• No results found

Onderzoek laggs Noord-Amerika (Canada) In Noord-Amerika is recent uitgebreid onderzoek gedaan naar de karakteristieken van de

veen Minerale

3. Herstel van hoogveenlandschappen (macroschaal): In de oorspronkelijke Nederlandse hoogveenlandschappen was een veelheid aan gradiënten aanwezig: van voedselarm naar

3.4 Onderzoek laggs Noord-Amerika (Canada) In Noord-Amerika is recent uitgebreid onderzoek gedaan naar de karakteristieken van de

lagg. Reden hiervoor is om op basis van deze resultaten te kunnen bepalen of kunstmatige laggs gecreëerd kunnen worden voor aangetaste hoogvenen. Ondanks de verschillen met de hoogvenen en venen in Europa en Nederland specifiek, is deze kennis waardevol voor het herstel van Nederlandse hoogvenen op meso- en macroschaal.

3.4.1 Chemische karakteristieken van een lagg

Er zijn diverse studies beschreven naar de meest geschikte chemische indicatoren om de aanwezigheid of begrenzingen van een lagg te bepalen. Bekende variabelen zijn afgeleiden van de mate van minerotrofie: pH, alkaliniteit, EGV, calcium- en bicarbonaatconcentraties. Aangezien het afstromende veenwater voornamelijk regenwater is, wordt de aanrijking in de lagg voornamelijk bepaald door de mineralogie van de omgeving. Indien het veen wordt omgeven door een basenrijke minerale omgeving zal er meer aanrijking met basen kunnen optreden en zullen er ook sterkere gradiënten van zuur naar basisch tot ontwikkeling komen. Uit diverse studies blijkt dat de calciumconcentraties in de lagg tot 10x hoger kunnen zijn dan in het zure hoogveenwater (< 2 mg/l = 50 µmol/l). Laagveenvegetaties hebben 1 mg Ca/l als ondergrens (= 25 µmol/l; Waughman 1980), maar de calciumconcentratie is vaak veel hoger. Calcium is daarmee een bruikbare chemische variabele om een lagg te

karakteriseren. Andere beschreven chemische variabelen om een lagg te onderscheiden zijn natrium, magnesium, aluminium, mangaan en siliciumdioxide (Bragazza & Gerdol 1999, Tahvanainen et al. 2002 en Bragazza et al. 2005). Een andere bruikbare variabele voor het

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 77 begrenzen van de lagg is de Ca:Mg-ratio (Waughman 1980), waarbij een hogere Ca:Mg-ratio in het veenwater dan in het lokale regenwater invloed van grondwater indiceert. De

grenswaarde hiervoor is sterk afhankelijk van de geografische ligging, aangezien de ratio afhankelijk is van de afstand tot de zee en het neerslagvolume. Het is daarom belangrijk om een lokale grenswaarde op te stellen voor de Ca:Mg-ratio.

Voor Burns bog is een eenvoudige chemische typering van de waterkwaliteit gemaakt voor de overgang van het hoogveen, via de lagg, naar de minerale omgeving. Hierbij zijn drie

verschillende typen water onderscheiden (

Figuur 3.13): 1) veenwater met een pH 3,5-5,5 en calciumconcentratie < 3 mg/l (75 µmol/l), 2) overgangswater met een pH 4,5-6 en calciumconcentratie 3-10 mg/l (75-250 µmol/l) en 3) water vanuit de minerale omgeving met een pH 5,0-8,0 en calciumconcentratie > 10 mg/l (> 250 µmol/l).

3.4.2 Vegetatie lagg

In diverse Noord-Amerikaanse studies wordt de vegetatie van de lagg beschreven als dichte boom- en struiklagen met zeggen en kruiden als ondergroei. De productiviteit in de lagg is een factor 10 tot 20 hoger dan in het hoogveen (Damman 1979), maar de accumulatie van veen is minder snel door de snellere afbraak van het geproduceerde organische materiaal. De soortensamenstelling van de lagg wordt bepaald door de hoeveelheid toestromend water, het waterpeil, de peilfluctuaties en chemische samenstelling van het water. Howie et al. (2009) benadrukken dat de vegetatie als een goede indicator voor de abiotische

karakteristieken van de lagg gebruikt kan worden. Het veenpakket in de lagg is relatief dun (< 0,5 m), zodat diep wortelende planten (bijv. riet en lisdodde) contact kunnen maken met de minerale ondergrond. In vergelijking tot het hoogveen is de stroomsnelheid hoger en daarmee is er ook een hogere aanvoer van nutriënten (rheotrofie) en ontstaan ook minder snel anaerobe condities. De aanwezigheid van wortelende planten zorgt ook voor minder snelle anaerobe condities aangezien ze via luchtholten zuurstof aan de bodem kunnen afgeven (radiaal zuurstof verlies).

