• No results found

Curriculum van de BSA

2. Praten naar aanleiding van de tekst: zorg voor een interessant inhoudelijk gesprek Je kunt hier twee kanten op gaan: verdieping of discussie

2.7 Kern dag 2: het onderzoek

Tijdens de kern van dag 2 staat het doen van onderzoek centraal. Het gaat hierbij in eerste instantie om het aanleren van een houding, minder om het doceren van een vaardigheid. Als het goed is zijn de leerlingen op dag 1 geïnteresseerd geraakt in het onderwerp en willen zij daar meer van weten. Zij zijn nieuwsgierig en gaan, vanuit die nieuwsgierigheid, op zoek naar uitbreiding van hun kennis. Vanuit deze houding vindt het onderzoek plaats. Een prachtig onderzoeksverslag of een flitsende presentatie zijn daarbij van ondergeschikt belang.

Ik wil het weten!

De kern van dag 2 verschilt wezenlijk van de kern van dag 1.

Op dag 1 staat het begrijpend lezen van een tekst centraal. Tijdens het begrijpend lezen wekt de leer-kracht al belangstelling van de leerlingen voor verdere verdieping en onderzoek van onderwerpen uit de tekst. Hierbij maakt de leerkracht gebruik van de techniek ‘Rekken’ uit Teach like a champion1. Een samenvatting van deze techniek vind je in hoofdstuk 1.4 van dit ABC. In samenspraak met de leerlin-gen wordt op dag 1 nagedacht over geschikte onderzoeksvraleerlin-gen.

Op dag 2 staat het zoeken van aanvullende informatie centraal, als verdieping bij de tekst van dag 1. De leerlingen doen in tweetallen onderzoek op basis van een aantal helder geformuleerde onderzoeksvragen.

Van hun onderzoek doen de leerlingen kort verslag aan de leerkracht en/of de groep.

Doel

• De leerlingen kunnen verbanden leggen.

• De leerlingen worden beter in het stellen van geschikte onderzoeksvragen.

• De leerlingen verdiepen de inhoud van de tekst met aanvullende informatie.

• De leerlingen maken aantekeningen tijdens het lezen.

• De leerlingen gebruiken verschillende bronnen voor hun onderzoek.

• De leerlingen kunnen hoofd- en bijzaken scheiden.

• De leerlingen maken een verslag.

Tijdsduur 40 minuten Leerlijn/niveaus

De kern van dag 2 kent voor de leerlingen een opbouw in moeilijkheidsgraad. Van begeleid onderzoek doen naar zelfstandig onderzoek doen. Van één bron naar meerdere bronnen raadplegen. Van door de leerkracht aangeboden onderzoeksvragen naar zelf een onderzoeksvraag formuleren. Deze leerlijn is uitgewerkt in drie vormen.

Leerlijn A

De leerlingen doen onderzoek op één website met door de leerkracht opgestelde vragen.

Bij LA ge

2.6 Kern dag 1, bijlage 4:

Websites om lees- en onderzoeksteksten te selecteren

Nieuwsbegrip archief

2.7 Kern dag 2: het onderzoek

Tijdens de kern van dag 2 staat het doen van onderzoek centraal. Het gaat hierbij in eerste instantie om het aanleren van een houding, minder om het doceren van een vaardigheid. Als het goed is zijn de leerlingen op dag 1 geïnteresseerd geraakt in het onderwerp en willen zij daar meer van weten. Zij zijn nieuwsgierig en gaan, vanuit die nieuwsgierigheid, op zoek naar uitbreiding van hun kennis. Vanuit deze houding vindt het onderzoek plaats. Een prachtig onderzoeksverslag of een flitsende presentatie zijn daarbij van ondergeschikt belang.

Ik wil het weten!

De kern van dag 2 verschilt wezenlijk van de kern van dag 1.

