• No results found

Gradiënten in Nederlandse hellingveentjes In Limburg komen een aantal hellingveentjes voor waar, door de variatie in geomorfologie,

veen Minerale

3. Herstel van hoogveenlandschappen (macroschaal): In de oorspronkelijke Nederlandse hoogveenlandschappen was een veelheid aan gradiënten aanwezig: van voedselarm naar

3.6 Gradiënten in Nederlandse hellingveentjes In Limburg komen een aantal hellingveentjes voor waar, door de variatie in geomorfologie,

ecologische gradiënten voorkomen. Deze gradiënten zijn ook kenmerkend voor laggs en zijn ook interessant in het kader van hoogveenherstel op meso- en macroschaal. Net als elders in Nederland vormen de bekende ver-thema’s (o.a. verdroging en vermesting) een bedreiging voor het behoud en herstel van de hellingveentjes. In vergelijking met andere Nederlandse veengebieden zijn hellingveentjes weinig onderzocht en worden gekenmerkt door een complexe ecohydrologische situatie. Recentelijk is de ecohydrologische situatie van een aantal hellingveentjes nader onderzocht (Van Dijk et al. 2009, 2012 en 2016).

3.6.1 Brunssummerheide Gradiënten in vegetatie en fauna

Het hellingveen in de Brunssummerheide is 15 ha groot en gelegen in een erosiedal. Dit dal is ingesleten in een zandpakket en opgevuld met een veenpakket met een maximale dikte van drie meter. Het veen wordt gedomineerd door Pijpenstrootje (Molinia caerulea) en veenmossen (Sphagnum spec.) en wordt gekenmerkt door overgangen van oligotrofe (voedselarme) hoogveenvegetaties naar minerotrofe (mineraalrijke) vegetaties. Het centraal op de Brunsummerheide gelegen hellingveen wordt voor een groot deel direct of indirect beïnvloed door grondwater. Het constant uittreden van grondwater zorgt voor permanent natte omstandigheden. Het uittredende grondwater is basenarm, waardoor zich over een groot oppervlak een veenmosvegetatie heeft ontwikkeld. In het smalle dal is een gradiënt aanwezig in de mate van kwelinvloed aan maaiveld en daarmee ook in waterkwaliteit, zodat meer regenwater gevoede hoogveenbegroeiingen op korte afstand van meer grondwater gevoede vegetaties kunnen voorkomen.

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 84 Figuur 3.21. Clusterdiagram met indeling van de elf monsterpunten in zes gemeenschappen op basis van overeenkomsten in de soortensamenstelling van de watermacrofauna

(horizontale-as). (Overgenomen uit Van Dijk et al. 2014)

Figure 3.21. Cluster diagram with classification of the eleven sample sites into six communities based on similarities in the species composition of the aquatic macroinvertebrates (horizontal axis). (From Van Dijk et al. 2014)

Het hellingveen in de Brunssummerheide heeft een gevarieerde macrofaunagemeenschap. Op basis van de soortensamenstelling en abundantie per soort kan deze worden ingedeeld in zes gemeenschappen (Figuur 3.21). De macrofaunasamenstelling van gemeenschappen 1 en 2 (kleine en grote plassen) vertoont onderling een grote overeenkomst; deze

gemeenschappen komen voor in vrijwel stilstaande wateren. De macrofaunasamenstelling van gemeenschap 3 komt voor in kleine, langzaam stromende slenken en vertoont nog overeenkomsten met de stilstaande wateren. De macrofaunasamenstelling van de andere drie gemeenschappen wijkt af van die van de vrijwel stilstaande wateren door de

aanwezigheid van indicatorsoorten voor stroming. Het betreffen meer door regionale kwel beïnvloede habitats, zoals aan het begin van de Roode Beek (gemeenschap 4) en de

kwelzone in het veen en het broekbos (respectievelijk gemeenschap 5 en 6). In Tabel 3.3 is een samenvatting gegeven van dominante soorten per gemeenschap. De voorkomende zeldzame macrofaunasoorten illustreren het belang van de aanwezigheid van (de combinatie van) verschillende habitats en kleinschalige gradiënten (Moller Pillot 2003). Zo komen er op het relatief kleine hellingveen macrofaunagemeenschappen van verschillende habitattypen voor, met soorten van zure en temporaire plasjes tot soorten van bronnen en bovenlopen van beken.

Vervuiling grondwater

Door de invloed van met mineralen aangerijkt grondwater komen in de Brunsummerheide op kleine schaal gradiënten in soortensamenstelling in flora en fauna voor (Van Dijk et al. 2009, 2012 en 2014). Het grondwater in de Brunsummerheide is echter niet alleen gebufferd, maar ook rijk aan nitraat en sulfaat. Het nitraat is afkomstig van uitspoeling uit landbouwgronden en de invang van stikstof in bossen in het inzijggebied. De hoge zwavelconcentraties zijn deels afkomstig vanuit de atmosfeer, maar vooral uit in de bodem aanwezige ijzersulfides (zoals pyriet en marcasiet (FeS2)) die zich in bruinkoollaagjes in de ondergrond bevinden. Het grondwater is door de aanwezigheid van bruinkool waarschijnlijk altijd al sulfaatrijk geweest, maar als gevolg van de hoge nitraatconcentraties en verdroging zijn de sulfaatconcentraties (sterk) toegenomen. Op locaties waar nitraatrijk grondwater het maaiveld bereikt, komen geen hoogveenvormende vegetaties (meer) voor. De vegetatie wordt op deze locaties gedomineerd door Pijpenstrootje (Molinia caerulea), wilg (Salix sp.) en Zwarte els (Alnus glutinisa).

