• No results found

Wordt daarentegen de dag der teregtstelling den beklaagde wel aangezegd bij gelegenheid der invrijheidstelling, dan

zal eene nadere dagvaarding door het betrokken O. M. op zijn minst overbodig zijn.

Art. 338 schrijft den korten inhoud der dagvaarding in de onderhavige materie voor. Het volgt uit den aard der zaak , dat die dagvaarding ook zal moeten bevatten eene duidelijke omschrijving van den persoon des beklaagde, d. i. van zijn naam, waarschijnlijken ouderdom, beroep, woonplaats, benevens aanduiding van den landraad, voor welken hij ver-schijnen moet. Zie art. 338^ in verband met art. 428 en 429.

Do adsistent-residenten', geeue hoofden van gewestelijk bestuur zijnde.,

kiuuieu dergelijks disposition niet geveu, art. S9 I. II.

Moeten de op te roepen getuigen ook op deze wijze gedagvaard worden ?

O p grond der bedoeling des wetgevers bij de te volgen p r o -cesorde in o v e r t r e d i n g s z a k e n , nedergelegd o. a. in art. 3 4 1 , gelooven w i j , bij het stilzwijgen der w e t , veilig te k u n n e n stellen, dat de dagvaarding der getuigen in overtredings-zaken op dezelfde wijze plaats moet grijpen, als zulks in overtredings-zaken van misdrijf is voorgeschreven, d . i . door eenen mondelingeu of schriftelijken last van wege het O. M . bij den betrokken l a n d r a a d , aan het districtshoofd der woonplaats dier g e t u i -gen , art. 8 3 .

D e loop van het proces in de onderhavige materie is kor-telijk omschreven bij art. 342 *.

Blijkens art. 3 4 1 , heeft de wetgever de procesorde voor overtredings- en criminele z a k e n , zooveel mogelijk gelijk willen maken. H e t g e e n dus ter gelegenheid van de b e h a n -deling der criminele procesorde gezegd i s , ten aanzien der voorloopige i n s t r u c t i e , exception J, w r a k i n g van regters en g e t u i g e n , bewijsmiddelen, b e r a a d s l a g i n g , vonnis enz., is ook hier zooveel mogelijk toepasselijk. (Zie blz. 103 en volgg.).

M e n merke echter bij deze procedure o p :

1 ° . Dat een proces in zaken van overtreding drie verschil-lende trappen van regtspleging doorloopen k a n , te weten : eersten aanleg voor den l a n d r a a d , hooger beroep voor den lïaad van J u s t i t i e en cassatie voor het Hoog-Gcregtshof ;

1 De regtsvervolging kau echter voorkomen worden door de betaling van hot maximum der op de overtreding gestelde geldboete, alsmede door berusting bij authentieke acte in de gevorderde verbeurdverklaring van een voorwerp. Zie hierover art. 415 alsmede Hoofdstuk I I I , blz. 99. Zijn de hoofden van gewestelijk bestuur ter zake van de berekening dor ver-schuldigde boeten, aan de controle der Algemeeiie Rekenkamer onder-worpen, in dien zin dat genoemd collegie zoude mogen beoordeelen of de wet behoorlijk was toegepast? Neen. Zie R. T. deel XVII, blz. 333.

* De gewone termijn voor de verjaring is, in geval van overtredingen, 3 jaren; zie art. 406 en 409, alsmede hetgeen hierover in lloofdst. IV", bh. 112 volgg'. geschreven is.

2°. D a t in overtredingszaken do persoonlijke verschijning des beklaagde niet gebiedend is v o o r g e s c h r e v e n , art. 3 1 0a, -terwijl uit het tweede lid van dat artikel v o l g t , dat een b e k l a a g d e , die zich door een gemagtigde laat vertegen-w o o r d i g e n , geen afzonderlijken verdediger v e r m a g aan te stellen ; is zulks niettemin geschied , dan zal de r e g t e r , naar ons inzien, zonder de wet te s c h e n d e n , k u n n e n weigeren dien verdediger te hooren ' ;

3°. D a t de wetgever hier de gewone verstek-vonnissen erkent, terwijl hij daarvan in burgerlijke zaken althans niet uit-drukkelijk spreekt. D e regter zal dit verstek verleenen , na het O . M . gehoord te h e b b e n , wanneer het hem gebleken i s , dat al de termijnen en formaliteiten2 behoorlijk zijn in acht genomen. ITet verleenen van verstek behoeft echter niet vereenigd te worden met de uitspraak over de beweerde o v e r t r e d i n g ; het kan afzonderlijk en dadelijk verleend wor-d e n , mits met wor-de verwor-dere . b e h a n wor-d e l i n g wor-der hoofwor-dzaak on-middelijk wordt voortgegaan;