Op dag 1 staat het begrijpend lezen van een tekst centraal. Tijdens het begrijpend lezen wekt de leer-kracht al belangstelling van de leerlingen voor verdere verdieping en onderzoek van onderwerpen uit de tekst. Hierbij maakt de leerkracht gebruik van de techniek ‘Rekken’ uit Teach like a champion1. Een samenvatting van deze techniek vind je in hoofdstuk 1.4 van dit ABC. In samenspraak met de leerlin-gen wordt op dag 1 nagedacht over geschikte onderzoeksvraleerlin-gen.

Op dag 2 staat het zoeken van aanvullende informatie centraal, als verdieping bij de tekst van dag 1. De leerlingen doen in tweetallen onderzoek op basis van een aantal helder geformuleerde onderzoeksvragen.

Van hun onderzoek doen de leerlingen kort verslag aan de leerkracht en/of de groep.

Doel

De kern van dag 2 kent voor de leerlingen een opbouw in moeilijkheidsgraad. Van begeleid onderzoek doen naar zelfstandig onderzoek doen. Van één bron naar meerdere bronnen raadplegen. Van door de leerkracht aangeboden onderzoeksvragen naar zelf een onderzoeksvraag formuleren. Deze leerlijn is uitgewerkt in drie vormen.

Leerlijn A

De leerlingen doen onderzoek op één website met door de leerkracht opgestelde vragen.

Bij LA ge

2.6 Kern dag 1: de tekst 2.7 Kern dag 2: het onderzoek

2.7 Kern dag 2: het onderzoek

Tijdens de kern van dag 2 staat het doen van onderzoek centraal. Het gaat hierbij in eerste instantie om het aanleren van een houding, minder om het doceren van een vaardigheid. Als het goed is zijn de leerlingen op dag 1 geïnteresseerd geraakt in het onderwerp en van de tekst die behandeld is, of een onderwerp dat hun interesse heeft gewekt, bijvoorbeeld tijdens de leestafel. Hier willen ze meer van weten. Zij zijn nieuwsgierig en gaan, vanuit die nieuwsgierigheid, op zoek naar uitbreiding van hun kennis. Vanuit deze houding vindt het onderzoek plaats. Een prachtig onderzoeksverslag of een flitsende presentatie zijn daarbij van ondergeschikt belang.

Ik wil het weten!

De kern van dag 2 verschilt wezenlijk van de kern van dag 1.

Op dag 1 staat het begrijpend lezen van een tekst centraal. Tijdens het begrijpend lezen wekt de leerkracht al belangstelling van de leerlingen voor verdere verdieping en onderzoek van onderwerpen uit

de tekst. Hierbij maakt de leerkracht gebruik van de techniek ‘Rekken’ uit Teach like a champion1. Een samenvatting van deze techniek vind je in hoofdstuk 1.4 van dit ABC. In samenspraak met de leerlingen wordt op dag 1 nagedacht over geschikte onderzoeksvragen.

Op dag 2 staat het zoeken van aanvullende informatie centraal, als verdieping bij de tekst van dag 1. De leerlingen doen in tweetallen onderzoek op basis van een aantal helder geformuleerde onderzoeksvragen.

Van hun onderzoek doen de leerlingen kort verslag aan de leerkracht en/of de groep.

Doel

We besluiten naar aanleiding van de trainingen en ervaringen in het schooljaar 2013-2014 de leerlijnen en niveaus los te laten. Het doen van onderzoek gaat uit van intrinsieke motivatie en nieuwsgierigheid van de leerlingen om meer te weten te willen komen. Het onderzoek gaat dus vooral over de eigen onderzoeksvragen van de leerlingen. Om ze op weg te helpen worden door de leerkrachten ‘startvragen’

voorbereid. Hierbij worden gesloten vragen vermeden, omdat een dichtgetimmerd onderzoek niet mo-tiverend en acmo-tiverend werkt. Een goede startvraag of stelling/hypothese leidt tot beredeneerde antwoor-den. De leerlingen worden zo veel mogelijk gestuurd naar hun eigen onderzoek en onderzoeksvragen.

Websites worden door de leerkrachten opgezocht.