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 85 Tabel 3.3. Dominante en in Nederland zeldzame soorten van de zes faunagemeenschappen. Een grote cirkel (O) duidt op het voorkomen in hoge frequentie (presentie > 0,5), een kleine cirkel (o) duidt op het voorkomen in lagere frequentie (lage frequentie (> 0,5) en/of relatief schaars). Soorten binnen de categorie zeldzaam en zeer zeldzaam in Nederland (volgens Nijboer & Verdonschot 2001) zijn in rood weergegeven. (Overgenomen uit: Van Dijk et al. 2014)

Table 3.3. Occurrence of aquatic invertebrate species in six communities. Dominant species and species that are rare in the Netherlands are presented. A large circle (O) denotes occurrence in high frequency (presence > 0.5), a small circle (o) indicates occurrence in lower frequency (low-frequency (> 0.5) and / or relatively scarce). Species within the

category of rare and very rare in the Netherlands (according Nijboer & Verdonschot 2001) are shown in red. (From: Van Dijk et al. 2014).

De problemen die in dit hellingveen van de Brunsummerheide spelen, kunnen ook een rol gaan spelen bij de ontwikkeling van laggs met overgangsvegetaties. De kwaliteit van het grondwater is in grote delen sterk veranderd, voornamelijk door een toename van nitraat en/of sulfaat. Zowel nitraat als sulfaat kunnen de afbraak van organisch materiaal

stimuleren, waardoor het organisch materiaal niet kan accumuleren en nutriënten versneld weer beschikbaar komen. Nitraat- en sulfaatrijk (grond)water vormt dan ook een bedreiging voor hoogveensystemen, zodat een toename van de invloed van dit grondwater voorkomen moet worden.

3.6.2 De Breukberg

Het hellingveen in De Breukberg bestaat uit een natte, deels grazige heidevegetatie waarin zones met hoogveenslenken en -bulten voorkomen (Van Dijk et al. 2016). Typische

hoogveenplanten die in het gebied voorkomen zijn Hoogveenveenmos (Sphagnum magellanicum), Rood veenmos (Sphagnum rubellum), Kleine veenbes (Vaccinium

oxycoccus), Lavendelhei (Andromeda polifolia), Beenbreek (Narthecium ossifragum) en de zeer zeldzame Veenorchis (Dactylorhiza majalis sphagnicola).

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 86 Figuur 3.22. Schematische weergave van het hellingveen op de Breukberg met een

dwarsdoorsnede van oost (rechts in figuur) naar west (links in figuur), over een afstand van ongeveer 150 meter. In verschillende kleuren zijn de bodemtypen en vegetatietypen

weergegeven en door middel van pijlen is de grondwaterstroming weergegeven. Rechts in de figuur is het aantal meters boven N.A.P. weergegeven. Bron: Van Dijk et al. (2016).

Figure 3.22. Schematic representation of the bog on the slope of the Breukberg with a cross section of east (right) to west (left) over a distance of about 150 meters. Soil types and vegetation types are displayed in different colors and the groundwater flow is indicated by arrows. The elevation in meters above N.A.P. is indicated to the right in the figure. Source: Van Dijk et al. (2016).

De bodem van de Breukberg bestaat uit zand op klei met centraal in het gebied een veenpakket (Figuur 3.22). De aanwezigheid van de dikke laag Brunssumklei in de bodem heeft een groot effect op de hydrologie van het systeem. De klei vormt een hydrologisch ondoorlatende basis van het systeem, waardoor regenwater en lokaal grondwater onderaan de helling stagneren en veenvorming heeft plaatsgevonden (Van Dijk et al. 2016).

Tegenwoordig zorgt de aan de voet van het veen gelegen Rode beek, voor drainage van het veen (Van Dijk et al. 2016).

De Breukberg is een voedselarm, zeer zwak gebufferd systeem met vermoedelijk een klein hydrologisch intrekgebied. Het hellingveen wordt gevoed door neerslag en lokaal grondwater vanaf de beboste helling. Het oppervlaktewater in de aanwezige plasjes en het

bodemporiewater in het hellingveen zijn zuur tot zwak zuur (pH 3,8-5,3). Het

bodemporiewater is zeer zwak gebufferd (alkaliniteit 0,13 meq/l) en het oppervlaktewater in de plasjes is niet gebufferd (alkaliniteit < 0,01 meq/l). Zowel het oppervlakte- als

bodemporiewater zijn mineraal- en nutriëntarm. De ammoniumconcentratie bedraagt gemiddeld 10 μmol/l in oppervlaktewater en bodemporiewater. De totale fosforconcentratie ligt onder de 1 μmol/l in het bodemporiewater, maar is met 6,7 μmol/l wat hoger in het oppervlaktewater.

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 87 In het veen en de omringende heide zijn drie vegetatie-elementen te onderscheiden: slenken, veenmosbulten en (deels grazige) heide. Lokaal komen overgangen voor naar nat heischraal grasland. Het voorkomen van soorten van mineraalrijkere omstandigheden als Liggende vleugeltjesbloem (Polygala serpyllifolia) is te verklaren via de aanvoer van mineralen (zoals calcium) met grondwater, vermoedelijk door contact met de klei in de ondergrond, het oplossen van kalkdeeltjes en/of de oxidatie van pyriet (FeS2) door verdroging (Van Dijk et al. 2016).