• No results found

Groepeering van Vlaamsche strijdkrachten

In document Neerlandia. Jaargang 12 · dbnl (pagina 179-187)

Er is in de laatste maanden in verscheidene steden van het Vlaamsche land een streven merkbaar om de verschillende Vlaamsche strijdkrachten, de verschillende Vlaamsche vereenigingen tot welke politieke denkwijze zij ook behooren, in een verbond te groepeeren, dat op sommige oogenblikken, waarop een samenwerking van heel het

Vlaamsche leger gewenscht en noodzakelijk is, eensgezind in het strijdperk zou treden. Met dit doel voor oogen was reeds tot stand gekomen: het ‘Verbond der Vlaamsche Maatschappijen van Borgerhout’ (voorstad van Antwerpen), het ‘Verbond der Vlaamsche Maatschappijen uit den Brusselschen Omtrek’, terwijl de secretaris van het A.N.V. te Gent, de heer Meert, de afgevaardigden van de Gentsche

maatschappijen met hetzelfde inzicht bijeenriep en te Antwerpen een dergelijk plan aanhangig is.

In beginsel kan zoo een streven niets anders dan sympathie verwekken. Want het is slechts al te dikwijls tot nog toe gebeurd, dat in vraagstukken, die het algemeen Vlaamsch belang raakten, ieder zoo wat zijn eigen weg ging, de richting volgde, die hem het best toescheen, zonder dat een ordewoord van hoogerhand de lijn aanduidde waarlangs men zich te bewegen had. Het was nagenoeg hetzelfde alsof in oorlogstijd elke afdeeling van het groote leger, afzonderlijk ten strijde zou trekken, zonder te luisteren naar de bevelen van den opperbevelhebber, met het noodzakelijk gevolg, dat die verschillende krachten, in plaats van bij te dragen tot de algemeene

overwinning, integendeel elkander te niet deden en het leger een niet te vermijden nederlaag berokkenden.

In de psychologische samenstelling van den Vlaming als individu heeft men de oorzaken van een soortgelijken toestand meenen te vinden. En een feit is het, een feit waarover men zich reeds meer dan eens heeft beklaagd, dat dit gebrek aan tucht en eenheid onder de Vlamingen te wijten is aan de moeilijkheid die zij ondervinden om, waar het de groote nationale zaak geldt, hun persoonlijke voorliefde voor deze of gene richting, deze of gene opvatting, hun individualiteit op zij te zetten in het belang van die zaak zelf.

64

Hebben wij in deze eigenaardigheid, waarmee volstrekt niet de Vlamingen alleen behept zijn, doch die wij bij heel het Belgische volk aantreffen, een overblijfsel te zien van het door heel de geschiedenis van dit volk gaande particularistisch gevoel? Het komt er niet op aan naar de oorzaken te zoeken, doch van grooter gewicht is het het feit vast te stellen. En men zal niet ontkennen dat elke Vlaming zich geroepen acht om als officier in het Vlaamsche leger op te treden en dat op die wijze dit leger bestaat uit heel veel officieren, uit bitter weinig soldaten. Ieder wil bevelen uitdeelen, hij weze er al of niet bekwaam toe, en wanneer men voor den vijand staat dan kibbelt men, omdat die bevelen elkander zeer dikwijls tegenspreken. Ieder wil aan het hoofd staan, maar in de rangen blijven dat kunnen slechts weinigen.

En dan die andere reden van verzwakking, n.l. de vitzucht die ons volk eigen is, en waardoor het zoo vaak belet wordt zich op een voldoende hoogte te plaatsen om een zaak in heel haar omvang te overzien; waardoor het bewogen wordt om alleen een kant, dikwijls een zeer kleinen kant van die zaak te beschouwen en om zoo een onderdeel het geheel uit het oog verliest! Een flink Vlaamsch weekblad van

Antwerpen, O n s R e c h t , had het nog niet lang geleden over ‘den geest van vitterij van onze Vlaamsche stamgenooten’, over het ‘vitten en kibbelen’, dat ‘echt Vlaamsche deugden’ zijn.

Het is ongelukkig maar al te waar! Waar een gezonde, levensvolle, krachtige kritiek, - noodzakelijk bij elk ernstig streven, bij iedere flinke levensopvatting, - bij machte is om een zaak te bevordren, daar houdt een schrale vitterij elke rustige en normale ontwikkeling van een organisme tegen. En dit helaas is in ons Vlaamsch leger al te dikwijls het geval!

