• No results found

Opnemen van vertrouwelijke communicatie en technische hulpmiddelen

In document 197 Evaluatie van de Wet BOB – fase 1 (pagina 165-173)

Praktijkervaringen met de Wet B OB

5.11 Opnemen van vertrouwelijke communicatie en technische hulpmiddelen

De geïnterviewde politiefunctionarissen en officieren van justitie hadden aanvankelijk hoge verwachtingen van de effectiviteit van de bevoegdheid om vertrouwelijke communicatie op te nemen. Enkele officieren van justitie vinden de bevoegdheid heel welkom, omdat dit volgens hen de enige methode is waarmee politie en justitie nog enige voorsprong kunnen boeken op criminelen. De waarde van de telefoontap zou verminderd zijn: dat opsporingsmiddel zou te bekend zijn bij criminelen, waardoor ze er rekening mee houden.

Bijna alle officieren van justitie hebben in meer of mindere mate ervaring met het aanvragen van de bevoegdheid om vertrouwelijke communicatie op te vragen en met het traject daarna. Bij de politie hebben alleen functionarissen van de regionale recher-che en kernteams dergelijke ervaring. Volgens verschillende officieren en politie-functionarissen kleven aan de toepassing van deze bevoegdheid nogal wat beperkin-gen. Daardoor mislukken aanvragen soms of duurt het erg lang eer de methode daadwerkelijk kan worden ingezet.

Wij hebben het in november aangevraagd maar pas in februari is uiteindelijk een micro-foon geplaatst. Omdat het zo lang duurde, hebben we de aanvraag ook drie keer moeten verlengen. De aanloop ernaartoe is dus helemaal niet praktisch. Het is geen middel om even snel in te zetten. Dat is heel erg jammer, want soms wil je snel resultaat

(zaaksofficier).

Wij hebben een machtiging gehad, maar de apparatuur bleek niet voldoende. Er was sprake van te weinig bemensing en er was geen opleiding en geschikte apparatuur voor-handen (kernteam).

De respondenten geven aan dat er knelpunten zijn op de volgende terreinen (die hierna worden besproken): de toetsingsprocedure voor het toepassen van de bevoegdheid, de eisen aan technische hulpmiddelen en de goedkeuring van deze hulpmiddelen, de plaatsing, de verdere praktische uitvoering en juridische aspecten. Om redenen van efficiëntie worden de eisen aan technische hulpmiddelen en aan de toepassing van die hulpmiddelen bij observatie ook hier besproken.

5.11.1 Toetsingsprocedure

Nadat de politie bij de officier van justitie een aanvraag heeft ingediend om vertrouwe-lijke communicatie op te nemen, kan deze pas een bevel geven als eerst een machtiging van de rechter-commissaris is verkregen. Voorzover het gaat om toepassing van de bevoegdheid in een woning moet een toetsingsprocedure worden doorlopen bij het landelijk parket. Het landelijk parket toetst op prioriteit en laat haalbaarheidsonder-zoek verrichten. Prioritering is nodig omdat er landelijk gezien beperkte mogelijk-heden zijn om in plaatsing van apparatuur te voorzien (zie de volgende paragrafen). Verschillende officieren vinden dat de aanvraagprocedure voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie sneller zou moeten verlopen, omdat de bevoegdheid slagvaardiger moet kunnen worden ingezet.

De verschillende schijven die je nu moet doorlopen, vergen erg veel tijd. Het landelijk parket had zes weken nodig om een beslissing te nemen. Er lagen bij het landelijk parket vijf onderzoeken waarvan de prioriteit bepaald moest worden. Het landelijk parket zou sneller moeten zijn (zaaksofficier).

Het bevel is vier maanden oud maar nog niet uitgevoerd. De aanvraag staat nu op één bij de weegploeg maar is nog niet uitgevoerd. Het zou sneller moeten (ZwaCri/CIE-officier).

5.11.2 Keuring van technische hulpmiddelen

De Wet BOB stelt eisen aan technische hulpmiddelen die worden ingezet bij stelsel-matige observatie en het opnemen van vertrouwelijke communicatie. Daartoe is per 1 februari 2001 het Besluit technische hulpmiddelen ingegaan. In de eerste plaats moeten alle apparaten en configuraties voor observatie voordat ze kunnen worden ingezet worden goedgekeurd bij het keuringsinstituut van de KLPD (Dienst Specialisti-sche Recherche Toepassingen/DSRT ). Ook moet bij iedere nieuwe aanpassing aan een apparaat of configuratie opnieuw goedkeuring plaatsvinden. Volgens respondenten zijn de eisen erg streng en is de keuze aan goedgekeurde apparatuur en configuraties erg beperkt. Het duurt vaak lang voor een apparaat is goedgekeurd. Na inwerkingtre-ding van de Wet BOB waren technische hulpmiddelen die aan de eisen voldeden te laat beschikbaar. De eerste twee citaten die nu volgen, hebben betrekking op afluister-apparatuur.

