• No results found

Overtuigingskracht in literaire journalistiek

In document De vlieg op de muur (pagina 37-47)

als Privé of Weekend staat. Door middel van vorm en stijl geeft een artikel uiting aan de overtuigingskracht die het vanuit haar plaats in de sociale wereld gekregen heeft.132

De overtuigingskracht van een artikel staat of valt met de stijl waarin het geschreven is. In het geval van reguliere journalistiek gaat het om de door Broersma als news style geclassificeerde Anglo-Amerikaanse vorm. Deze news style wordt gekenmerkt door vier verschillende elementen. Nieuwswaarde is het belangrijkste selectiecriterium in plaats van politiek standpunt. Nieuws is alleen van waarde als het na het uitkomen van de vorige krant gebeurd is, oftewel er is een 24 hour news cycle. De belangrijkste manier om informatie in te winnen is het interview. En nieuwsberichten zijn geschreven in de inverted pyramid-vorm waarbij eerst de belangrijkste informatie komt en de daaropvolgende alinea's steeds minder belangrijk worden en de vijf w's (wie, wat, waar, wanneer en waarom) beantwoord worden. Objectiviteit werd de norm voor het verslaan van nieuws.133

Eason legt in zijn artikel 'New Journalism, metaphor and culture' uit hoe door middel van vormen en stijlen het idee gegeven wordt dat de journalistieke tekst een exacte weergave van de werkelijkheid is. Eason baseert zich daarbij op de historicus Hayden White die stelt dat bepaalde technieken door middel van conventie verworden zijn tot symbool van de werkelijkheid.134 Dus wanneer een bepaalde vorm wordt gebruikt, zoals de news style, dan staat deze gelijk aan de werkelijkheid omdat de lezer ervan uitgaat dat teksten die in deze vorm geschreven zijn de werkelijkheid representeren. Dit alles heeft te maken met de metonymische aard van de reguliere journalistiek die in het vorige hoofdstuk al besproken is in de paragraaf over New Journalism en New New Journalism, en betekent dat één onderdeel voor alle delen staat.135 De vijf w's, hoor- en wederhoor en citaten zijn vastgestelde vormen om werkelijkheid over te brengen en construeren op die manier dan ook de werkelijkheid omdat dat in onze beleving zo vaststaat.136 Het geeft ook een verklaring waarom literaire journalistiek vaak moeilijker op zijn authenticiteit te beoordelen is omdat het de vaste vormen mist van een nieuwsbericht of een analyse.137

3.3 Overtuigingskracht in literaire journalistiek

In het geval van New Journalism en andere vormen van literaire journalistiek zoals immersion journalism is het moeilijker om vormen en stijlen aan te wijzen. De kenmerken voor performative discourse die Broersma noemt, gaan wel op voor een nieuwsbericht in de krant maar niet voor een literair journalistiek werk dat veel eerder de vormen en conventies van fictie volgt en we zagen al bij Searle dat de verschillen tussen fictie en non-fictie niet in de tekst zelf waarneembaar zijn.