Willen wij in de toekomst niet zooals in het verleden een groot gedeelte van de kracht, die anders zoo vruchtbarend zou kunnen zijn, noodeloos verkwisten, dan moet getracht worden tucht en eenheid te doen heerschen waar nu ordeloosheid en verdeeldheid bestaan, dan moet men leeren gehoorzamen. En wanneer zoo iets door het stichten van een verbond van Vlaamsche maatschappijen kan worden bereikt, dan is reeds heel veel gewonnen. Al te dikwijls hebben wij tot nog toe gezien hoe in een zelfde kwestie verschillende Vlaamsche groepeeringen ook een geheel

verschillende tactiek aannamen, het duidelijkste bewijs van oneenigheid gevend, zoodat onze vijanden steeds konden wijzen op onze verdeeldheid en daaruit dan ook hun voordeel wisten te halen.

Maar opdat zoo een groepeering van de Vlaamsche strijdkrachten leefbaar zij, is het noodwendig, dat zij zich niet bepale tot enkele steden, die dan weer onafhankelijk van elkander in den strijd zullen gaan, doch dat dit Verbond zich uitstrekke tot heel het Vlaamsche land; is het noodwendig dat alle Vlaamschgezinde vereenigingen, welke ook haar politieke kleur zij, tot dit Verbond toetreden.

En men moet verder gaan: een hoogere raad, samengesteld uit de

vertegenwoordigers van de verschillende plaatselijke Verbonden, - een raad, die een bestendig bestaan zou hebben, - zou, telkens wanneer een vraagstuk aan de orde van den dag is, dit moeten onderzoeken, de gedragslijn moeten vaststellen, die er in moet worden aangenomen, het ordewoord moeten geven waarnaar ieder zou moeten luisteren; zoo een raad zou dan de leidende kracht van de Vlaamsche beweging worden, de stuwkracht, die alleen bij machte zal zijn om deze beweging tot haar eind-zegepraal te voeren.

Stellig, er rijzen in de practijk groote moeilijkheden op: aangenomen zelfs, dat men eens alle vitterij, alle bedilzucht, alle gebrek aan tucht ter zijde zou kunnen schuiven, dan mag men toch de vraag stellen of in sommige gevallen het politiek belang niet alle samenwerking, alle optreden, alle pogingen van zoo een Verbond zal onmogelijk maken. En daarmede is waarschijnlijk wel de vinger op de zwakke zijde van een dergelijk Verbond gelegd. Hoe wenschelijk en hoe noodzakelijk het ook is, dat in onzen strijd het nationaal belang den voorrang heeft op alle andere beschouwingen, toch moet men afrekenen met den bestaanden toestand, die meebrengt, dat in den Vlaming al te dikwijls het politiek gevoel sterker klopt dan het nationaal gevoel.

Met den huidigen staat van zaken moet men zich dan ook niet verwonderen, indien het ontworpen plan niet dadelijk den gewenschten uitslag heeft, en dat de stichting van die verschillende Verbonden niet onmiddellijk overal met goed gevolg zal worden bekroond. Het komt er echter op aan zich niet te laten ontmoedigen. Gaat het een eersten keer niet, men beproeve het later nogmaals. Want langzamerhand zal men gaan inzien, dat, wil men tot iets geraken, een samenwerking van alle Vlaamsche krachten een niet te ontkomen noodwendigheid zal worden.

En daarom wezen hier de pogingen, die nu worden aangewend met hartelijke sympathie begroet! Zijn eerst de plaatselijke Verbonden op stevige basis gevestigd, worden die eerst door breed-denkende en vèrziende menschen geleid, dan zal ook het groote Verbond met zijn bestendigen strijdraad weldra verwezenlijkt zijn!

Uit onze Takken.

A a l s t . In de Lett. Afd. sprak op 29 Febr. de heer Frans Schuerman over ‘Het versieren der woningen’, een pleidooi voor de ‘Kunst in huis’, waarbij eenige juiste vingerwijzingen werden gegeven om deze in practijk te stellen.

Op 14 Maart hield Dr. Isidoor Bauwens een voordracht over de noodwendigheid van een ‘Nederl. medisch woordenboek’ en de eischen waaraan dit moet

beantwoorden. De onvermoeibare werker en geleerde is met de samenstelling van zoo een woordenboek bezig, dat stellig groote diensten aan de Nederl. geneeskundige wereld zal bewijzen en waarvan de verschijning met belangstelling wordt tegemoet gezien.