Leerlijn B

De leerlingen formuleren zelf onderzoeksvragen. Hun vragen worden geredigeerd en aangevuld door de leerkracht. De leerkracht zoekt geschikte websites en koppelt de onderzoeksvragen aan geschikte websites.

Leerlijn C

De leerlingen formuleren zelf onderzoeksvragen. Zo nodig worden deze vragen geredigeerd door de leerkracht. De leerkracht kiest een aantal geschikte websites. De leerlingen onderzoeken zelf op welke site het antwoord van hun onderzoeksvraag is te vinden. Voor dit zoeken is maximaal 10 minuten ge-reserveerd, de leerkracht moet de leerlingen hier expliciet op attenderen. Ook bij ‘kern dag 2’ gaat het immers vooral om begrijpend lezen. Lukt het de leerlingen niet binnen een kort tijdsbestek antwoorden te vinden, dan moeten ze met een andere vraag aan de slag gaan of de andere onderzoeksvorm kiezen.

In het schooljaar 2013-2014 worden per les altijd twee verschillende onderzoeksvormen aangeboden. Zo willen we tegemoetkomen aan de verschillen tussen leerlingen onderling en een beroep te doen op de aca-demische houding van de leerlingen. Deze werkwijze wordt dit schooljaar uitgeprobeerd en geëvalueerd.

De onderzoeksvragen

Om gericht onderzoek te kunnen doen, stellen leerkracht en leerlingen vragen op tijdens de kern van dag 1. De leerlingen lezen de tekst en de leerkracht peilt voor welke onderwerpen de leerlingen belang-stelling hebben.

De leerlingen stellen zelf ook vragen naar aanleiding van de tekst en krijgen van de leerkracht feedback op wat een goede vraag is. We maken onderscheid in basisvragen, dat zijn vragen die noodzakelijk zijn om voldoende basiskennis te krijgen over het onderwerp, en onderzoeksvragen, dat zijn vragen die de diepte ingaan. De leerkracht stimuleert leerlingen om onderzoeksvragen te stellen.

Goede onderzoeksvragen dagen uit om na te denken over de wereld om je heen. Ze prikkelen eindeloze nieuwsgierigheid. Ze belonen de nieuws- en leergierigheid van leerlingen. Goede onderzoeksvragen breiden niet alleen je kennis uit, maar veranderen ook de kennis die je hebt en verrijken je. Goede on-derzoeksvragen prikkelen en motiveren leerlingen om onderzoek te doen.

Voor het vinden van een bevredigend antwoord op een goede onderzoeksvraag, is goed begrijpend le-zen een vereiste. Het kunnen beantwoorden van een onderzoeksvraag draagt bij aan je kennis van de wereld. Het stellen en beantwoorden van vragen is essentieel voor een academische houding. Goede onderzoeksvragen zijn dan ook diepgaande vragen, die een beroep doen op het zoeken van verbanden, redenen, oorzaken, principes, uitgangspunten, functies, dilemma’s en standpunten.

Voor de leerlingen zijn de kenmerken van een goede onderzoeksvraag aldus uitgewerkt:

Goede onderzoeksvragen

• komen voort uit je eigen nieuwsgierigheid,

• zijn interessant,

• zijn niet met één woord te beantwoorden,

• bevatten geen mening en vragen ook niet om een mening,

Bij het onderzoek is van belang dat de leerkracht vooraf een helder beeld heeft op welk niveau de leer-lingen ná hun onderzoek uit moeten komen. We gebruiken hiervoor de techniek ‘Begin bij het eind’

van Teach like a champion1. Een korte beschrijving vind je in hoofdstuk 1.4 (BSA-didactiek).

Werkwijze:

Voor onderzoeksvorm A formuleert de leerkracht zelf onderzoeksvragen tijdens de voorbereiding. De antwoorden zijn op één website te vinden.

Voor onderzoeksvorm B en C ordent de leerkracht de vragen die aan het eind van de kern van dag 1 door de leerlingen zijn geformuleerd. De leerkracht redigeert deze vragen, vult ze zo nodig aan en formuleert ze correct. Vervolgens selecteert de leerkracht de bronnen waarvan de leerlingen gebruik zullen maken.