132 Ibidem, 19 133 Broersma, 25 134 Eason, 143 135 Ibidem, 144 136 Ibidem, 145

38 De literaire journalist zal dus op andere manieren zijn lezer moeten proberen te overtuigen dan door alleen het volgen van de conventies. De Amerikaanse literatuurwetenschapper Eric Heyne gaat daar in zijn artikel "Toward a Theory of Literary Nonfiction" dieper op in. In zijn artikel gebruikt hij Truman Capote's fictiewerk In Cold Blood als voorbeeld om de dunne scheidslijn tussen fictie en non-fictie weer te geven. Hij haalt daarbij ook het artikel "The Logical Status of Fictional Discourse" van John Searle aan dat we in de vorige paragraaf al behandelden.138 We zagen dat in dit artikel Searle stelt dat we bij het verschil tussen feit en fictie niet alleen moeten kijken naar de uitspraak zelf maar vooral naar de intentie van de verteller. Heyne neemt als voorbeeld de anekdote. Een anekdote kan met de intentie van een grap verteld worden of juist bedoeld zijn om de ander over iets te informeren, al naar gelang de intentie zoeken wij naar signalen die ons in die richting wijzen. Voor non-fictie geldt volgens Heyne iets soortgelijks, de schrijver kan zijn boek een ‘factual status’, oftewel een intentie tot het weergeven van de werkelijkheid meegeven door middel van uitspraken in interviews of in voorwoorden en nawoorden. Hellmann, die over New Journalism schreef in het boek Fables of Fact, en grotendeels de visie van Heyne deelt, verwoordt het als volgt: "The new journalist, on the other hand, frames his work in order to convince the reader the opposite is the case - that it is a "true account" based on actual observation and years of research. By discussing his original involvement in the events, his sources' extremely vivid memories, or his characters' reactions to their first reading of his manuscript, the new journalist is able to strengthen his reader's perception of the work's link to actuality."139 In het interview met Boynton zegt Conover iets soortgelijks wanneer Boynton hem vraagt of Conover's manier van journalistiek bedrijven tot de waarheid leidt. Volgens Conover sluit hij een contract met zijn lezer dat zij kunnen geloven dat wat hij opschrijft de waarheid is. Iets is gebeurd of het is niet gebeurd is zijn simpele filosofie.140 Hellmann noemt dat in navolging van Nathalie Sarraute "True Fact", de New Journalist zegt volgens Hellmann tegen zijn lezer dat alles wat hij schrijft gebaseerd is op waargebeurde feiten die geverifieerd kunnen worden.141 Dit kan ook terugkomen in de tekst door gedetailleerde beschrijvingen, het openbaren van de auteur in de tekst en het overnemen van verifieerbare documenten.142

Literatuurwetenschapper Mas'ud Zavarzadeh werkte het belang van feiten in de tekst verder uit. Volgens hem zijn feiten binnen de tekst van groot belang omdat zij een bevestiging van de werkelijkheid zijn. Ze werken op die manier niet alleen in non-fictie maar ook in fictie, verhalen doen ons geloofwaardig voor als de feiten die erin gepresenteerd worden dat ook zijn.143 Hij maakt daarbij verschil tussen twee verschillende soorten feiten: "figurational facts" en "elemental facts". De eerste zijn feiten die verwijzen binnen de tekst en zo waarheid en geloofwaardigheid overbrengen. Deze

138 Eric Heyne, 'Toward a Theory of Literary Non Fiction', Modern Fiction Studies 33-3 (1987) 479-490, 480

139 Hellmann, 14 140 Boynton, 28 141 Hellmann, 11 142 Ibidem, 28-29

39 feiten hoeven niet te corresponderen met de echte wereld zoals Zavarzadeh laat zien aan de hand van het verhaal "De Metamorfose" van Franz Kafka. In dit verhaal verandert een man in een groot insect. Hoewel dit in de werkelijkheid niet mogelijk is, valt het toch te rijmen met de feiten in de tekst. Dat is anders bij elemental facts, deze feiten verwijzen naar werkelijk bestaande zaken buiten de tekst en zijn vooral te vinden in realistische en naturalistische literatuur maar uiteraard ook in literaire journalistiek.144 Bij al deze manieren waarop werkelijkheid geframed of geconstrueerd wordt moeten we echter nooit de rol van de lezer uit het oog verliezen. Hij moet beslissen of hij de bewering van de schrijver dat zijn boek op feiten berust, gelooft. Als de non-fictieschrijver zijn lezer daar niet van weet te overtuigen is zijn boek waardeloos, hoe goed geschreven het ook is.145

