• No results found

Onderzoek en Debat Het debat op de BSA: de cyclus van 3

Vredenburgplein: broeinest van historie

3.3 Drie-weken-cyclus: Onderzoek, presentatie en debat

3.3.2 Onderzoek en Debat Het debat op de BSA: de cyclus van 3

Al sinds 2010 wordt er op de BSA geëxperimenteerd met debatvoering door kinderen. Vooral tijdens de zomerschoolweken werd de kracht van het debat goed zichtbaar. Leerlingen raakten, meer nog dan anders, betrokken bij thema’s en gemotiveerd voor inhouden van teksten. De energie die vrij kwam tij-dens discussies was ongekend. Tegelijkertijd werd duidelijk dat die grote betrokkenheid niet automatisch leidde tot een zinvolle onderwijservaring. De kwaliteit van de argumenten was laag en de gespreksvoering bleef steken bij een voortdurende herhaling van standpunten. Bovendien waren leerlingen vaak onvoldo-ende toegerust om een inhoudelijke discussie te kunnen voeren.

Om met dat laatste te beginnen: het is lastig om een debat te voeren, zonder een minimum aan in-houdelijke kennis van het gespreksonderwerp. Het is dus zaak de kennis rondom een thema bij leerlin-gen te vergroten, voordat ze op zoek gaan naar argumenten voor het debat. De normale BSA structuur (twee lessen voor een thema) biedt hiervoor onvoldoende gelegenheid, domweg omdat de tijd ontbreekt.

Daarom ruimen we, speciaal voor het debat, een derde les in. De extra tijd die daarmee gewonnen wordt, wordt besteed aan de verdieping van de inhoudelijke kennis van leerlingen. Die driedaagse cyclus ziet er als volgt uit:

Dag 1: lezen van een tekst, introductie stelling

Dag 2: argumenten verzamelen, via nieuwe teksten en onderzoek Dag 3: het debat

Het debat op de BSA: waarom?

- Gesprekken zijn de spil van het onderwijs (Damhuis

- Tekstbegrip gedreven door nieuwsgierigheid naar de inhoud (Broekhof/Scholten

Om het duidelijk te stellen: het is niet de bedoeling onze leerlingen op te leiden tot topdebaters. Het debat op de BSA is geen doel op zichzelf, maar is bedoeld als aanjager van de nieuwsgierigheid naar in-houden van teksten. Het debat wordt beschouwd als een bijzondere vorm van interactie, die grote betrok-kenheid oproept. Om de kwaliteit te vergroten moet die betrokbetrok-kenheid gekanaliseerd en gestructureerd worden. Enerzijds gebeurt dat door in te zetten op de inhoud. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de verbetering van typische debatvaardigheden als presenteren, argumenteren en overtuigen. Hoe belangrijk ook, die laatste vaardigheden behoren niet tot de kerndoelen van de BSA: ze worden beschouwd als waardevolle bijvangsten. Het BSA debat is geslaagd als het proces van hoge kwaliteit was. Dat wil zeggen dat de volgende doelen worden nagestreefd:

- gestructureerde betrokkenheid

- moeilijke teksten, met aansprekende inhouden - interactie van hoog niveau

- verdieping van kennis (van de wereld/teksten/woorden) - verdieping van argumentatie

- bewustwording dat argumenten kunnen leiden tot schuiven in standpunten en meningen - kritisch luisteren naar elkaar en adequaat reageren (bijv. door parafraseren)

BIJ HET ONTWERPEN VAN DE LESCYCLUS, VOORAF

Een belangrijke suggestie uit ‘Teach Like a Champion’ luidt: ‘begin bij het einde’. Neem deze raad ter harte bij het ontwerpen van de lescyclus voor het debat. Dat betekent: start bij les 3. Welk effect wil je bereiken en welke debatvorm hoort daarbij? Redeneer daarvanuit terug naar les 1. Debatvorm is het in 3.3.2 Onderzoek en Debat

Het debat op de BSA: de cyclus van 3

Al sinds 2010 wordt er op de BSA geëxperimenteerd met debatvoering door kinderen. Vooral tijdens de zomerschoolweken werd de kracht van het debat goed zichtbaar. Leerlingen raakten, meer nog dan anders, betrokken bij thema’s en gemotiveerd voor inhouden van teksten. De energie die vrij kwam tij-dens discussies was ongekend. Tegelijkertijd werd duidelijk dat die grote betrokkenheid niet automatisch leidde tot een zinvolle onderwijservaring. De kwaliteit van de argumenten was laag en de gespreksvoering bleef steken bij een voortdurende herhaling van standpunten. Bovendien waren leerlingen vaak onvoldo-ende toegerust om een inhoudelijke discussie te kunnen voeren.