In dezelfde zitting gaf de heer Nathalis Heyndrickx eenige regelen van beschaafde uitspraakleer.

Zooals te voorzien was worden de lessen van hooger volksonderwijs, iederen Donderdagavond gegeven, door veel belangstellenden trouw bijgewoond. Dit was het geval met de voordracht van den heer Valery D'Hondt over ‘Het Tooneel te Aalst in vroeger eeuwen’, die met lichtbeelden van den heer Pamphile Nijs over ‘De IJzer-en Staalnijverheid’, die van mej. Rosa De GuchtIJzer-enaere: ‘Vader IJzer-en Moeder als Opvoeder’ en van den heer L. Frateur, Hoogleeraar te Leuven ‘Over de Esthetiek van het Paard’ (met lichtbeelden).

De openbare Liederavonden, die zeer veel tot de volksbeschaving bijdragen en die verleden jaar zoo veel bijval vonden, zijn dit jaar op 11 Maart hernomen. Een vrij groot aantal meisjes kwamen in de Stedelijke Muziekschool, onder leiding van den heer Gustaaf Pape of van mej. Bertha Reyniers, beurtelings aanleeren ‘Aan Vlaanderen’, ‘Roosken op de Heide’ en ‘Slape Zacht’.

A n t w e r p e n . Met genoegen kan worden vastgesteld dat de Soldatenafd., waarvan de oprichting onlangs werd medegedeeld, zich uitbreidt; er werd n.l. een onderafd. te Luik gevormd, onder de soldaten van het korps der krijgsbouwkunde van de bezetting dier stad. Haar oprichting is te danken aan het ijverig streven van den heer Van Bedaf, die ook te zamen met den heer Goethals, de stichter was van de

hoofdafdeeling te Antwerpen. Deze heeren wezen hartelijk gelukgewenscht voor hun kranig initiatief.

De afd. ‘Liederavonden voor het Volk’ herdacht op 9 Maart j.l. in de kazerne den sterfdag van Peter Benoit. De heer Jozef Muls hield een goedgeslaagde voordracht over den grooten Vlaamschen

mees-65

ter, terwijl de heeren Genard en A. Bouchery liederen van hem ten gehoore brachten, waarvan de soldaten enkele aanleerden.

Op 11 Maart werden de liederavonden voor het burger-publiek hernomen in de zaal van de firma De Beuckelaer. En ook hier was deze avond aan de nagedachtenis van Benoit gewijd. Mr. E. Wildiers, voorzitter van den Antwerpschen Tak, sprak over Benoit en den strijd dien hij te voeren had. Mej. Elisa Levering en de heer Van As hadden welwillend hun medewerking verleend en zongen liederen van den meester. De heer De Beuckelaer en enkele van zijn familieleden vereerden de kleine

plechtigheid met hun tegenwoordigheid.

Dezelfde afd. houdt zich ook onledig met de herdenking van het vijf en twintig-jarig afsterven van Conscience en is voornemens te dier gelegenheid onder meer Benoit's ‘Conscience-cantate’ (Treur- en Triomfzang) te doen uitvoeren. De medewerking van het Stadsbestuur werd gevraagd.

De Studentenafd. maakte zich met Carnaval en Halfvasten zeer verdienstelijk door in de straten met de bussen van het A.N.V. geld in te zamelen.

In de afd. ‘Hooger Onderwijs voor het volk’ zette de heer Pol de Mont met steeds klimmenden bijval en voor een voortdurend aangroeiend getal toehoorders zijn voordrachten over ‘De Vlaamsche Schilderschool in de XIXe eeuw’ voort, terwijl de heer Omer Wattez op 19 Maart een reeks van zes lessen ‘Over Germaansche beschaving’ begon.

Ve r b e t e r i n g .

Het adres van den Secretaris der Afdeeling Antwerpen is: Julius Cox, Vrijheidstraat 16.

B r u s s e l . De Brusselsche Tak heeft een bedrijvigen tijd achter zich. Wij kunnen van deze werkzaamheden slechts een korte opsomming geven.

De heer Brans gaf ten beste een voordracht over een door hem geliefkoosd en diepdoorgrond onderwerp: Multatuli. Hij wist daarover zooveel te vertellen, dat het gevorderde uur hem noopte het vervolg tot een volgenden avond uit te stellen.

