• No results found

Ten aanzien van laatstgenoemden echter, zijn zij meer zelf regier, zij dragen zorg, dat die policie behoorlijk worde

uitgeoefend, geven daartoe de noodige bevelen en oordeelen in persoon over een groot deel der begane overtredingen.

In deze laatste betrekking nu wenschen wij thans het hoofd van gewestelijk bestuur te beschouwen; men zoude hem als zoodanig kunnen noemen : hoofd der policie.

§ 1. De wijze, -waarop die gewestelijke policie wordt

uit-geoefend , vindt men omschreven in het I. Ii., alwaar tevens

in art. 1 en 2 l de ambtenaren bepaaldelijk worden a a n g e -wezen , aan welke die functiën zijn opgedragen 2.

Bepaaldelijk zeg i k , i m m e r s , behalve de bij art. 1 en 2 a a n g e w e z e n e n , is daarenboven elk ander openbaar beambte (onverschillig tot welk doel hij is aangesteld, bezoldigd of onbezoldigd,) gehouden van de misdrijven, (niet van de over-tredingen ,) waarvan hij kennis bekomt in de uitoefening van zijn a m b t , aan de policie kennis te geven. A l s beambte is hij derhalve tot aangifte verpligt, zoodat verzuim strafbaar i s , in tegenstelling met ieder ander die geen openbaar be-ambte is of van een misdrijf kennis bekomt buiten het uit-oefenen zijner b e d i e n i n g , art. 3 . A r t . 4 spreekt dan ook van bevoegdheid 3.

D e verschillende trappen of g r a d e n , langs of door welke de policie zich beweegt, zijn: de dorpshoofden, de districts-hoofden, de regenten e n d e hoofden van gewestelijk bestuur, van welk de lagere steeds de bevelen moet opvolgen door den hoogere in r a n g gegeven.

De wijze, waarop de dorps- d. i. de dessahoofden deze h u n n e functiën uitoefenen, vindt men omschreven in den 2e n

titel van h e t I . R-, uit welks inhoud ten duidelijkste blijkt, dat de wetgever ook in dit opzigt zooveel mogelijk de

instel-1 Zie art. 116 alinea 2 R. O.

2 Met liet oog op art. 4 en G I. R. kan in een zeker opzigt ieder in-woner n-eze^d worden met eene polieie-functie te zijn belast.

De instruction, waarvan art. 2 spreekt, zijn o. a.:

1°. de instructie voor den Kapitein en de Luitenants der Chinezen in en buiten Soerabaija, zoomede de instructie voor het hoofd der Maleijers, Arabieren, Mooren, Beugalczen en anderekustvolken (Stsbl. 1829 no. 10), welke instruction bij besluit van 25 Nov. 1857 (Stsbl. no. 108) mede op de residentie Samarang toepasselijk zijn verklaard.

» Ten aanzien van de bij art. 1 sub 1° bedoelde inlandsche polieie-beamb-ten, zij hier nog vermeld het besluit van 25 September 1858 (Stsbl. no. 113), waarbij art. 7 van het Koninklijk besluit dd. 2é Jan. 1839 (Ind. Stsbl.

no. 27), houdende instelling eencr medaille voor moed en trouw, op hen toepasselijk is verklaard.

l i n g e n , gebruiken enz. der inlandsche bevolking Leeft wil-len in stand houden. Zie art. 2 5 , 3 5 ' I. E . , art. 67 E . E . en 11 A . B.

Deze dorpshoofden staan weder onder de onmiddelijke bevelen der districtshoofden (art. 7), die op h u n n e beurt onder het toezigt en de bevelen van den r e g e n t voor de rigtige uitoefening der policie in h u n district verantwoordelijk zijn, art. 3 6 .

Deze r e g e n t e n , waarover o. a. art. 69 E . E . vrij uitvoe-r i g h a n d e l t , staan aan het hoofd deuitvoe-r inlandsche maatschappij en zijn als het ware de t r e c h t e r , waardoor a l l e s , wat tot de policie behoort en tot het hoofd van gewestelijk b e s t u u r k o m t , en weder van hem uitgaat tot de lagere policie-ambtenaren en beambten 2 ; alle rapporten en relazen ( p r o -cessen-verbaal) der lagere policie-hoofden, alle klagten en v e r z o e k e n , zoo mondelinge als in schrift g e s t e l d e , van de ingezetenen van hun regentschap u i t g a a n d e , worden door de r e g e n t e n ter kennisse van het hoofd van gewestelijk bestuur gebragt. O v e r de bevoegdheid dezer regenten ten aanzien der policie, de wijze h u n n e r vervanging enz. vergelijke men den 5ea titel 3.

A a n het hoofd van al deze verschillende graden van po-licie-hoofden staat eindelijk het hoofd van gewestelijk bestuur 4.

1 Tot de policie betrekkelijke wetten van den Inlander zijn vervat in het Javaanschc wetboek de Angger-Ooenoeng genaamd. Inde Angger-ageng komt. o. a. ook een uittreksel uit dit wetboek voor.

- Dat echter het hoofd vaii gewestelijk bestuur enz. niet onvoorwaar-delijk gehouden is altijd dezen weg te volgen, blijkt o. a. uit art. 3ßb.

' Het ligt geheel buiten mijn bestek over deze dorps- en districtshoof-den, alsmede over de regenten in het breede uit te weiden; hel hier be-handelde diene slechts als inleiding tot hot volgende.

* Behoudens altijd de contrôle door het hoofd van hot O. M. in Ned.

Iudië uit te oefenen, art. 91, Vergelijk art. 13 der Instructie voor de hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madura (Stsbl. 1S59 no.