D a t voorts tegen dergelijke verstek-vonnissen geen eigen-lijk verzet, zooals het regl. op de B. R. dat k e n t , n l . bij denzelfden regter die het verstek heeft v e r l e e n d , toege-laten is, m a a r , al naar mate van het onderwerp in geschil (zie art. 96 sub 2° R. O . ) , hooger beroep bij den R a a d van Justitie of cassatie bij het H o o g - G e r e g t s h o f in de plaats van dat verzet zijn aangewezen. Zoolang het vonnis , bedoeld bij art.

339 alinea 4 , niet is beteekend, beginnen ook de termijnen van hooger beroep en cassatie niet te loopen ;

D a t de uitvoerbaar verklaring bij voorraad, ten aanzien eener bij vonnis in het hoogste ressort opgelegde geldboete z,

1 Eene andere vraag is het, of het, aan iederenbeklaagde toekomend, regt van eene geheel vrije verdediging, daardoor niet geschonden wordt.

' De hier bedoelde termijnen enz., zijn die bedoeld bij art. 337 en volgg.; art. 128b kan ook hier toepasselijk zijn.

* Dit is hot eenige geval waarin de wetgever, in do procedure voor den landraad, van deze bevoegdheid van uitvoerbaarverMaring bij voorraad spreekt, de regter zal zulks derhalve ook in geen ander geval mogen beVelcn,

geheel facultatief i s , en de regter derhalve ten opzigtc dezer clausule aan geen anderen regel dan aan zijn eigen oordeel is g e b o n d e n , art. 3 4 3 . E r k u n n e n immers g e -vallen voorkomen , in welke de beklaagde , op de meest dui-delijke bewijzen en wettig toegepast, veroordeeld zijnde, het middel van voorziening in cassatie alleen aangrijpt, om de zaak te rekken , alsmede om tijd te hebben tot het verduis-teren zijner g o e d e r e n , tot nadeel van den l a n d e , art. 3 3 2 , zonder eenige gegronde hoop op eene voordeeligerc beslis-sing. I n alle dergelijke gevallen zal uitvoerbaarverklaring bij voorraad plaats k u n n e n h e b b e n , hetwelk dan ten gevolge heeft, dat de voorziening in cassatie de tenuitvoerlegging van het vonnis of betrokken gedeelte daarvan niet schorst;

D a t het O. M . in deze materie eene r u i m e r e bevoegdheid heeft, dan in civiele en criminele zaken, n i . de bevoegdheid om : 1°. van het door den landraad in eersten aanleg behoudens hooger beroep geslagen vonnis in hooger beroep bij den R a a d van Justitie te komen i , wanneer n l . dat vonnis in het een of ander p u n t van aanbelang niet met zijn gevoe-len s t r o o k t , en 2Ü. zich in cassatie te voorzien bij het I I . G. teo-en een vonnis in het eerste en tevens hoogste res-sort door den landraad gewezen. Do gronden voor deze voorziening in cassatie vindt men in art. 171 E . O . , waarbij men vergelijke de artikelen 354, 355, 356 en 357 van het I. E .2;

D a t niet alleen cassatie op vordering der partijen is toe-gelaten , maar ook in het belang der wet 3 door den P r o -c u r e u r G e n e r a a l bij het Hoog-Geregtshof. Zie hiervoor art.

358 I. E . in verband met art. ITO»' E . O . ;

D a t , wat de motivering van het vonnis betreft , de r e g

-1 Zie voor de termijnen enz, in hooger beroep, de 2e afd., XII Titel I. R. Zie voor de gevallen waarin hooger beroep is toegelaten, art. 96 sub 2° It. O.

1 Zie voor de formaliteiten en termijnen enz., ingeval van cassatie in acht te nemen de 3« afd., XII Titel I. 11., in verband mot art. '171 en volgg. R. O. en afd. I , Tit. XVI rcgl. op do strafv.

3 Zie R. T. deel XV, blz. 379.

ter, ingeval zijne beslissing niet overeenstemt met de con-clusie van het O. M., gehouden is kortelijk de reden o p t e geven, die hem tot deze afwijking bewogen hebben ;

Dat, behalve het middel van cassatie in het belang der