De consequenties van het niet kunnen overtuigen van de lezer laat Heyne in zijn artikel zien. Hij draagt een aantal onderzoekers aan die aangetoond hebben dat Capote de feiten een groot aantal keren flink heeft verdraaid om beter in het verhaal te passen of door simpelweg slordig te zijn. Daardoor is er volgens Heyne ook een tweespalt te zien in het oordeel van de critici en of zij In Cold Blood wel of niet als roman classificeren. Een deel vindt dat In Cold Blood als een roman gelezen moet worden omdat het niet geheel bestaat uit feitelijke waarheden. Het andere deel kijkt niet naar de feiten maar naar de stilistische kracht van In Cold Blood en vindt dat op basis daarvan het boek als roman geclassificeerd moet worden. 146 Heyne komt tot de conclusie dat de onjuistheden in In Cold Blood afbreuk doen aan de waarde van het boek, omdat non-fictie zijn kracht ontleent aan de juistheid van de feiten, net zoals een komedie grappig moet zijn om goed te zijn. Heyne schaart zich dan ook onder de critici die vinden dat In Cold Blood vanwege de stilistische kwaliteit als een fictionele roman gelezen moet worden.147 Maar hij waarschuwt ook dat dat niet betekent dat met het veranderen van de status van het boek, In Cold Blood in één keer wel geslaagd is. Het doel was om een feitelijk juiste weergave te geven van het onderwerp van het boek, de zesvoudige moord in het Amerikaanse Holcomb en de nasleep daarvan. Dat is mislukt.148 De problemen die voor Capote golden in de jaren zestig gaan ook nog steeds op voor de meer contemporaine journalisten van immersion journalism. Zodra er twijfel is of de beschreven gebeurtenissen misschien wel fictie zijn verliest het boek aan waarde en is het niet meer dan een realistische roman.

Het is echter de vraag of de argumentatie van Heyne hout snijdt. Sinds de cultural en linguistic turn wordt niet meer aangenomen dat een tekst het vermogen heeft om de werkelijkheid exact weer te geven, het zal altijd een constructie blijven die gekleurd is door de schrijver van de tekst. De al eerder genoemde literatuurwetenschapper Mas’ud Zavarzadeh stelt in zijn boek The Mythopoeic Reality dat journalistiek in literaire vorm alleen op zijn feitelijke waarheid beoordelen, onjuist zou zijn omdat in

144

Zavarzadeh, 60-61

145 Hellmann, 29

146 Heyne, 'Toward a Theory of Literary Non Fiction', 481

147

Ibidem, 481

40 ieder verhaal de feiten op een bepaalde manier gerangschikt worden door de observatie van de schrijver. 149 Volgens Zavarzadeh bestaat er namelijk geen strikt onderscheid tussen feit en fictie omdat deze twee continu door elkaar heen lopen. Bij Zavarzadeh is ieder verhaal dat verteld wordt, een versie van de werkelijkheid, geconstrueerd door de verteller. Het is aan de lezer om aan te nemen wat hij wel en niet voor waar aan wil nemen. Maar volgens Heyne gebruikt een lezer ook zijn gezond verstand, hij zal twijfelen aan een non-fictie tekst wanneer er teveel passages in voorkomen die hem doen twijfelen aan de juistheid en echtheid van het vertelde.150 Meer dan een decennium later is Heyne echter van mening veranderd. In het artikel "Where Fiction Meets Nonfiction: Mapping a Rough Terrain" zegt hij: "Nor do I think (as I once did) that we can comfortably rely on the single standard of authorial intention, which is just another way of insisting on the importance of genre."151 In plaats daarvan is Heyne van mening dat iedere lezer de tekst op zijn eigen manier interpreteert. De consequenties daarvan zullen we verderop in deze paragraaf verder uitwerken aan de hand van het werk van Phyllis Frus en Daniel Lehman.

In het geval van literaire journalistiek kun je volgens theoretici zoals Zavarzadeh niet spreken van objectiviteit. De Amerikaanse communicatiewetenschapper en oud-journalist John C. Hartsock stelt in zijn artikel "Literary Journalism as an Epistemological Moving Object within a Larger Quantum Narrative" dat juist de subjectiviteit, en niet de objectiviteit, van de schrijver een grote rol speelt in literair journalistieke teksten en daar is volgens hem niets mis mee. De subjectiviteit van de journalistieke productie heeft echter wel consequenties op epistemologisch vlak. Door gebruik te maken van de technieken van de roman laat de journalist zien dat de relatie tussen hem en zijn lezer onmiskenbaar subjectief is. De literaire journalistiek laat daarmee volgens Hartsock zien, en hij baseert zich daarbij op de Russische letterkundige Bakhtin, dat het journalistieke product gevormd wordt door subjectiviteit. Dit in tegenstelling tot het gewone nieuws waarin subjectiviteit onderdrukt wordt. Door de literaire journalistiek is volgens Hartsock de relatie tussen lezer en journalist juist evenwichtiger geworden door subjectiviteit te erkennen.152 Deze subjectiviteit wordt gecreëerd door de selectie van de journalist.153 LeBlanc onderschrijft dit in haar interview met Boynton. Ze zegt een "human connection" te willen bewerkstelligen tussen de lezer en een wereld die hem onbekend is. Daarbij maakt ze wel de kanttekening dat ze die wereld beschrijft vanuit haar eigen gezichtspunt. De waarheid in het verhaal is haar waarheid, en die hoeft niet noodzakelijkerwijs te corresponderen met die van de lezer.154 Maar tegelijk met het subjectieve van het vertelde verhaal zijn er de onomwonden feiten. Hartsock is het dan ook eens met Zavarzadeh dat een literair journalistiek verhaal door zowel feiten als

