• No results found

Bij de overwijzing naar de policie-rol van eene zaak, wordt tevens de dag bepaald, waarop de behandeling zal plaats

vinden

1

; de beklaagde en de getuigen worden door

tusschen-het bovenvermelde policie-rcglemcnt, is opzettelijk behandeld door Mr. T, E. der Kinderen in het R. T.deel X I , blz. 87volgg., alwaar de geachte schrijver tot het resultaat komt, dat de 12 eerste artikelen van hot re-glement van 1829 door de nieuwe wetgeving als vervallen zijn te be-schouwen, hetwelk ook het geval is met hot reglement op de admini-stratie der policie enz. dd. 10 Jan. 1819 (Stsbl. no. 20), terwijl art. 3i * van eerstgenoemd reglement alleen maar op inlandscho bedienden toepasselijk geacht kan worden, aangezien bij art. 1003 van het B. W. de huur van Europcsehe bedienden is geregeld.

1 Zie over art. 110 in verband met art. S3 R. O. eene circulaire van den P. G. dd. 19 Maart 1S59, hierachter onder no. 5 afgedrukt.

* Art. 368 schrijft voor, dat er zoo veel mogelijk twee malen iii elke week policie-rol zal worden gehouden, en dat zulks zal geschiede bepaalde, d. i. vaste dagen der week.

komst van het O . M . tegen dien dag opgeroepen ' ; op de teregtzitting wordt de beklaagde o n d e r v r a a g d , liet O . M . (de bijzittende Djaksa) gehoord, en is de beklaagde een vreemde oosterling, dan tevens een hoofd zijner natie ; de Voorzitter geeft daarop v o n n i s , met last om het onmiddelijk te execu-t e r e n , arexecu-t. 84 en 3 7 1 I. R . Geexecu-tuigenverhoor zal alleen dan plaats v i n d e n , wanneer of de door de getuigen bij het voorloopig onderzoek (instructie door den D j a k s a , art. 58 volkse.) afgelegde verklaringen de zaak niet tot duidelijkheid hebben gebragt of cle beklaagde ter teregtzifctnar nieuwe

<re-tuigen heeft voorgebragt.

I n beide gevallen echter is het al of niet hooren dier g e -tuigen aan het oordeel van den Voorzitter overgelaten , terwijl tevens het hooren onder eede van getuigen niet verpligtend is v o o r g e s c h r e v e n , art. 84 en 370.

M e t deze korte opgave der te volgen manier van proce-deren is nogthans niet bedoeld , dat de beklaagde geenerlei ex-ceptieve verdediging zoude k u n n e n voeren ; b. v. dat hij de exceptie van verjaring 2 niet zoude k u n n e n of mogen o p -w e r p e n ; het tegendeel is -w a a r ; ook hier bestaat het rëgt eener vrije verdediging en ook de Voorzitter der policie-rol, die

1 Wat is regtens , indien de beklaagden of de getuigen op die oproeping niet verschijnen ?

Onze Titel XII I. R. voorziet hierin niet; art. 12 policie-regl. 1829 slechts gedeeltelijk; zoude liet niet rationeel zijn, dat. de Voorzitter der policie-rol tegen onwillige getuigen dezelfde dwangmiddelen mögt gebrui-ken, als de Voorzitter eens landraads, regtdoende in zaken van over-treding? Krachtens art. 341 zijn derhalve de art. 251—253 I. It. in deze materie van toepassing. Niet opgekomen beklaagden, behoorlijk opge-roepen zijnde, worden alsdan bij verstek veroordeeld, art. 339.

* De termijn, welken de wet voor de verjaring der vervolging wegens policie-overtrcdingon heeft vastgesteld, is die van één jaar, art. 406 2"

lid in verband met art. 405 en 410 I. it. Zie hierbij het omtrent ver-jaring verhandelde in hoofdstuk IV. Echter moet men ook in het oog houden, dat door het voorloopig onderzoek, bedoeld bij art. 58 volgg. en art. 78 volgg., de zaak reeds tot klaarheid is gebragt, zoodat de openbare teregtzitting dikwijls eenc bloole formaliteit is.

1

maar eenigzins de verhevene en gewigtige roeping eens r e g t e r s e r k e n t , zal ook hier aan de beklaagden den waar-b o r g voor eene regtvaardige uitspraak niet willen onthouden.

Zoo spreekt de wet b. v. niet van de bevoegdheid tot w r a -k i n g des regters. E l -k Voorzitter zal echter uit -kieschheid gehouden zijn, zich in eene der gevallen van art. 4 1 4 van de behandeling der zaak te onthouden en voor dat geval zich op wettige wijze te laten vervangen. I m m e r s art. 4 1 4 , voorkomende onder de „Gemengde Bepaling en", z e g t : „geen regier" en laat hierop gcene uitzondering toe i.