Er loopt nu ergens een zaak waar het een half jaar heeft geduurd voor er geplaatst is. Het eerste halfjaar was de apparatuur er niet eens (kernteamofficier).

We hebben het twee keer geprobeerd. Het liep in beide gevallen stuk op de apparatuur. Deze kon niet geplaatst worden (kernteamofficier).

De audio-uitgang is een van de bottlenecks bij keuring van camera’s. Veel camera’s kopen we uit de markt, anders is het niet te betalen. Daar zitten vaak dingen aan die niet stroken met de wet, zoals een audio-uitgang. Aanpassen is vaak technisch lastig, niet altijd haalbaar (STO).

5.11.3 Plaatsing van apparatuur en verdere praktische uitvoering

Het in besloten plaatsen aanbrengen van goedgekeurde apparatuur voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie dient te gebeuren door daartoe gecertificeerde KLPD-functionarissen. De reden daarvan is dat het een nieuwe bevoegdheid betreft die veel expertise vereist. Bovendien kan de bevoegdheid zeer diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer (nota van toelichting bij het Besluit technische hulpmiddelen bijzondere opsporingsbevoegdheden van 15 december 1999, Stbl. 1999, 547, paragraaf 7). Dit betekent dat er slechts één landelijk plaatsingsteam is dat alle regio’s moet bedienen. Dat levert volgens respondenten van de politie en het Openbaar Ministerie een bottleneck op, waardoor onderzoeken door het landelijk parket geprioriteerd moeten worden. Volgens de meeste officieren van justitie zijn de plaatsing en de latere gegevensverwerking erg arbeidsintensief. Er is veel voorbereiding nodig. Zo moeten de geschiktste apparatuur en configuratie worden bepaald en moet de situatie ter plekke worden beoordeeld. Gebruikelijk is volgens sommigen dat er eerst een proefplaatsing wordt verricht.

Wil je iets plaatsen, dan moet men eerst twee dagen een plaatsanalyse uitvoeren en ver-volgens kost het nog eens twee dagen om het middel te plaatsen (ZwaCri/CIE-officier). Aan de andere kant is er ook een officier die de ervaring had dat het plaatsen van de apparatuur heel goed en snel verliep. Voordat het zover was, moest de apparatuur wel worden geleend bij de BVD. De KLPD had namelijk onvoldoende middelen beschik-baar. Enkele officieren vinden dat het vertragend werkt dat de KLPD op het gebied van beheer en plaatsing van de apparatuur een monopoliepositie heeft. Zij zouden liever zien dat ook in de regio’s functionarissen konden worden gecertificeerd, zodat men daarvoor niet afhankelijk is van de KLPD. Is de apparatuur eenmaal geplaatst, dan kost de verwerking van de gegevens erg veel tijd.

Een uur gesproken in de auto kost twee uur verwerken bij de KLPD. Daarna gaat het naar de politie en daar vergt een uur gesproken tekst nog weer zes uur uitwerken

Er worden nog verschillende andere technische moeilijkheden genoemd. Bijvoorbeeld dat afluisteren in wat drukkere ruimtes als een restaurant eigenlijk nog niet goed moge-lijk is, omdat er dan te veel ruis is. Aan de andere kant is een officier van justitie juist erg positief over het toepassen van afluisterapparatuur in auto’s.

Toepassen van bugs in de auto is tot nu toe nog wel heel succesvol. Je hoort ze nu ineens het woord cocaïne in de mond nemen (kernteamoffcier).

Praktische problemen rond het Besluit technische hulpmiddelen

Bij de inzet van technische hulpmiddelen voor stelselmatige observatie en het opne-men van vertrouwelijke communicatie treden praktische probleopne-men op die te maken hebben met de regelingen van het Besluit technische hulpmiddelen. Een aantal proble-men heeft te maken met de regel dat er niets aan eenmaal goedgekeurde apparaten of configuraties mag worden veranderd. Apparatuur moet elke keer worden gecontroleerd voordat die wordt ingezet, en bij terugkomst in het magazijn ook weer (Besluit techni-sche hulpmiddelen bijzondere opsporingsbevoegdheden, Stbl. 1999, 547, artikel 4 en 5, lid 5). In de praktijk is het volgens respondenten juist van belang om tussentijds kleine aanpassingen te kunnen maken.