149 Zavarzadeh, 66

150 Heyne, 'Toward a Theory of Literary Non Fiction', 484

151

Heyne, 'Where Fiction Meets Nonfiction: Mapping a Rough Terrain', Narrative 9-3 (2001) 322-333, 330-331

152 John Hartsock, '"Literary journalism as an Epistemological Moving Object within a Larger "Quantum" Narrative,' Journal of Communication Inquiry 23 (1999) 432-447, 439-440

153

Ibidem, 441

41 subjectiviteit gevormd wordt en er dan ook sprake is van een "vloeibaar" eindresultaat dat zowel fictie als non-fictie in zich draagt, dit eindresultaat wordt door Hartsock faction genoemd, een synthese van feit en fictie.155

Tot nog toe zijn we er steeds vanuit gegaan dat journalistiek en fictie van elkaar zijn te scheiden doordat journalistiek aan objecten buiten de tekst refereert en fictie naar objecten binnen de tekst. Deze scheiding is werkbaar wanneer we ons beperken tot het nieuwsbericht en de roman maar wordt problematischer als we kijken naar de hybride vorm die literaire journalistiek is. Enerzijds baseert zij zich op dezelfde bronnen als het nieuwsbericht maar anderzijds is een literair journalistieke tekst opgebouwd als een roman en construeert de schrijver een plot. Waaraan refereert een literair journalistieke tekst dan eigenlijk? Zavarzadeh lost dit dilemma op door te stellen dat in de literaire journalistiek geen onderscheid te maken is tussen feit en fictie.156 Volgens hem refereren literair journalistieke werken zowel aan zaken binnen de tekst als aan zaken buiten de tekst en kunnen we dit soort teksten "multi-referential" of "bi-referential" noemen in tegenstelling tot ""mono-referential" teksten die slechts aan zaken aan alleen de binnenkant of buitenkant refereren.157 Door gebruik te maken van literaire technieken waarmee hij een raamwerk maakt waarbinnen het verhaal vertelt wordt, refereert de schrijver van de tekst naar binnen, dit noemt Zavarzadeh "the imaginal component". De schrijver schrijft zijn tekst alsof hij een roman schrijft, maar hij gebruikt daarvoor waargebeurde personen en gebeurtenissen, wat Zavarzadeh "The Experiental Component" noemt.158 Zowel de esthetische kracht van het fictionele discours als de analytische aanpak van het feitelijke discours komen zo bij elkaar.159 In de literair journalistieke tekst (of non-fiction novel zoals Zavarzadeh het noemt) bestaat er een precieze balans tussen deze beide componenten waardoor ze in evenwicht blijven en gekenmerkt kunnen worden als een goede non-fiction novel dan wel een goede literair journalistieke tekst. Zo ontstaat dus in feite een heel nieuw genre dat tussen feit en fictie in hangt en zijn eigen kenmerken heeft. We kunnen echter niet spreken van bijvoorbeeld plot of suspense, bij het aanduiden van het gebruik van een literaire techniek, omdat zoiets niet bestaat in het dagelijks leven maar door een schrijver wordt geconstrueerd. Hetzelfde geld voor karakters of personages, deze kunnen we niet zo noemen omdat het echte mensen van vlees en bloed zijn. Zavarzadeh's verdeling in een experiental component en imaginal component kent daarom ook weer verder onderverdelingen. Er moet niet van personages gesproken worden maar van "people" die onderverdeeld kunnen worden in "actant" en "actee", degene die handelt en degene die die handeling ondergaat.160 Plot wordt "acteme", de ordening van gebeurtenissen op een mimetische, op de

