• No results found

Hoofdstuk 01 Inleiding: de betekenis van een publieke kennisinfrastructuur

1.4 Opzet van de studie en selectie van de casussen

Een kennisinfrastructuur heeft vele dimensies, afhankelijk van de definitie van de samenhang tussen actoren. De grenzen van de infrastructuur zijn niet bij voorbaat gegeven en zijn sterk dynamisch. De uitvinding van de gloeilamp zette vele jaren later alle dorpen en steden in het licht. Al gauw kende Philips een lappendeken van fabrieken over het hele land, tegenwoordig zijn de researchactiviteiten geconcentreerd rond het Philipslab in Eindhoven, maar nu vooral gericht op gezondheidszorg. Kennis circuleert daar binnen beroepsgroepen en afdelingen van bedrijven. Niet alleen in de regio Eindhoven, maar in landelijke en wereldomspannende netwerken. Een bedrijf als Philips kende vroeger zijn eigen bedrijfsschool, maar met de vorming van een netwerkeconomie is samenwerking met het reguliere onderwijs geboden.

Deze studie heeft daarom een verkennend karakter. De centrale vraag in deze studie luidt: Wat zijn de kenmerken van de kennisinfrastructuur in het middelbaar beroepsonderwijs? Welke mate van sectorale variatie bestaat daarbinnen? Passen de kenmerken van de kennis- infrastructuur in het beroepsonderwijs bij de ontwikkelingen in verschillende branches en sectoren? Welke vormen van actieve kenniscirculatie zijn innovatief en productief voor gebruikers van deze kennis en waarom? En welke conclusies kunnen we daaraan verbinden? Daarvan afgeleid is de toepassingsvraag naar de betekenis van deze kennisinfrastructuur voor docenten. Het antwoord op deze vraag moet worden geplaatst in een reeks andere vragen die hier maar ten dele kunnen worden behandeld. Welke kennis heb je nodig als docent? Wat is het instrumentarium waaruit docenten moeten putten om goed les te geven, zowel pedagogisch- didactisch als vakinhoudelijk? En op welke wijze kunnen zij nieuwe kennis ophalen en ver- werken?

De studie is als volgt verder opgezet:

In hoofdstuk 2 geven we een beschrijving van de huidige kennisinfrastructuur van het middel- baar beroepsonderwijs. In hoofdstuk 3 tot en met 6 volgen vier essays die geschreven zijn door experts uit de agri-foodsector, de ict-sector, de politie en verpleging en verzorging. Dit zijn sectoren met sterk beroepsgebonden arbeidsmarkten, waar beroepsbeoefenaren na hun opleiding bij verschillende organisaties kunnen werken. Deze essays zijn geschreven in 2015/16 en bieden een doorkijkje in verschillende dimensies van de kennisontwikkeling op dat moment. In hoofdstuk 7 vergelijken we deze sectoren. Hoofdstuk 8 bevat de conclusies en enkele aanbevelingen voor het middelbaar beroepsonderwijs in Nederland.

ecbo

34

Ict-sector

De ict-sector is relevant omdat zijn kennisintensieve architectuur ingrijpt op alle andere sectoren in de economie. Innovatie en kennisontwikkeling hebben in de ict hun eigen dynamiek. De ontwikkelingen gaan snel, via een relatief kleine groep voorlopers die via voornamelijk informele kanalen nieuwe benaderingen ontwikkelen. Dat leidt tot voortdurende vraagstukken bij het onderwijs om in programmatische zin voldoende bij de tijd te zijn en adequaat voorbereide vakmensen op te leiden.

Politie

De politiesector heeft een sterk ontwikkelde professionele kennisinfrastructuur die ten dienste staat van het uitvoeren van verschillende politietaken. Daartoe zijn uiteenlopende protocollen ontwikkeld die zijn verankerd in het opleidingsbeleid en het personeelsbeleid in de sector. Tegelijkertijd is het verkrijgen van informatie en de omgang er mee aan de grenzen van bijvoorbeeld de privacywetgeving gebonden. Daarbij moet de politie aansluiten bij vele vak- gebieden met eigen kennisdomeinen: criminologie, burgerschap, sociale zekerheid, economie, logistiek, milieu en veiligheid.

Verpleging en verzorging

De sector gezondheidszorg omvat een zeer omvangrijk terrein met velerlei opleidingen, beroeps- titels en honderden kennisontwikkelingsprojecten. Binnen de sector is het domein verpleging en verzorging een van de werkterreinen waar veel mbo-opgeleiden actief zijn. De werkzaam- heden zijn sterk gereguleerd met duidelijke kwalificatie-eisen en wettelijke voorschriften voor de beroepsuitvoering. Er is een wettelijk registratiesysteem als fundament voor beroepsmatig handelen. Daarnaast, of misschien daardoor, is er een sterke verbinding tussen de professie en onderwijs. De implementatie van beschikbare kennis staat momenteel centraal in het beleid: de geldkraan wordt zo ingezet om kennisabsorptie te bevorderen. Beroepsverenigingen spelen hierbij een belangrijke rol door de nadruk op nascholingstrajecten en registratieregisters. De afgelopen periode is er in de sector bovendien een discussie gevoerd over hoe de zorg zich tot 2030 zal ontwikkelen en welke eisen het nieuwe uitgangspunt van ‘positieve gezondheid’ stelt aan opleidingen. De consequenties van deze nieuwe uitgangspunten zullen via nascholing en beroepsvereisten vermoedelijk hun weg naar alle zorgprofessionals vinden.

Groen

De groene sector is traditioneel sterk verticaal georganiseerd: met een eigen vakdepartement, een sterk georganiseerd bedrijfsleven, een eigen groene onderwijskolom, eigen financiële dienstverleners en een sterke politieke basis. De sector bevat bedrijven uiteenlopend van landbouw en veeteelt tot hightechbedrijven gericht op bio-based energie. Bedrijven zijn landelijk verspreid waardoor er van oudsher veel geïnvesteerd is in onderlinge samenwerking en kennis- ontwikkeling. De sector is vertegenwoordigd in de Topsectoren Tuinbouw en Uitgangsmaterialen en Agri & Food. Uitdagingen voor de toekomst zijn invulling te geven aan innovatie en kennis-

uitwisseling tussen de verschillende deelsectoren, internationale ontwikkelingen te vertalen naar Nederland en voorzieningen voor een leven lang leren te realiseren. In het essay reflecteren we op de Groene kenniscoöperatie, een experiment van kennisontwikkeling dat liep tot 2014.

HOOFDSTUK