Om met dat laatste te beginnen: het is lastig om een debat te voeren, zonder een minimum aan in-houdelijke kennis van het gespreksonderwerp. Het is dus zaak de kennis rondom een thema bij leerlin-gen te vergroten, voordat ze op zoek gaan naar argumenten voor het debat. De normale BSA structuur (twee lessen voor een thema) biedt hiervoor onvoldoende gelegenheid, domweg omdat de tijd ontbreekt.

Daarom ruimen we, speciaal voor het debat, een derde les in. De extra tijd die daarmee gewonnen wordt, wordt besteed aan de verdieping van de inhoudelijke kennis van leerlingen. Die driedaagse cyclus ziet er als volgt uit:

Dag 1: lezen van een tekst, introductie stelling

Dag 2: argumenten verzamelen, via nieuwe teksten en onderzoek Dag 3: het debat

Het debat op de BSA: waarom?

- Gesprekken zijn de spil van het onderwijs (Damhuis

- Tekstbegrip gedreven door nieuwsgierigheid naar de inhoud (Broekhof/Scholten)

Om het duidelijk te stellen: het is niet de bedoeling onze leerlingen op te leiden tot topdebaters. Het debat op de BSA is geen doel op zichzelf, maar is bedoeld als aanjager van de nieuwsgierigheid naar in-houden van teksten. Het debat wordt beschouwd als een bijzondere vorm van interactie, die grote betrok-kenheid oproept. Om de kwaliteit te vergroten moet die betrokbetrok-kenheid gekanaliseerd en gestructureerd worden. Enerzijds gebeurt dat door in te zetten op de inhoud. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de verbetering van typische debatvaardigheden als presenteren, argumenteren en overtuigen. Hoe belangrijk ook, die laatste vaardigheden behoren niet tot de kerndoelen van de BSA: ze worden beschouwd als waardevolle bijvangsten. Het BSA debat is geslaagd als het proces van hoge kwaliteit was. Dat wil zeggen dat de volgende doelen worden nagestreefd:

- gestructureerde betrokkenheid

- moeilijke teksten, met aansprekende inhouden - interactie van hoog niveau

- verdieping van kennis (van de wereld/teksten/woorden) - verdieping van argumentatie

- bewustwording dat argumenten kunnen leiden tot schuiven in standpunten en meningen - kritisch luisteren naar elkaar en adequaat reageren (bijv. door parafraseren)

BIJ HET ONTWERPEN VAN DE LESCYCLUS, VOORAF

Een belangrijke suggestie uit ‘Teach Like a Champion’ luidt: ‘begin bij het einde’. Neem deze raad ter harte bij het ontwerpen van de lescyclus voor het debat. Dat betekent: start bij les 3. Welk effect wil je bereiken en welke debatvorm hoort daarbij? Redeneer daarvanuit terug naar les 1. Debatvorm is het in-strument dat de genoemde doelen ondersteunt.

HET DEBAT, dag 1: lezen van een tekst, introductie stelling Doel:

-leerlingen zijn globaal op de hoogte van doelen van een debat in het algemeen en de BSA werkwijze in het bijzonder.

-leerlingen lezen en doorgronden een tekst die zich leent voor een stelling. Ze zijn betrokken bij het the-ma van de stelling en gemotiveerd om verder onderzoek te doen.

-leerlingen kennen de stelling voor het debat

-leerlingen hebben een globale indruk van argumenten voor of tegen de stelling.