De onderzoeksvragen en de twee gekozen onderzoeksvormen worden voor elke groep geprint in vijf-tienvoud. Om praktische redenen worden op de BSA voornamelijk websites gebruikt voor het onder-zoek, in plaats van boeken en naslagwerken.

De leerkracht bereidt daarnaast een alternatieve werkvorm voor, voor het geval internet niet werkt. Dat kan bijvoorbeeld een quiz zijn over de teksten van de afgelopen weken. Leerlingen maken dan eerst in tweetallen zelf quizvragen.

Tijdens de les, aan het begin van de kern van dag 2, blikt de leerkracht eerst met de groep terug op de in les 1 gelezen tekst. Vervolgens wordt het onderzoek uitgedeeld. De leerlingen mogen zelf bepalen welke onderzoeksvorm ze kiezen. Leerlingen doen in tweetallen onderzoek.

Tips om het onderzoek goed te laten verlopen:

Zorg dat leerlingen betrokken en nieuwsgierig zijn

• Blik terug op de vorige les en de toen opgestelde onderzoeksvragen

• Geef leerlingen de ruimte om eigen keuzes te maken (ze kiezen zelf bijvoorbeeld met welke vraag ze beginnen)

Zorg voor een goede samenwerking:

• Zoek naar duo’s die elkaar versterken/aanvullen.

• Wijs de leerlingen op het belang van een goede taakverdeling.

• Beide leerlingen moeten zelf het antwoord opschrijven.

• Bespreek na afloop hoe de samenwerking is gegaan.

Zorg dat leerlingen geconcentreerd werken:

• Roep als leerkracht een gevoel van urgentie op: ‘er wordt veel van je verwacht’.

• Wees als leerkracht kritisch op de duo’s. Welke leerlingen leiden elkaar af?

Gewenst gedrag leerlingen en effectieve interventies leerkracht Gewenst gedrag leerlingen:

1. Na het opstellen van de onderzoeksvraag kun je de kinderen een rol geven: je bent een arts en je moet een patiënt informeren over de ziekte van lyme of bijvoorbeeld een adviseur van het RIVM: ik heb processierupsen in de tuin, wat moet ik hieraan doen? Niet ieder onderwerp leent zich hiervoor, wel handig om in je repertoire te hebben

2. Levensechte vragen bedenken waarmee ze een expert zouden kunnen bevragen. Deze interviews worden wel eens gebruikt in het VO. Dan gaat het onderzoek ineens dieper, kunnen ze nog betere vragen stellen en komen ook tot diepgaandere antwoorden/uitslagen

3. Boodschap: je bent nooit klaar! Het cadeautje is dat je ’s avonds thuis komt en aan je ouders of broers en zussen kunt vertellen: wat ik nou toch te weten ben gekomen: dat zit zo en zo!

4. Kritisch lezen en kritisch luisteren

5. Kritisch doorvragen (met de vragen naar aanleiding van gelezen tekst en discussie) Effectieve interventies leerkracht:

1. Gerichte feedback geven en stilleggen wanneer het ergens heel goed gaat: leerlingen laten uitleggen wat ze hebben gedaan en hoe ze verder waren gekomen (dit zijn de BSA momentjes)

2. Goede onderzoeksvragen/stellingen of hypotheses als startvragen op de flap zetten

3. Stel de vraag bij vastlopen: wat is het mogelijke probleem en welke vragen helpen je bij het zoeken naar mogelijke oplossingen?