Soms moet je op locatie een noodreparatie uitvoeren. Dit druist in tegen de vereiste controle en verzegeling van technische hulpmiddelen voor- en achteraf. Je kunt dan echter wel in een verbaal schrijven dat het noodzakelijk was (STO).

Als een OT uitrijdt met vijf opdrachten zou het eigenlijk vijf camera’s moeten meenemen, of na elke opdracht naar het magazijn moeten rijden om het toestel weer te laten controleren. Dat is niet werkbaar (STO).

Het wordt als onhandig ervaren dat ook kleine en eenvoudige handelingen die veel worden verricht, omgeven zijn met volgens respondenten strenge

integriteitswaarborgen.

Digitale camera’s mogen niet meer door een burger (bijvoorbeeld degene in wiens huis de camera geplaatst is) van een nieuwe band voorzien worden. Dit is erg lastig. Nu moet er steeds een agent langskomen (rechercheofficier).

Elke keer als je een nieuw bandje in een camera stopt, moet je opnieuw verzegelen plus een verzegelingsproces-verbaal opmaken. Soms staat een camera zes maanden. Dat is dan 180 stickertjes! (STO)

Nu zijn de eisen dat een videoband maar één keer gebruikt mag worden. Dit bemoeilijkt het gebruik van time-lapsecamera’s bij bijvoorbeeld een huis waar mogelijk

brandstich-ting zal plaatsvinden. Je moet steeds elke twee dagen heimelijk de band verwisselen. Dit kan in veel situaties niet, omdat de kans op ontdekking dan te groot is (STO).

De regel is dat bij de bevoegdheid tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie eerst moet worden opgenomen voordat mag worden uitgeluisterd (nota van toelichting bij het Besluit technische hulpmiddelen bijzondere opsporingsbevoegdheden, Stbl. 1999, 547, artikel 4). Een grote moeilijkheid daarbij is volgens respondenten dat niet ‘live’ mag worden ‘ingeregeld’ (om een optimale weergave van het geluid te krijgen). Er moet dus worden ingeregeld vóór de opname en op een andere plaats.

De wet staat niet toe dat wij op het moment van opname live meeluisteren en vervolgens inregelen, omdat alles wat wij horen op de band moet staan. Starten met een slechte opname en die vervolgens inregelen mag ook niet, want dan staat het eerste gedeelte misschien onverstaanbaar op de band terwijl we het wel hebben gehoord. Het blijft wild gokken hoe je opneemt. Soms lukt het goed maar soms heb je drie keer niks na heel veel moeite en afbreukrisico. Als je zeker wist dat je goed geluid kreeg, zou je bijvoorbeeld alleen één gesprek kunnen opnemen. Nu ga je soms meer opnemen om het risico dat het niets oplevert kleiner te maken. Een oplossing zou het volgende kunnen zijn. Het staat niet in de wet hoe groot het tijdsverschil tussen opname en uitluisteren moet zijn. Dus als ik een koptelefoon heb met een miniem tijdsverschil tussen opname en uitluisteren, kan ik op dat moment ‘pseudo-live’ bijregelen. Maar er is nog geen apparatuur goed-gekeurd waarmee dat kan (STO).

Volgens een respondent kan de afscherming van tactieken en personen worden bemoeilijkt vanwege het soort gegevens dat over tactieken en technieken naar buiten kan komen.

Je ziet aan de gegevens van het apparaat (peilbaken) wanneer het precies is gaan werken. Vroeger konden we versluieren wanneer het geplaatst was, door het apparaat al enkele dagen daarvoor gegevens te laten genereren. Dit mag nu niet meer. Het hele gegevenspatroon moet ter beschikking worden gesteld. Of het op de rechtszaak bekend wordt, hangt af van welk gedeelte van belang blijkt voor het tactisch onderzoek. Als dit het gehele bewegingspatroon is, wordt dit blootgegeven (STO).

Uit camerabeelden kan soms worden afgeleid waar onze camera stond. We moeten ook aangeven in welke ruimte de microfoon stond in geval van direct afluisteren. Dit soort dingen is gevaarlijk, want we maken vaak gebruik van privé-gebouwen. Wat doe je nu? Bij gevaarlijke zaken gebruikten wij al geen particulier huis om een camera te plaatsen. Maar nu is de vraag of we het nog wel kunnen maken bij instanties camera’s te plaatsen, of de directeur dan niet in gevaar komt bijvoorbeeld (STO).

