• No results found

Aan Otto van Gent, 19 maart 1618

In document Nederlandse historische bronnen 1 · dbnl (pagina 168-171)

bewerkt door J.G. Smit

73. Aan Otto van Gent, 19 maart 1618

Hernieuwing van de brief aan hem van 5 januari 1618.

Ook de lastgeving aan Pieter van der Meulen wordt op 19 maart hernieuwd1

.

74. Aan B.P. [Burgemeester Pauw], 20 maart 1618 Gedrukt: BMHG XXII (1901) p. 423 no. XIX

Huyden morghen commende tot Leyden ende aen de poorten begroet zijnde bij eenige van de magistraet aldaer, hebben wij haer gerecommandeert de zake van hare borgheren die bij den officier worden gecauseert ende voorts zijn innegedaeght1

. Daerop zij ons wat goedts hebben toegheseyt, haer gelatende gelijck ofte zij wat moderatie zouden willen gebruyckena

, zonder haer voorder met eenige belofte t'obligeren.

Ende gecomen zijnde tot Leyderdorpb

is ons overgelevertc

zekere missive, in name vand

de Staten van Utrecht aen onse

geschreven,

1 Zie hiervóór no. 62. De reden van deze hernieuwingen is Maurits' vertrek naar de Gelderse Landdag.

Aanwezig is nog de minuut van de lastgeving (gedateerd 19 maart) aan de vaandrig van de compagnie van wijlen graaf Jean Ernest van Nassau om zich met het restant van deze compagnie tot nader order in Den Briel in garnizoen te begeven. De magistraat wordt gelast de compagnie van logies te voorzien.

1 In februari waren 600 Leidse burgers ontschutterd, omdat zij geweigerd hadden een nieuwe eed van absolute gehoorzaamheid aan de magistraat af te leggen. Een rekest van hen aan de Staten van Holland was nagenoeg ongelezen naar de Leidse magistraat verwezen; een protest hiertegen bij de Hoge Raad was door de Staten onrechtmatig geoordeeld (Den Tex,

Oldenbarnevelt III 557; Den Tex, ‘Oldenbarnevelts geschil’ 21-23; Resol. Holland 21 en 24

febr. 1618). Na ongeregeldheden op 6 maart eiste de Leidse schout tegen de woordvoerders van de schutters zes jaar verbanning en een boete van 200 gouden realen ten behoeve van zichzelf. Het vonnis van het gerecht van 4 april hield slechts een boete van 60 guldens in (GA Leiden, Rechterlijk archief no. 4 (Correctieboek 1598-1627), fol. 88vo; zie verder ook Dozy, ‘Kerk en staat’ 65; Knuttel, Catalogus nos. 2575-2585, in het bijzonder no. 2580, het

Cort Verhael ‘Ghedruckt by 't rechte voorstant van Oragnien, Tot teghenstant van Spangnien’;

GA Leiden, Bibliotheek archief no. 578 f (Stukken betreffende het proces tegen de gecommitteerden van de wegens het weigeren van de nieuwe eed ontslagen schutters, 1618). a Haer gelatende ... gebruycken in de marge toegevoegd.

b Leyderdorp verbeterd uit: Bodegraven.

c Overgelevert verbeterd uit: ter handen gecomen. d In name van verbeterd uit: dewelcke.

e Het hierna geschreven woord hebben is doorgehaald.

hoewel wij hier comende hebben vernomen dat de Staten in drij maenden niet en zijn vergadert gheweest2

. Van welcke missivef

wij U hierbeneffens copie zijn overzendende, U verzouckende dezelve secretelijck te communiceren mette andere heeren van Amstelredam, Dordrecht etc., sonder dat voorder daeraff aen yemanden anders eenige mentie gemaeckt werde ofte copie daeraff gegeven, om eenige goede consideratiëng

. Aengesien wij hier zoo nabij waren hebben wij, niettegenstaende dezelve missive, onse reyse herwaerts aen gevoordert, alwaer wij desen avont ten zeven uren zijn gearriveert, vindende eenige compagniën borgheren in de wapenen zonder andere soldaten.

Ende zijn van meyningeh

met Godes hulpe morgen geheel vrough voorts naer Arnhem te reysen, zonder datter yet voorders is gepasseerti

. Hiermede Eerentfeste etc. Tot Utrecht, den 20en martij 1618.

