleidsproces zal vertrouwen in enkele individuen een grote rol spelen, terwijl in een ander beleidsproces wet- en regelgeving van meer belang kan zijn. Welke betekenis verschillende vormen van vertrouwen hebben voor procesver- trouwen dient bepaald te worden via empirisch onderzoek.