Er zou onevenredig veel aandacht zijn voor het voorkómen van geknoei met originele audio- en videosignalen. Terwijl dit volgens een medewerker van de STO helemaal niet zo eenvoudig zou zijn. Medewerkers van de STO beschouwen de strakke integriteits-waarborgen bij het gebruik van technische hulpmiddelen als wetgeving die zijn doel voorbijschiet. Het heeft volgens hen geen zin om dit gedeelte ‘dicht te timmeren’ terwijl er op andere gebieden genoeg mogelijkheden tot sjoemelen overblijven. Bovendien heeft de strakke regelgeving een aantal ongewenste bijeffecten, die het moeilijk maken om praktisch uitvoering te geven aan de opsporing. Een officier van justitie en STO-medewerkers hebben het idee dat de strakke waarborgen hun basis vinden in wantrou-wen tegenover de opsporingspraktijk.

Het idee dat het allemaal zo strak geregeld moet worden omdat anders het risico bestaat dat ermee gesjoemeld is, stuit me tegen de borst (kernteamofficier).

Een officier van justitie en de STO-medewerkers voelen meer voor waarborgen op een ander vlak. De agent kan een ambtseed opmaken over hoe hij aan de informatie komt. Bij twijfel aan een audio-opname kan er eventueel een stemanalyse worden uitgevoerd. Daarnaast kan het Openbaar Ministerie ervoor kiezen om informatie niet te gebruiken bij twijfel over de integriteit van die informatie. Ook de zittingsrechter kan bij twijfel bepaalde zaken uitsluiten van bewijs.

5.11.4 Juridische aspecten

Om technische apparatuur te kunnen plaatsen, zal veelal een inbreuk op de privacy moeten worden gemaakt. Dat kan juridische vragen oproepen. Vaak zal men binnen-treden in een besloten plaats. Een aantal officieren vermeldt dat er discussie is geweest over de vraag of in dit verband de bezoekruimte van een penitentiaire inrichting als woning moest worden opgevat. Een andere casus die in dit verband speelt en die door veel officieren van justitie wordt aangehaald, gaat over het omzeilen van beveiligings-systemen bij een gebouw dat was beveiligd met een alarminstallatie. Men wilde het signaal van de alarminstallatie ‘omleiden’, zodat onopgemerkt zou blijven dat deze werd uitgeschakeld. Daartoe moest eerst via tappen van verschillende telefoonlijnen worden achterhaald langs welke van de lijnen van de telefooncentrale het contact met de alarmcentrale liep. Daarvoor zou echter geen machtiging kunnen worden verleend, omdat de wet niet voorziet in tappen voor dit doel. De officieren vragen zich naar aanleiding van dit voorbeeld af of het juridisch instrumentarium voldoet.

Een rechter-commissaris vindt dat de bevoegdheid om vertrouwelijke communicatie op te nemen zo diep ingrijpt (mede door de inbreuken op de privacy die nodig zijn voor men eenmaal kan afluisteren) dat de rechtmatigheidstoets strenger zou moeten zijn.

Rechters-commissarissen hebben op uitnodiging van DSRT voorlichting gehad en waren allemaal verrast over wat er voorafgaat aan het plaatsen van afluisterapparatuur. Bijvoor-beeld het tappen van de telefoon in verband met het uitschakelen van een

alarminstallatie, aanbellen met smoezen om te zien hoe de voordeur opengaat, of om bepaalde kamers binnen te komen om te zien waar al geboorde gaten zitten. Smoezen om aan bouwtekeningen te komen om erachter te komen waar leidingen lopen. Ook is direct afluisteren voor de burger een onvoldoende kenbaar risico, omdat het zo sneaky gaat (rechter-commissaris).

5.11.5 Koninklijke Marechaussee

Het opnemen van vertrouwelijke communicatie is de enige bijzondere opsporingsbe-voegdheid die niet zelfstandig mag worden toegepast door de Koninklijke

Marechaussee. Respondenten van de Koninklijke Marechaussee zien dit als een probleem dat met name in de toekomst gaat spelen, als de bevoegdheid in technische en praktische zin gemakkelijker kan worden ingezet dan nu. Men hecht er veel waarde aan dat de Koninklijke Marechaussee deze bevoegdheid ook zal kunnen gebruiken.