Den 17 Maart had de voordrachtavond plaats van den heer S. Rippe (Rotterdam), voor een propvolle zaal. De heer S. Rippe, buiten eenige kortere dichtstukken, vertolkte de hoofdtafereelen van Shakespeare's Koopman van Venetië.

De Tak hield zich verder bezig met de volgende vraagstukken: Ned. opschriften te Brussel; Ned. lectuur voor de jeugd; de Coremans-wet; de Van der Linden-wet; Vlaamsche poststempels; Nederlandsch voor den postpakettendienst met Nederland, enz.

Als schrijver van den Tak werd benoemd de heer Delpire, 65 St. Jorisstraat, Laken-Brussel.

M e c h e l e n . De heer Dr. J. Lefèvre kwam einde Januari de leden op een boeiende en geleerde voordracht over ‘De economische toestanden in de middeleeuwen’ vergasten, werk dat het bewijs van zeer degelijke studie aflegde!

Op 2 Februari hadden wij het genoegen Dr. A. Borms' tweede voordracht, ditmaal met lichtbeelden, ‘Over Peru’ te hooren. Dr. A. Borms vertelt gemoedelijk en pittig, zijn jovialiteit brengt de toehoorders in stemming; hij is een knap voordrachtgever.

Daarna droegen vier leerlingen, twee dames en twee heeren, van de

declamatieklasse van 't Kon. Vlaamsch Conservatorium te Antwerpen uit de meest bekende Ned. dichters en prozaschrijvers voor, ernst en luim. Die voordrachtavond oogstte grooten bijval en had veel publiek gelokt.

Ten slotte moet nog de voordracht van den heer W.L. Goovaerts over ‘De Mode in verband met de Kunst’ worden vermeld, die een levendige bespreking ten gevolge had.

Holland op zijn malst.

De Eerw. heer Jan Bernaerts, La Louvière, ontving van de firma Wolters, Groningen, een pak boeken met Nederlandsch adres van deze firma en den verzender Van Ghendt. Maar het werd vervoerd door de... ‘Chemins de fer de l'Etat néerlandais’. Aan die zotternij kan een Vlaming zich geweldig ergeren.

- In het October-nr. 1905 van Neerlandia teekende de heer Frans Van Cuyck verzet aan tegen het feit, dat in een bekende Encyclopaedie de straatpleinnamen van Antwerpen uitsluitend in het Fransch(!) opgegeven zijn: Place Verte, Avenue des Arts enz.

Naar het schijnt, maakt het een thans verschijnende Ned. Encyclopaedie niet beter en ziet men de kathedraal van Antwerpen, daar b.v. Notre-Dame genoemd, terwijl ook straat- en andere namen van andere Vlaamsche steden in 't Fransch zijn opgegeven. Een Vlaming werd daar zoo door geërgerd, dat hij de Encyclopaedie, waarop hij ingeteekend had, aan den boekhandelaar terugzond.

Ook tijdschriften doen aan die dwaasheid mee. Nog onlangs had een geïllustreerd Ned. tijdschrift een verhaal, dat speelde te Gent in de... rue Haut-Port!

Wanneer gaan schrijvers en uitgevers dat toch eens afleeren? De franskiljons lezen geen Holl. tijdschriften en schaffen geen Holl. encyclopaediën aan; de Vlamingen, die 't wel doen, worden door die dwaasheden geweldig geërgerd; dit is zeker niet in 't b e l a n g van uitgevers. ‘Zullen de uitgevers hun encyclopaediën misschien aan de Walen willen verkoopen?’ vraagt de geërgerde Vlaming. Dan zullen ze vooral goede zaken doen.

Postzegelafdeeling.

B e z e n d i n g e n . In dank ontvangen bezendingen van: mej. Olga Insinger, Loeksor, Egypte; mej. El. Baelde, Rotterdam; Dr. Breitenstein, Karlsbad (nieuwe

Oostenrijksche); Van Egmond, Davos Platz, Zwitserland; Frederickszonen, Oostende. V u r i g b e g e e r d . Curaçao, Suriname... helaas, zij komen niet.

O p b r e n g s t . Zooals we in 't vorige nr. aankondigden, zouden we in dit nr. kunnen meedeelen hoeveel we reeds haalden uit de ons geschonken postzegels. Dit bedrag is fr. 137. Wij hebben thans een goeden voorraad. Daar is evenwel niet altijd goed partij van te trekken. Van eene soort: de 10 cts. N.O.-I. duizenden exempl.; van de 3 cts. nauwelijks enkele.