102), luidende:

// De "Resident handhaaft eene goede policie en volgt de instruction op, // hem ten dien aanzien door den procureur-generaal gegeven.

H e m is de bevoegdheid v e r l e e n d , om, d a a r , waar hij zulks noodif oordeelt voor eene krachtige h a n d h a v i n g der policie, den bijstand der gewapende magt, die zich in zijn g e w e s t , of, door middel van zijnen ambtgenoot (art. 75b), de magt die zich in een ander gewest b e v i n d t , te requireren. Zonder zijn schriftelijk bevel m a g , buiten de bepaald aangewezene p e r s o n e n , door niemand eene inhechtenisstelling geschieden l

(art. 76 en 4 4 ) ; e n , zooals bij inzage der boven aangehaalde titels blijkt, m a g er in zijn gewest ten aanzien der policie geene enkele daad verrigt worden of zij behoort ter zijner kennisse te worden g e b r a g t , art. 69.

D e wetgever heeft hem de bevoegdheid g e g e v e n , om te onderzoeken of er, ten gevolge der ingediende rapporten, r e -lazen of mondelinge aangiften, werkelijk grond bestaat tot geregtelijke vervolging. D e middelen , welke de wet te dien aanzien ter zijner beschikking gesteld heeft, zijn vervat in art. 78.

A l naar mate van het gewigt der zaak beslist h i j , na het gevoelen van den betrokken regent en van het O. M . (den Hoofd-Djaksa of Djaksa) te hebben ingewonnen, of stelt de z a a k , ten fine van nader onderzoek, in handen van het O . M . of van eenig ander beambte. D e wijze, w a a r o p dit na-der onna-derzoek geleid behoort te w o r d e n , is aan het doorzigt van zulk een persoon overgelaten, voor zoo v e r r e ni. de gegeven bevelen of instruction niet voldoende zijn. I n het

n Hij zorgt voor de opsporing, de vervolging en het onderzoek van mis-//drijven en overtredingen door inlanders en daarmede gelijkgestelden, in //het door hem beheerde gewest begaan.

//Hij verleent, voor zooveel betreft de opsporing, de vervolging en het //onderzoek van misdrijven en overtredingen door Europeanen en daarmede // gelijkgestelden bedreven, de noodige hulp aan de ambtenaren van de reg-//terlijke magt, alles overeenkomstig de wettelijke bepalingen."

1 Het spreekt wel van zelve dat hier onaangeroerd wordt gelaten de geheel op zich zelvon staande bevoegdheid der Officieren van Justitie, benevens der Raden van Justitie, om, eigener autoriteit, een bevel tot inhechtenisstelling uit te

vaardigen-algemeen zal het doel van liet nader onderzoek zijn, om het hoofd van gewestelijk bestuur zooveel mogelijk in te lichten omtrent de omstandigheden , die het plegen van het feit zijn voorafgegaan, vergezeld of gevolgd h e b b e n , omtrent den toestand, het g e d r a g , het k a r a k t e r , de relatiè'n, de leefwijze enz. der beschuldigden, kortom om en het feit en het bewijs der schuld van den beklaagde daaraan in zulk een duidelijk licht te s t e l l e n , dat het hoofd van gewestelijk bestuur met gerustheid en op deugdelijke gronden de g e v a n g e n n e m i n g en opzending van een beklaagde kan bevelen, art. 79 *.

N a d a t n u , overeenkomstig het aangehaalde art. 7 9 , de taak van het O. M . vooreerst is afgeloopen, wordt de ver-dere leiding en behandeling der zaak aan het hoofd van »e-westelijk bestuur toevertrouwd.

M a a r voor en aleer een beklaagde naar de openbare te-regtzitting wordt verwezen , gelast de wet nogmaals een n a d e r onderzoek. De wetgever heeft niet g e w i l d , dat een inlan-der aan het oninlan-dergaan eener openbare teregtstelling zoude blootgesteld worden op het bloote oordeel of onderzoek van inlandsche hoofden, wier onbekwaamheid in zuiver g e r e s t e

-o O

lijke onderzoekingen m a a r al te bekend is.

Zoo zal bij dat nader onderzoek vooral dienen gelet te w o r d e n , of cle beklaagde wel behoorlijk in zijne middelen van verdediging is g e h o o r d , of hij teregt als hoofddader of als medepligtige is aangewezen enz.

O p welke wijze van dit verhoor moet blijken, is bij de wet niet bepaald voorgeschreven. Eij gebreke van een

zoo-1 Art. 79 verwijst naar de artikelen 5S en 59. Hierbij merke men op, dat ten aanzien van de personen, bedoeld bij art. i R. O., het O. M. zelfs geen voorloopig onderzoek mag instellen, dan na gevraagde en verleende toestemming van den Gouverneur Generaal. Immers datzelfde art. é ver-biedt de vervolging van vorsten, inlandsehe grooten of hoofden tot en met den rang van districtshoofd enz., zoowel voor den burgerlijken als voor den strafregter, zonder voorafgaande toestemming van den Gouverneur Generaal. Ten aanzien van hunne medekklaagden voorziet art. 5 it, 0.

. danig wettelijk voorschrift, gelooven wij, dat bet meerdere of mindere gewigtige resultaat van dat nader onderzoek den maatstaf zal aangeven van het al of niet opmaken van een schriftelijk relaas of proces-verbaal in dezen , ten einde zulks, ter voorlichting van den aan te wijzen regter, bij de overige stukken gevoegd worde.

De o-evolgen van dit nader onderzoek kunnen tweeledig