4. Modelen!!!! (transfer aanpak teksten) De onderzoeksvragen

Om gericht onderzoek te kunnen doen, stellen leerkracht en leerlingen vragen op tijdens de kern van dag 1. De leerlingen lezen de tekst en de leerkracht peilt voor welke onderwerpen de leerlingen belang-stelling hebben. De leerlingen stellen zelf ook vragen naar aanleiding van de tekst en krijgen van de leerkracht feedback op wat een goede vraag is. We maken onderscheid in basisvragen, dat zijn vragen die noodzakelijk zijn om voldoende basiskennis te krijgen over het onderwerp, en onderzoeksvragen, dat zijn vragen die de diepte ingaan. De leerkracht stimuleert leerlingen om onderzoeksvragen te stellen. Goede onderzoeksvragen dagen uit om na te denken over de wereld om je heen. Ze prikkelen eindeloze nieuws-gierigheid. Ze belonen de nieuws- en leergierigheid van leerlingen. Goede onderzoeksvragen breiden niet alleen je kennis uit, maar veranderen ook de kennis die je hebt en verrijken je. Goede onderzoeksvragen prikkelen en motiveren leerlingen om onderzoek te doen.

Voor het vinden van een bevredigend antwoord op een goede onderzoeksvraag, is goed begrijpend lezen een vereiste. Het kunnen beantwoorden van een onderzoeksvraag draagt bij aan je kennis van de wereld. Het stellen en beantwoorden van vragen is essentieel voor een academische houding. Goede onderzoeksvragen zijn dan ook diepgaande vragen, die een beroep doen op het zoeken van verbanden, redenen, oorzaken, principes, uitgangspunten, functies, dilemma’s en standpunten.

Voor de leerlingen zijn de kenmerken van een goede onderzoeksvraag aldus uitgewerkt:

Leerlijn B

De leerlingen formuleren zelf onderzoeksvragen. Hun vragen worden geredigeerd en aangevuld door de leerkracht. De leerkracht zoekt geschikte websites en koppelt de onderzoeksvragen aan geschikte websites.

Leerlijn C

De leerlingen formuleren zelf onderzoeksvragen. Zo nodig worden deze vragen geredigeerd door de leerkracht. De leerkracht kiest een aantal geschikte websites. De leerlingen onderzoeken zelf op welke site het antwoord van hun onderzoeksvraag is te vinden. Voor dit zoeken is maximaal 10 minuten ge-reserveerd, de leerkracht moet de leerlingen hier expliciet op attenderen. Ook bij ‘kern dag 2’ gaat het immers vooral om begrijpend lezen. Lukt het de leerlingen niet binnen een kort tijdsbestek antwoorden te vinden, dan moeten ze met een andere vraag aan de slag gaan of de andere onderzoeksvorm kiezen.

In het schooljaar 2013-2014 worden per les altijd twee verschillende onderzoeksvormen aangeboden. Zo willen we tegemoetkomen aan de verschillen tussen leerlingen onderling en een beroep te doen op de aca-demische houding van de leerlingen. Deze werkwijze wordt dit schooljaar uitgeprobeerd en geëvalueerd.

De onderzoeksvragen

Om gericht onderzoek te kunnen doen, stellen leerkracht en leerlingen vragen op tijdens de kern van dag 1. De leerlingen lezen de tekst en de leerkracht peilt voor welke onderwerpen de leerlingen belang-stelling hebben.

De leerlingen stellen zelf ook vragen naar aanleiding van de tekst en krijgen van de leerkracht feedback op wat een goede vraag is. We maken onderscheid in basisvragen, dat zijn vragen die noodzakelijk zijn om voldoende basiskennis te krijgen over het onderwerp, en onderzoeksvragen, dat zijn vragen die de diepte ingaan. De leerkracht stimuleert leerlingen om onderzoeksvragen te stellen.

Goede onderzoeksvragen dagen uit om na te denken over de wereld om je heen. Ze prikkelen eindeloze nieuwsgierigheid. Ze belonen de nieuws- en leergierigheid van leerlingen. Goede onderzoeksvragen breiden niet alleen je kennis uit, maar veranderen ook de kennis die je hebt en verrijken je. Goede on-derzoeksvragen prikkelen en motiveren leerlingen om onderzoek te doen.