Tijdsduur: 45 minuten (kern) Werkwijze

0. Uitleg over drie-dagencyclus aan de leerlingen.

De bedoeling is dat we de eerste dag met elkaar een tekst lezen over een onderwerp, waar veel verschil-lende meningen over zijn. Je kunt goed verwoorden wat de verschilverschil-lende meningen zijn. De tweede dag zoeken we met elkaar extra argumenten. Je verdiept je zo nog verder in het onderwerp en je gaat ook steeds meer je eigen mening vormen. De derde dag voeren we met elkaar een debat over het onderwerp.

Noemen naar de kinderen: bij een debat gaat het om het voeren van een goed gesprek met elkaar over een onderwerp waar verschillende meningen over bestaan. Het is dus geen wedstrijd maar bedoeld om je diep te laten nadenken over een onderwerp en te bepalen wat jij vindt, onderbouwd met argumenten.

1. De tekst wordt geïntroduceerd.

Introduceer het onderwerp van de tekst prikkelend (filmpje, vraag, ervaring, etc.) In de introductie wordt duidelijk dat je op verschillende manieren over het onderwerp van de tekst kunt denken. Kinderen worden zo gestuurd om uit de tekst die verschillende manieren te destilleren.

2. De tekst wordt gelezen. Leesvraag: hoe wordt er over dit onderwerp gedacht? Wat zijn argumenten voor en tegen? Onderstreep deze in de tekst.

3. De kinderen vullen het formulier in met argumenten voor en argumenten tegen (tweetallen)

4. Plenair bespreken, zo nodig namodelen van lastige alinea’s, en verzamelen argumenten. Goede vragen door leerkracht en leerlingen naar het waarom van het argument. Deze vragen dwingen iedereen dieper na te denken over de argumentatie.

5. De leerkracht sluit af met een conclusie en het poneren van de stelling. Bijvoorbeeld: ‘We hebben nu veel verschillende meningen verzameld over X. Een aantal argumenten voor en een aantal argumenten tegen. Bij een debat hoort een stelling, en dat wordt stelling Y’.

Wat is een goede stelling?

Een goede stelling : -is interessant/moet raken

- is scherp geformuleerd (geen open deur, geen dubbele ontkenning) - biedt gelijke kansen (geen uitgemaakte zaak)

(Jan Reinder Rosing, debatwijzer, blz. 56 e.v.) Wat is een goede tekst?

Een goede tekst:

- Verbergt een mogelijke stelling - Nodigt uit tot lezen

- Heeft een interessant thema

- Biedt meerdere argumenten en meningen (niet per se voor, of tegen) - Brengt meerdere partijen naar voren

- Is actueel

Voor het BSA debat kan gebruik gemaakt worden van hiertoe speciaal vervaardigde teksten (Sardes).

Belangrijk: de precieze invulling van dag 1 hangt samen met de debatvorm op dag 3 – het is dus zaak die vooraf te bepalen.

Het debat, dag 2: Verdieping achtergrondkennis en voorbereiding debat

Om het debat te kunnen voeren is een minimum aan inhoudelijke kennis over het gespreksonderwerp nodig. Daarvoor is dag 2 bedoeld: via nieuwe teksten verzamelen de leerlingen nieuwe informatie over het thema van de stelling. Dit gebeurt doelgericht: ze gaan op zoek naar argumenten.

Wat weten we over het argument? (tip: http://www.kritischehouding.nl/2012/soorten-argumentaties.

html)

- Overstijgt het particuliere - is nooit absoluut

- er bestaan standaard ‘argumenten-paren’

- drie is genoeg

- overtuigt zelden de tegenpartij, wel de toehoorder of twijfelaar - abstract vs concreet

DOEL:

- leerlingen lezen nieuwe teksten, waardoor ze meer kennis verkrijgen over een onderwerp, zodat ze stand-punten kunnen innemen en deze met feiten kunnen onderbouwen

-leerlingen verzamelen op basis van de achtergrondkennis de voor- en tegenargumenten -leerlingen leren stelling te nemen en zich te verplaatsen in de diverse standpunten TIJDSDUUR : 45 minuten

Brainstorm met de hele groep over de vraag welke partijen betrokken zijn bij het probleem uit de stelling (eventueel: wat zijn hun belangen?)