Laten toch alle Verbondsleden over de wereld medewerken. Er is g e e n lid van het Verbond, dat ons n i e t helpen kan. Hoe e e n v o u d i g : zijn postzegels n i e t in de scheurmand te gooien, maar ze voor ons te bewaren.

H. MEERT,

N.S. Zendingen worden ook aangenomen door het Kantoor A.N.V. te Dordrecht, dat voor doorzending zorg draagt.

Bladvulling.

Een lintworm in 't nauw.

Onder de aanwinsten van 's Rijks Ethnografisch Museum vindt men in het officieele verslag, uitgegeven door het Ministerie van Binnenlandsche Zaken, o.a. vermeld: een munt met de voorstelling van den strijd van Ridder St. Georg tegen den lintworm. Bedoeld wordt de draak (Duitsch: Lintwurm). De verklaring van dit malle

Germanisme ligt voor de hand. De bekwame directeur, de heer Schmeltz, is Duitscher van geboorte.

66

Zuid-Afrika.

Afrikaansch Hollandsch.

In het vorige nummer van Neerlandia ontleenden wij aan Ons Land het een en ander over het Beknopt Nederlands Woordeboek voor Zuid-Afrika, bewerkt door Hubertus Elffers en dr. W. Viljoen. We hadden, zooals we toen zeiden, het boek zelf nog niet gezien, dat hebben we nu wel, en tot ons genoegen en tot ons leedwezen beide bemerken wij, dat wij, op een onvolledige aanhaling van Ons Land afgaande, de bewerkers van het woordenboek onrecht hebben aangedaan. Dit spijt ons, maar 't doet ons genoegen dat wij 't kunnen verbeteren.

Ons Land zei, dat alle woorden en uitdrukkingen waren opgenomen, die in Zuid-Afrika burgerrecht hebben verkregen, en noemde eenige anglicismen als pavement, freetrader, notice-board, juts enz.

We achtten het toen bedenkelijk, dat 't Woordeboek aldus zijn gezag leende aan woorden, waarvoor er (ook in Zuid-Afrika) goede van Nederlandschen stam bestaan. Maar nu blijkt ons, dat de bewerkers dergelijke anglicismen niet hebben opgenomen omdat zij in Zuid-Afrika burgerrecht hebben verkregen. Allerminst. Want wat zeggen zij in de voorrede?

‘Wat het opnemen van talrijke engelse woorden aangaat, di men in dit handboek aantreffen zal, is het geenszins ons doel geweest, di richting daarmede te steunen, welke zijn heil zoekt in het mengen van de twee onder ons gangbare talen; integendeel, wij hebben ons bevlijtigd, van dergelijke woorden, voor zo ver het mogelik was, het echt nederlandse ekwivalent aan te geven, ten einde de zuivering van het Hollands hier te lande, welke velen zich op loffelike wijze tot taak gesteld hebben, mogelik te maken en in de hand te werken. Het bestaan van een zeer groot aantal anglicismen en andere barbarismen, vele waarvan op burgerrecht aanspraak maken en bijna algemeen als geldig erkend worden, geeft tot vragen aanleiding, waarop vooralsnog niemand het antwoord vermag te geven; ons doel echter is geweest, aan te tonen, dat de meeste van dergelijke uitdrukkingen in de volksmond door betere, zuiverder, erkend nederlandse mogen worden vervangen; tevens hopende, dat het opnoemen ervan tot di gewenste vervanging gereder aanleiding geven zal’.

Zoo opgevat, kunnen die anglicismen in een Nederlandsch woordenboek voor Zuid-Afrika veel goed doen.

Nu een commissie hier in Nederland verklaard heeft er geen gat in te zien - haar taak wellicht te theoretisch opvattende - een dergelijke lijst van babarismen met gelijkwaardige Nederlandsche woorden samen te stellen, zooals op de vergadering van Groep Nederland te Amsterdam is gebleken, en de Kleine Taalzuiveraar, een woordenlijst die hetzelfde wil geven, al te gebrekkig is, rijst de vraag of het

woordenboek van Elffers en Viljoen niet een praktisch voorbeeld is, hoe zoo'n lijst van barbarismen bruikbaar is samen te stellen.

In document Neerlandia. Jaargang 12 · dbnl (pagina 179-187)