Voor het vinden van een bevredigend antwoord op een goede onderzoeksvraag, is goed begrijpend le-zen een vereiste. Het kunnen beantwoorden van een onderzoeksvraag draagt bij aan je kennis van de wereld. Het stellen en beantwoorden van vragen is essentieel voor een academische houding. Goede onderzoeksvragen zijn dan ook diepgaande vragen, die een beroep doen op het zoeken van verbanden, redenen, oorzaken, principes, uitgangspunten, functies, dilemma’s en standpunten.

Voor de leerlingen zijn de kenmerken van een goede onderzoeksvraag aldus uitgewerkt:

Goede onderzoeksvragen

• komen voort uit je eigen nieuwsgierigheid,

• zijn interessant,

• zijn niet met één woord te beantwoorden,

• bevatten geen mening en vragen ook niet om een mening,

• kun je binnen 30 minuten beantwoorden.

Bij het onderzoek is van belang dat de leerkracht vooraf een helder beeld heeft op welk niveau de leer-lingen ná hun onderzoek uit moeten komen. We gebruiken hiervoor de techniek ‘Begin bij het eind’

van Teach like a champion1. Een korte beschrijving vind je in hoofdstuk 1.4 (BSA-didactiek).

Werkwijze:

Voor onderzoeksvorm A formuleert de leerkracht zelf onderzoeksvragen tijdens de voorbereiding. De antwoorden zijn op één website te vinden.

Voor onderzoeksvorm B en C ordent de leerkracht de vragen die aan het eind van de kern van dag 1 door de leerlingen zijn geformuleerd. De leerkracht redigeert deze vragen, vult ze zo nodig aan en formuleert ze correct. Vervolgens selecteert de leerkracht de bronnen waarvan de leerlingen gebruik zullen maken.

De onderzoeksvragen en de twee gekozen onderzoeksvormen worden voor elke groep geprint in vijf-tienvoud. Om praktische redenen worden op de BSA voornamelijk websites gebruikt voor het onder-zoek, in plaats van boeken en naslagwerken.

De leerkracht bereidt daarnaast een alternatieve werkvorm voor, voor het geval internet niet werkt. Dat kan bijvoorbeeld een quiz zijn over de teksten van de afgelopen weken. Leerlingen maken dan eerst in tweetallen zelf quizvragen.

Tijdens de les, aan het begin van de kern van dag 2, blikt de leerkracht eerst met de groep terug op de in les 1 gelezen tekst. Vervolgens wordt het onderzoek uitgedeeld. De leerlingen mogen zelf bepalen welke onderzoeksvorm ze kiezen. Leerlingen doen in tweetallen onderzoek.

Tips om het onderzoek goed te laten verlopen:

Zorg dat leerlingen betrokken en nieuwsgierig zijn

• Blik terug op de vorige les en de toen opgestelde onderzoeksvragen

• Geef leerlingen de ruimte om eigen keuzes te maken (ze kiezen zelf bijvoorbeeld met welke vraag ze beginnen)

Zorg voor een goede samenwerking:

• Zoek naar duo’s die elkaar versterken/aanvullen.

• Wijs de leerlingen op het belang van een goede taakverdeling.

• Beide leerlingen moeten zelf het antwoord opschrijven.

• Bespreek na afloop hoe de samenwerking is gegaan.

Zorg dat leerlingen geconcentreerd werken:

• Roep als leerkracht een gevoel van urgentie op: ‘er wordt veel van je verwacht’.

• Wees als leerkracht kritisch op de duo’s. Welke leerlingen leiden elkaar af?

2.7 Kern dag 2: het onderzoek 2.7 Kern dag 2: het onderzoek

Benut de wachttijd (tijdens het opstarten van de computer/ internet)

• Om de wachttijd te bekorten, kun je de computers voor de les opstarten en internet controleren.

• Leerlingen gebruiken de tijd om te voorspellen of om zoekwoorden te onderstrepen.

• Maak leerlingen bewust van de beperkt beschikbare tijd.

• Plaats eventueel een inleidend stukje tekst op het onderzoeksblad. De leerlingen kunnen dit eerst lezen.

• Plaats eventueel een inleidend stukje tekst op het onderzoeksblad. De leerlingen kunnen dit eerst lezen.