155 Hartsock, , 442 156 Zavarzadeh, 74 157 Ibidem, 77-78 158 Ibidem, 76 159 Ibidem, 56 160 Ibidem, 83

42 werkelijkheid gelijkende, manier.161 De oplossing van Zavarzadeh is interessant maar ook onduidelijk. De balans is moeilijk te definiëren, wanneer bevat de tekst bijvoorbeeld teveel feiten en te weinig "literatuur" om als non-fiction novel te kunnen worden geclassificeerd? Eric Heyne merkt heel terecht op over de theorie van Zavarzadeh dat hij ons geen middelen aanreikt om het onderscheid te maken.162 Hellmann heeft ook moeite met de theorie van Zavarzadeh en stelt dat iedere tekst of naar binnen of naar buiten refereert. Een naar binnen refererende tekst heeft een literaire intentie (literary) en een naar buiten refererende tekst een bevestigende intentie (assertive), zegt hij in navolging van de letterkundige Nortrop Frye.163 In het geval van New journalism, en dus literaire journalistiek, zegt hij dat de tekst wel degelijk naar een object buiten de tekst verwijst maar dat uiteindelijk de literair journalistieke tekst vooral naar zichzelf verwijst en daarom als fictie moet worden beschouwd.164 Dat komt doordat wij dit soort teksten voornamelijk als fictie lezen en niet om onszelf te informeren. Niet twee New journalism teksten over hetzelfde onderwerp zijn aan elkaar gelijk, betoogt hij, omdat de teksten het product zijn van een "shaping, selective, interpretive mind". Heyne maakt daar echter een kanttekening bij: waarom moet een tekst naar slechts één kant refereren, kan hij niet net zo goed naar buiten als naar binnen refereren?165 Daarmee doet hij een interessante uitspraak waarmee de hybride vorm van journalistiek misschien wel de meeste eer aangedaan wordt. Het haalt zijn stilistische kracht uit het refereren naar de binnenkant en zijn inbedding in de feiten uit de buitenkant.

In de vorige alinea kwam al voorzichtig naar voren dat het moeilijk is om fictie en non-fictie van elkaar te scheiden en dat het maar de vraag is of deze scheiding eigenlijk wel bestaat. De Amerikaanse letterkundige Phyllis Frus heeft daar uitgebreid over geschreven in haar boek The Politics and Poetics

of Journalistic Narrative. Zij stelt dat fictie en non-fictie niet twee verschillende categorieën zijn, ze

verschillen enkel in de manier waarop ze worden gelezen.166 Wij noemen volgens Frus een bepaalde tekst literatuur of fictie omdat we dat met elkaar zo hebben afgesproken.167 Zij stelt dan ook voor om niet te spreken van "literatuur" maar om te spreken van "literary reading" of "reflexive reading". Hiermee bedoelt Frus dat een tekst literair wordt wanneer wij hem lezen om te ontdekken hoe door vorm en stijl een gevoel van werkelijkheid wordt geconstrueerd. In dat geval moet de tekst tegelijk op twee verschillende manieren gelezen worden. We lezen de illusie die de werkelijkheid creëert en tegelijkertijd lezen we hoe die illusie wordt geconstrueerd. 168 Terwijl we lezen zien we kenmerken die ons in een bepaalde richting sturen. Daarmee wijkt reflexive reading sterk af van de analyse methode die sinds New Criticism gebruikt wordt en in het vorige hoofdstuk bijvoorbeeld werd toegepast toen

161 Ibidem, 80

162 Heyne, 'Where Fiction Meets Nonfiction', 328

163 Hellmann, 23-24

164 Ibidem, 33

165

Heyne, 'Where Fiction Meets Nonfiction', 327

166 Phyllis Frus, The Politics and Poetics of Journalistic Narrative; The Timely and the Timeless (Cambridge, 1994), 11

167

Ibidem, 120

43 we kort de literaire kenmerken van de vijf teksten die onderzocht zullen worden, bekeken. New Criticism is gebaseerd op poëzie en kent daardoor een meer vastomlijnde ordening, een tekst kan aan de hand van bepaalde eigenschappen worden ingedeeld.169 Vanuit deze andere manier van lezen

In document De vlieg op de muur (pagina 37-47)