In laggs van hoogvenen aan de kust van Brits-Columbia werden verschillende vegetatietypen onderscheiden, waarbij het voorkomen wordt bepaald door de

hydrogeomorfologie van de lagg: begrensd (gelegen in een depressie) of niet-begrensd (Figuur 3.14). De begrensde typen worden gekarakteriseerd door hogere waterstanden en dunnere stammen (minder productief) van de bomen en vallen binnen de klassieke

beschrijving van lagg-vegetaties, laagveen en moeras (Rydin & Jeglum 2006). Howie & Van Meerveld (2016) stellen dat de voorgestelde classificatie van de hydrogeomorfologische lagg- vormen belangrijk is voor het herstelbeheer van de lagg. Vooral de niet-begrensde lagg- typen moeten in de restauratieplannen worden opgenomen, aangezien de nadruk altijd gelegen heeft op de begrensde laggs. In aanvulling doen Howie & Van Meerveld (2016) het voorstel om de definitie van een lagg aan te passen: laggs ontvangen niet per definitie water van beide milieus (hoogveen en minerale omgeving). Laggs kunnen ook ontstaan wanneer het zure water uit het hoogveen interacteert met gebufferd moedermateriaal in de directe omgeving van het hoogveen.

Uit het onderzoek in Canada bleek dat de dikte van het veenpakket op de overgang van de lagg naar de minerale omgeving vaak 10-30 cm dik was, terwijl deze op de overgang van het hoogveen naar de lagg vaak aanzienlijk dikker is. Dit komt overeen met de veendikte in laggs in Brits Columbia met een gemiddelde dikte van het veenpakket van 1,0 tot 1,2 m. De minimale dikte van het veenpakket aan de buitenrand van de lagg komt overeen met de definitie van venen (Wheeler & Proctor 2000, Joosten & Clarke 2002).

Paradis et al. (2015) stellen dat de lagg geen intermediaire structuur heeft, maar

structuurrijker is dan de twee aangrenzende habitats met een hoge bedekking binnen alle vier de vegetatielagen (bomen, struiken, kruiden en mossen; Figuur 3.15) terwijl in het hoogveen of minerale omgeving vaak slechts twee of drie lagen dominant zijn. Het

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 78 traditionele beeld van een lagg met een open laagveenvegetatie is volgens Paradis et al. (2015) waarschijnlijk ontstaan door de geografische ligging van de vroege onderzoeken naar de lagg, n.l. Scandinavië, Baltische staten en de Britse eilanden.

3.4.3 Belang herstel lagg

Uit het oogpunt van behoud en herstel wordt in het Noord-Amerikaanse onderzoek gesteld dat 1) de lagg een belangrijk microhabitat is voor de biodiversiteit in hoogveencomplexen en 2) laggs als integrale delen van het hoogveencomplex moeten worden beschouwd. Bij herstel van het hoogveenlandschap moeten eventuele bufferzones dan ook aan de buitenzijde van de lagg worden gerealiseerd en niet aan de buitenzijde van de ombrotrofe vegetatie.

Vanwege de hoge biodiversiteit is het belangrijk om de lagg weer te herstellen, niet alleen bij vrijwel intacte hoogvenen in bijvoorbeeld Noord-Amerika, maar ook bij zwaar aangetaste hoogveenrestanten zoals in Nederland. In de Noord-Amerikaanse publicaties wordt ook expliciet aangegeven dat herstel van de lagg van belang is vanwege de hydrologische ondersteuning van het hoogveenlichaam. Deze conclusie is zeer waarschijnlijk van toepassing op relatief intacte hoogvenen waarvan alleen de lagg, mits aanwezig, en

eventueel de rand is aangetast. Hydrologisch herstel van de lagg zal dan ook bijdragen aan herstel van de rand en mogelijke verdere inklinking van de hoogveenkern beperken of voorkomen (zie ook paragraaf 4.4.1). Voor de Nederlandse hooveenrestanten waar het hoogveenlandschap vrijwel compleet verdwenen is, is herstel van de biodiversiteit de belangrijkste reden om laggs te herstellen.

Figuur 3.15. Veranderingen in vegetatiestructuur in transecten van hoogveen naar minerale omgeving in Oost-Canada. Weergegeven zijn de oppervlakte van de boomstammen,

bedekking van grote struiken, bedekking lage struiken en kruiden en bedekking met veenmossen (Bron: Paradis et al. 2015).

Figure 3.15. Changes in vegetation structure along transects from bog to mineral land in Eastern Canada. Shown are the cover of the trunks, cover of tall shrubs, cover of herbs and low shrubs, and cover of Sphagnum (From: Paradis et al. 2015).

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 79 Figuur 3.16. Overzicht van de laagveenvegetatie gedomineerd door Knopbies in de lagg van Sharavogue met aangrenzende open poelen. Bron: Conaghan (2014).

Figure 3.16. Overview of the fen vegetation dominated by Schoenus nigricans in the lagg of Sharavogue with adjoiningopen fen pools. Source: Conaghan (2014).