Daarna 35 minuten om nieuwe teksten te lezen. sites te bekijken en hier de informatie uit te verzamelen en vervolgens de argumenten voor of tegen te bedenken bij de betrokken partijen. Groep 7 en 8 kunnen meer tijd besteden aan het onderzoek.

Vijf minuten om de concrete voorbeelden te benoemen bij de betrokken partijen ( hoeft niet bij alle partijen)

De laatste vijf minuten worden besteed aan het samenvatten en op de flap schrijven van een aantal van de argumenten die zijn gevonden. De overige worden ingeleverd en door de leerkracht geclusterd voor de derde dag. Groep 6 heeft hier meer tijd voor nodig.

Suggesties: draag titels aan van boeken die te maken hebben met het onderwerp en daag de leerlingen uit naar de bibliotheek te gaan of zet boeken in die al op de BSA zijn.

Naam:

Stelling:

Argumenten voor: Argumenten tegen:

Voorbeelden voor: Voorbeelden tegen:

Betrokken partijen:

Het debat, dag drie: het voeren van het debat

Nu moet het gebeuren. Alle inspanningen van de afgelopen lessen komen hier samen. De rol van de leerkracht – de gespreksleider! – is, meer nog dan anders, van cruciaal belang. Hij stuurt het verloop van het debat en leidt het gesprek in goede banen. De kwaliteit van de interactie is van hem afhankelijk!

Maar hoe realiseert hij die? In ieder geval door goed na te denken over de vorm (zie hierachter) en de doelstelling van het debat. Een debatvorm die gericht is op ‘winnen’ roept een andere interactie op dan bijvoorbeeld een dialoog. Over de rol van de gespreksleider het volgende:

hij-- stuurt het proces

- bemoeit zich zo min mogelijk met de inhoud - vraagt door

- bewaakt de spelregels - maakt tempo

- let op non-verbale signalen - bewaakt de veiligheid

- signaleert en benoemt veranderingen van standpunten - zoekt het zogenaamde ‘omslagpunt’

- grijpt in als de kwaliteit terugloopt Doel van de les

Met elkaar in gesprek gaan op basis van argumenten.

• Mening formuleren en dit hardop uitspreken

• Standpunt innemen

• Overtuigen met behulp van argumenten

• Van mening kunnen veranderen (op basis van kennis / nieuwe inzichten)

• Kennis van de wereld vergroten

• Begrijpend luisteren

• Vragen stellen Tijdsduur:

40 minuten

Werkwijze:

Voorbespreken

• Koppeling maken met dag één en twee telling terug halen Benoemen welke argumenten voor of tegen gevonden zijn

• Standpunt innemen

Laat de leerlingen nadenken over hun eigen standpunt.

• Werkvorm introduceren

Zie uitwerking ‘Het debat voeren’

• Debat regels bespreken

1. Ga staan als je iets wilt zeggen 2. Laat elkaar uit praten

3. Respecteer elkaar 4. Luister naar elkaar 5. Parafraseer (zo nodig)

6. Volg de instructies van de debatleider

7. Spreek niemand persoonlijk aan, val dus niemand aan. stel in plaats daarvan een kritische vraag.

Het debat voeren (werkvormen) Line-up: argumentatiespel

Doel: bewustwording argumentatie waarom je een bepaalde positie kiest en van positie verandert Pluspunt: leerlingen kunnen van positie wisselen en de rolverdeling is niet van tevoren bepaald

Rol leerling Rol leerkracht

Kiest positie op de denkbeeldige lijn van voor Bevraagt leerlingen over de positie, duidelijk naar tegen. krijgen waarom een leerling wisselt of blijft

staan (omslag punt zoeken).

Kan door middel van argumenten uitleggen Bevraagt leerlingen onder welke condities/

waarom hij deze positie heeft gekozen. aanpassingen/ veranderingen zij van positie zouden wisselen (omslagpunt opzoeken).

Wisselt eventueeel van positie en kan opnieuw uitleggen waarom hij deze keus elkaar.

Stelt vragen aan elkaar om na te gaan of zij op de goede positie ten opzichte van elkaar.