Als ik kijk naar direct afluisteren, dan moet het haast wel een methode zijn die straks enorm veel gebruikt gaat worden. Buggen van auto’s, afluisteren op Schiphol, waar men elkaar wereldwijd ontmoet... Zet daarnaast het feit dat afluisteren van telecommunicatie steeds moeilijker wordt, geen boodschappen over de telefoon, versluierd taalgebruik et cetera. Zal dus echt een vlucht gaan nemen. We kunnen het nu dus niet gebruiken. En als we nu al achterlopen in dit opzicht, dan zal dat alleen maar steeds meer gebeuren (Koninklijke Marechaussee).

Volgens de respondenten is het niet toestaan van deze bevoegdheid aan de Koninklijke Marechaussee een bewust besluit van de wetgever. Dit zou volgens hen mogelijk poli-tieke redenen hebben, gezien de militaire achtergrond van de marechaussee. De MvT (p. 79) zegt hier echter over: ‘Het is gewenst dat een ingrijpende en risicovolle bevoegd-heid als deze alleen kan worden opgedragen aan een beperkte categorie opsporings-ambtenaren.’ De politie zou deze bevoegdheid – bijvoorbeeld op Schiphol – moeten toepassen, waarna de marechaussee de gegevens kan gebruiken (Kamerstukken I 1998-99, 31 1431). Momenteel is echter ook de politie voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie afhankelijk van de KLPD, en kunnen noch de marechaussee noch poli-tie-eenheden de bevoegdheid zelfstandig inzetten. Puur gelet op het feit dat de onderdelen van de marechaussee fungeren als volwaardige politiediensten (zo draaien observatieteams en arrestatieteams van de Koninklijke Marechaussee volledig mee in de landelijke inzet van dergelijke teams) ligt het wellicht voor de hand dat de mare-chaussee dezelfde bevoegdheden heeft als de politie.

5.11.6 Conclusie

Uit het literatuuronderzoek bleek dat het veld voordat de Wet BOB in werking trad veel verwachtte van de effectiviteit van de nieuwe bevoegdheid om vertrouwelijke commu-nicatie op te nemen (paragraaf 3.1.1). Ook de geïnterviewde functionarissen van het Openbaar Ministerie en de politie hadden dergelijke verwachtingen. In de praktijk valt de toepassing hun echter nogal tegen. Zo kost het volgens de respondenten meer tijd dan verwacht voordat de methode kan worden ingezet. Dit komt onder meer door de (nog) beperkte keuze aan goedgekeurde apparatuur. Daarnaast vergt de toetsing van aanvragen op haalbaarheid en prioriteit door het landelijk parket en de KLPD enige tijd (minimaal enkele weken). Ook met de plaatsing van technische hulpmiddelen, die meestal nogal wat voeten in de aarde heeft, zijn nogal eens enkele dagen tot weken gemoeid. Dit komt doordat er eerst vooronderzoek moet worden verricht, dat vaak tijd-rovend is. Hierbij blijken zich ook onvoorziene juridische problemen te kunnen voordoen.

De inbreuk op de privacy die op zich al gepaard gaat met direct afluisteren, kan nog eens worden versterkt door de wijze waarop informatie moet worden vergaard voordat men tot plaatsing van de afluisterapparatuur kan overgaan. Volgens een rechter-commissaris zou die grotere inbreuk op de privacy als ‘bijeffect’ van direct afluisteren meegewogen moeten worden bij de toets.

Over de toepassing van technische hulpmiddelen bij observatie en direct afluisteren in het algemeen merken de respondenten op dat de eisen die het Besluit technische hulp-middelen aan de apparatuur en het gebruik ervan stelt als sterk belemmerend worden ervaren. Belemmerend voor de beschikbaarheid van de apparatuur en belemmerend voor de praktische toepassing van de verschillende technische hulpmiddelen. Waar het de beperkte keuze aan goedgekeurde apparatuur betreft, is het aannemelijk dat het hier vooral om aanloopproblemen gaat. Aan de andere kant zal het voortschrijden van de techniek waarschijnlijk een regelmatige stroom aan nieuw te keuren apparatuur ople-veren. Een aandachtspunt kan zijn in hoeverre de keuringseisen maken dat men structureel ‘op achterstand raakt’.

Wat de capaciteitsproblemen van plaatsingsteams betreft: in het Besluit technische hulpmiddelen (paragraaf 7 van de nota van toelichting) is opgenomen dat decentrali-satie van de plaatsingsteams tot de mogelijkheden behoort als er eenmaal meer

In document 197 Evaluatie van de Wet BOB – fase 1 (pagina 165-173)