Post datae.

Gisteren den geheelen dagh ende desen verledenen nacht heeft men alhier zeer besich geweest om noch meer waertgelders aen te nemen. Ende is dienvolgende yeder een van de ses compagniën met vijftien man vermee[r]dert, zulcx datter in dien dagh ende nacht 300 souden gelicht zijn. Men heeft, zoo wij bericht worden, een schellinck belooft ende gegeven aan dengene die eenige wisten aen te brengen die dienst begeerden te nemen.

75. Aan B.P. [Burgemeester Pauw], 26 maart 1618. Uit Arnhem. Gedrukt: BMHG XXII (1901) p. 425 no. XX

Maurits twijfelt er niet aan dat er op de Gelderse Landdag in de

2 De brief was dan ook van oktober 1617, maar niet overhandigd omdat Maurits toen geen aanstalten maakte naar Utrecht te gaan (Den Tex, Oldenbarnevelt III 563).

f Hoewel wij ... missive in de marge toegevoegd in de plaats van: daeraff. g Ofte copie ... consideratiën in de marge toegevoegd.

h Vindende ... meyninge in de marge toegevoegd in de plaats van: in meyninge omme. i Zonder ... gepasseert in de marge toegevoegd.

132

zaken van de kerk en van Nijmegen1

een goede resolutiea

genomen wordt. Hij acht zijn aanwezigheid nog nodig; als Pauw echter vindt dat zijn presentie in Holland vereist is keert hij direct weer terug.

Post datae. Maurits heeft brieven over de zaak van Nijmegen ontvangen die uit

naam van de Staten van Holland geschreven zijn2

. Hij verbaast zich zeer dat

Amsterdam en andere steden daarin toegestemd hebben. De brieven zijn gebracht door Michiel de Myst, neef van ds. Uytenbogaert3

en broer van degene die onlangs brieven naar Nijmegen heeft gebracht4

; hieruit kan afgeleid worden dat Uytenbogaert

en zijn medestanders er achter zitten.

Maurits acht het zeer nuttig als Amsterdam en de andere steden aan Gelderland schrijven dat het met de Synode verder moet gaanb5

.

76. Aan B.P. [Burgemeester Pauw],26 maart 1618. Uit Arnhem. Gedrukt: BMHG XXII (1901) p. 427 no. XXI

Bevestiging van de ontvangst van brieven van Pauw, waarin deze meedeelt hoe in de vergadering van de Staten van Holland overstemming heeft plaatsgevonden [inzake de Gelderse brieven]. De gedeputeerden van Dordrecht en de andere steden zal de ontvangst van hun brieven bevestigd worden1

.

1 Namelijk inzake de wetsverzetting aldaar in januari en de nasleep daarvan. Zie hierover uitvoerig R.J. Kolman, De reductie van Nijmegen (1591), voor- en naspel.

Groningen-Djakarta, 1952.

a Goede resolutie in de minuut verbeterd uit: gewenschte ende goede resolutie.

2 Zie Resol. Holland 24 maart 1618, Den Tex, Oldenbarnevelt IV 592, en de volgende brief. 3 Johannes Uytenbogaert, predikant te Utrecht 1578-1590, Den Haag 1591-1618, hofprediker

van Maurits, trad op als leider der Remonstranten, verbannen in 1619 (NNBW, II, 1469). 4 Zie no. 63.

b Deze laatste alinea is in de minuut in de plaats gekomen van de volgende doorgehaalde passage: Wij houden oock daerover dat het zeer goedt ware dat bij de heeren van Amstelredam

ende Dordrecht met andere aen dese Landtschap werde geschreven in alle dilligentie, datse goedtvinden dat men met d'uuytschrijvinge van het Nationaele Synodum voortvare volgens de resolutie van de heeren Staten Generael, opdat alhier daeruuyt blijcke dat den voors. brieff niet met gemeene stemmen van alle de leden van Hollandt etc. is gedepescheert.

5 Dat dit gebeurd is (via Maurits) blijkt uit no. 77. 1 Zie no. 77.

77. Aan de Gedeputeerden van Dordrecht, Amsterdam, Enkhuizen, Edam

In document Nederlandse historische bronnen 1 · dbnl (pagina 168-171)