• No results found

Oost-Indië

In document Neerlandia. Jaargang 12 · dbnl (pagina 38-41)

Nederland in Ned. Oost-Indië. Oost-Indië in Neerlandia.

(Ingezonden).

Het Neerlandia-nr. van Oct. bracht mij eene verrassing, en ik voeg er bij: eene aangename. Een lange lijst van vertegenwoordigers van het A.N.V. in Ned. Oost-Indië; 35 namen wel geteld.

Aangenaam omdat 't een teeken van leven is, dat mij verraste, waar ik in de latere tijden, slechts naar dat leven gissen kon.

Groep Ned. Indië heeft een eigen orgaan ‘Ons Volksbestaan’. De afstand tusschen moederland en kolonie was een bezwaar; mededeelingen aan en gedachtenwisseling tusschen Indische leden onderling zouden over Dordrecht te veel vertraging

ondervinden. Zoo ontstond het eigen Groepsorgaan.

Leden van Groep Ned. Indië ontvangen zoowel Neerlandia als Ons Volksbestaan. Met dit alles kan ik slechts mijne instemming betuigen.

Maar hoe staat 't nu met de duizenden, die alléén Neerlandia onder de oogen krijgen? Wat vernemen zij allen van onze algemeen-Nederlandsche belangen in Ned. Oost-Indië, wat van onze nooden, wat van 't geen Groep Ned. Indië wrocht, wat van eene mogelijke verspreiding van onze taal, in de eerste plaats op Java?

't Voornaamste, gedurende de laatste jaren, vinden wij in het jaarverslag over 1905 in 't Sept.-nr. 1906 (waarover later).

Maar te vergeefs zoek ik maandelijks naar teekenen van leven, van strijd, van gedachtenwisseling; dit laatste niet alleen tusschen O.I. Groepsleden onderling, maar ook tusschen hen en leden van andere Groepen.

Tegenover andere Groepen maakt Ned. Indië in de laatste jaargangen van Neerlandia, een treurig figuur.

Waarom zwijgt N.O.I. in Neerlandia? Denkt gij, leden van die Groep 't zonder het moederland te kunnen doen?

En u, Nederlanders in Nederland vraag ik: stelt gij geen belang in N.O.-I., zij 't dan niet als kolonie, dan ten minste als land, waar duizende Nederlanders wonen, arbeiden, onze taal spreken? Ligt er nog steeds eene zee van lauwheid tusschen moederland en kolonie, met wellicht aan

14

gene zijde een rots van overmoed, van welke ons een Indisch variant van het ‘Italia farà da se’ tegen klinkt?

Of is 't meer schijn dan werkelijkheid en een gevolg van de oprichting van Ons Volksbestaan? In alle geval blijkt de band tusschen Verbond en Groep los te zijn. In het verslag der vergadering van het Hoofdbestuur (Neerlandia-nr. van Nov. l.l.) lees ik, dat de heer Bosboom het plan heeft ‘indien de band der afgevaardigden met Groep Indië z o o l o s blijft’ ontslag te vragen als afgevaardigde voor Indië.

Er schuilt hier m.i. een gevaar; eene afzondering, die, zooal niet tot scheiding, dan toch tot verzwakking moet voeren...

En om nu maar eens eene oude kwestie weder op 't tapijt te brengen, een paar woorden over: ‘Onze taal aan Javaan en Chinees’.

Eerstens: de wenschelijkheid. Mij dunkt, voor ieder die den gang van zaken in de laatste paar jaar gevolgd heeft, moet de wenschelijkheid, noodzaak geworden zijn. En de tegenstanders? Moeten ook zij niet toegeven, dat bezwaren als: de Javaan heeft andere behoeften, die voorgaan, of is nog niet rijp voor onze taal en gedachtengang, of wel er zal ontgoocheling voor beide partijen uit voortkomen, wanneer later het kennen van de Nederlandsche taal geen verbetering van levensomstandigheden met zich brengt; dat, zeg ik, die bezwaren nu minder mogen gelden, waar Chinees en Javaan, medegesleept met den niet te keeren stroom, die in heel Oost-Azië aanzwelt, afsturen op de bakens door Japan en Jong-China opgesteld, de onze links latende als te weinig in aantal of van te geringe lichtsterkte.

't Gaat niet meer om eene keuze tusschen Javaansch (Chineesch of Maleisch) en Nederlandsch. Wij moeten, zij 't de tegenstanders onder ons noodgedwongen, kiezen tusschen Nederlandsch aan de eene zijde, Japansch en Engelsch aan de andere. Want kiezen wij zelf niet, dan zullen de anderen het, tot onze schade, doen.

En nu de mogelijkheid. In de eerste plaats afhankelijk (aangenomen dat de wil er is) van de geldkracht. 't Gouvernement zal het Inlandsch onderwijs uitbreiden; deed al stappen in die richting. Van bevoegde zijde acht men die uitbreiding te gering. Maar zelfs die geringe uitbreiding lijdt nu reeds door gebrek aan onderwijzers; ook al weer een kwestie van geld.

In het jaarverslag van Groep Ned. Indië over 1905 (Neerlandia Sept.-nr. '06) zie ik, dat verschillende bedragen besteed worden als steun aan Fröbelscholen, aan een Holl. cursus te Batavia, aan eene school voor Chineezen te Batavia, onder leiding van den zendeling Tiemersma.

't Is iets; 't is alles wat het Verbond met zijne beperkte geldmiddelen doen kan. En moreele steun is nu eenmaal niet genoeg.

Nederlanders! Er is geld, veel geld noodig. Laat ons niet inslapen met de gedachte: 't Zal wel gaan! Opent uwe oogen en gij zult zien, niet morgen of overmorgen, maar binnen afzienbare tijdruimte, dat 't n i e t gegaan is, d.w.z. niet g o e d gegaan.

Wendt uwe blikken naar Japan en Jong-China!

Leest in de dagbladen de oogenschijnlijk weinig belangrijke berichtjes over het op vreedzame wijze binnendringen van Jong-China en Japan in onze koloniën, in de eerste plaats op Java, en houdt rekening er mede. Later, te laat, zoudt gij dien stroom van nieuwe denkbeelden en gedachten willen keeren, af willen voeren door u w taalgebied! Te vergeefsch!

Er is geld noodig. En wanneer dat aan het Gouvernement ontbreekt, wanneer de steun van ons Verbond te gering blijkt, moet het op eene andere wijze gevonden worden.

Ziet! in andere landen worden oorlogschepen gebouwd uit particuliere beurzen, dáár wordt geofferd op het altaar van den oorlogs-god ter beveiliging van moederland of kolonie. Kunnen wij niet óók onze regeering steunen, in werken des vredes, die gelijk doel beoogen?

D e n H a a g , Dec. 1907. L.J. LEFÈBRE.

Naschrift der Redactie.

De Redactie heeft gemeend dit stuk te moeten opnemen, omdat zij zelve het reeds lang betreurt, dat er zoo weinig over Ned. Indië in ons maandblad voorkomt en omdat de taalaangelegenheid dáár, ook haar ter harte gaat.

Het zou haar oprecht verheugen, indien de woorden van den heer Lefèbre anderen, vooral ook in Indië, opwekten tot gedachtenuiting.

In document Neerlandia. Jaargang 12 · dbnl (pagina 38-41)