O p het r e g i s t e r , bedoeld bij art. 369, wordt boven en behalve het aldaar v o o r g e s c b r e v e n e , door den Djaksa een-voudig aanteekening g e d a a n , of de beklaagde het feit, waar-voor hij teregt s t o n d , erkend of ontkend heeft, waar-voorts van de verklaringen door de getuigen i afgelegd, en eindelijk van de gevallene uitspraak ; de Voorzitter bevestigt de echtheid van dit alles met zijne onderteekening ; art. 370 4de lid.

Deze door hem gedane uitspraken zijn aan geene nadere of direkte voorziening o n d e r h e v i g ; over het toezigt op de policie-rol, bedoeld bij art, 1 1 1 I ï . O . , hebben wij reeds gesproken ' .

W a t de tenuitvoerlegging dor uitspraken in deze materie betreft, zoo vervallen ten deze alle formaliteiten, met uit-zondering van hot geval eeïier veroordeeling tot geldboete. T e w e t e n , de regtet' zal alsdan bij zijne uitspraak moeten

be-1 De speciale inrigtmg echter der policie-rol maakt liet toezigt op do nakoming dezer bepaling vrij lastig.

• d.i. van de getuigen bedoeld bij artikel 370 1° lid, hier wel te on-derscheiden van die, waarvan art. 8G9 spreekt. Ook op de getuigen bij de policie-rol is art. 431 van toepassing; Zij hebben evenzeer regt op schadeloosstelling. Bij besluit dd. 17 Sept. 1857 no. 17 (Bijbl. Stsbl.deel I I , blz. 424) is dan ook het daarop betrekkelijk tarief, vervat in de publi-catie van 10 Mei 1851 no. 23, gewijzigd bij Stsbl. 1857 no. 81, vantoe-passing verklaard op personen opgeroepen voor de policie-rol.

a Het appel, oi' in het algemeen elke voorziening, is door de laatste ziasnedc van ar!, 110 ix. O, bepaaldelijk uitgesloten.

palen : 1° binnen welken termijn de geldboete zal moeten vol-daan ssijn , en 2° het aantal d a g e n , welke de veroordeelde, we-gens het niet voldoen dier geldboete, in gijzeling kan worden g e h o u d e n , art. 3 7 1 . Overigens levert dit p u n t geene moei-jelijkheden op. D e t e n u i t v o e r l e g g i n g van den lijfsdwang t o c h , zal op dezelfde wijze plaats hebben als ten aanzien van burgerlijke zaken is voorgeschreven ' .

D e wetgever heeft echter gemeend in overtredingszaken, op de policie rol te behandelen , de gelegenheid te moeten geven tot voorkoming zoowel van de verwijzing naar de po-licie-rol (art. 8 4 ) , als van eene veroordeeling op de open-bare t e r e g t z i t t i n g , en dat wel door middel van betaling van het maximum der bedreigde g e l d b o e t e , met de geregtskos-ten of berusting in eene onvermijdelijke v e r b e u r d v e r k l a r i n g , art. 4 1 5 .

D e g e v a l l e n , waarin deze transactie is toegestaan, zijn vervat in art. 4 1 5 . V o l g e n s dat art. zal de beklaagde zich derhalve vooraf moeten wenden tot den Voorzitter der p o -licie-rol 2, met het verzoek om eene m a g t i g i n g , d. i. eene v e r k l a r i n g van bevoegdheid of liever toestemming tot die transactie en krachtens deze toestemming zal hij v e r v o l g e n s , binnon den in die schriftelijke magtiging gestelden termijn, aan den bij de wet aangewezen ambtenaar, zijne boete 3 benevens de gemaakte geregtskosten * k u n n e n voldoen.

Heeft de wettelijke b e p a l i n g , tegen welke de overtreding

1 Immers ook hier is sprake van overtreding, waarvan ook art. 3(17 2C

lid in het algemeen spreekt; vergelijk daarbij art. 3150.

2 In dezen zin schijnt de uitdrukking «Resident", opgevat Ie moeten worden. »

» En vel het maximum van het bedrag van de tegen de begane over-treding bedreigde geldboete.

" Ook voor de veroordeelden op do policiê-rol, geldt de algemeene regel van art. »117, dat ieder veroordeelde tot straf tevens zal worden verwe-zen in do betaling der kosten van het regtsgeding; welke nu die gemaakte regtskosten zijn, zal verschillen, al naar mate van het tijdperk, waarin Je transactie plaats heeft.

begaan is, hetzij nevens eene geldboete, hetzij als eenige straf,