• No results found

Omringende landen: elk voor zich naar langeter mijnenergie en klimaatbeleid

In document Nationale Energieverkenning 2015 (pagina 48-53)

2.1 Een complex nationaal-Europees beleids bouwwerk voor energie, klimaat en lucht-

2.1.3 Omringende landen: elk voor zich naar langeter mijnenergie en klimaatbeleid

De Nederlandse energievoorziening valt niet los te zien van de ontwikkeling in omringende landen. Zo zijn elektriciteitsmarkten in Noordwest-Europa relatief sterk met elkaar verbonden via infra- structuur en handel. Ook de handel in gas wordt beïnvloed door

ontwikkelingen in omringende landen. Wijzigingen in het beleid in bijvoorbeeld Duitsland kunnen daarom grote gevolgen hebben voor de Nederlandse energiehuishouding. Deze paragraaf behandelt de meest in het oog springende actuele ontwikkelingen2.

België: actuele leveringszekerheidsknelpunten domineren het energiebeleid

Actuele leveringszekerheidsknelpunten domineren het Belgische energiebeleid. Vooral in de winter kan het land geconfronteerd worden met capaciteitstekorten in de elektriciteitsproductie. Deze situatie is ontstaan door achterblijvende investeringen in opwekkingscapaciteit, ongunstige marktomstandigheden voor gascentrales, en onvoldoende hoogspanningsverbindingen met de buurlanden3. De knellende leve- ringszekerheid is nog eens versterkt door aanhoudende technische problemen met een aantal Belgische kerncentrales.

De Belgische energiesector lijdt onder een slecht investeringsklimaat vanwege de ingewikkelde staatsstructuur en wisselend federaal beleid. Minister Marie-Christine Marghem voor Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling, die in oktober 2014 is aangetreden, wil met een energiepact komen tot brede consensus voor een energiemodel voor België en daarmee de langetermijn duidelijkheid vergroten. Eind 2015 wil de minister de contouren voor het energiepact vastgelegd zien. Daarin overweegt ze ook een nieuw, met de buurlanden

2 Een overzicht van hoe buurlanden van Nederland invulling geven aan de energie- transitie geeft Notenboom en Ybema (2015).

3 België heeft 3.500 megawatt aan importcapaciteit en voldoet daarmee weliswaar aan de 10 procent connectiedoelstelling van de Europa.

afgestemd capaciteitsmechanisme in het leven te roepen, teneinde bestaande opwekkingscapaciteit voor elektriciteit te behouden en nieuwe capaciteit te realiseren.

Denemarken: rustig door op ingeslagen weg

Sedert de NEV 2014 zijn er geen aanpassingen in het energie- en klimaatbeleid van Denemarken. De in juni 2015 aangetreden liberale minderheidsregering lijkt voort te gaan op de ingeslagen weg. Deze richt zich vooral op de uitvoering van het op 2020 gerichte Deense Energieakkoord (Notenboom en Nielsen 2015).

Eind februari 2015 heeft de Deense overheid het resultaat bekend gemaakt van de openbare aanbesteding van grootschalig offschore windpark Horns Rev 3 (400 megawatt). De aanbesteding werd gewonnen door Vattenfall Vindkraft A/S op basis van een overeenge- komen prijs van 10,31 eurocent per kilowattuur voor een periode van 11-12 jaar. Deze prijs is 32 procent lager dan het laatste voorgaande offshore windproject, Anholt windpark (400 megawatt), gebouwd door DONG Energy in 2012-2013. De Europese Commissie heeft inmiddels verklaard dat de aanbesteding Horns Rev 3 in overeenstemming is met de Europese staatssteunregels. Het Deense parlement moet zich nog uitspreken over de lange termijnfinanciering van het project. Daarom is de concessieovereenkomst voor Horns Rev 3 nog onder voorbehoud. Duitsland: uitvoering beleid rond Energiewende speelt zich af op vele fronten

De Duitse Energiewende is een complex project met werk in uitvoering op verschillende fronten. In de NEV 2014 is aangegeven voor

welke opgaven de Duitse overheid staat: kostenbeheersing bij de ontwikkeling van hernieuwbare energie, uitbreiding van de elek- triciteitsnetten, de marktintegratie van grote aandelen (variabele) hernieuwbare elektriciteit, en achterblijvende reducties van broei- kasgasemissies. De meest in het oog springende zaken betreffen de elektriciteitsvoorziening maar de Energiewende betreft de gehele energievoorziening en daartoe horen ook verduurzaming van de warmtevoorziening en het transport en niet op de laatste plaats het terugdringen van de totale energievraag en de uitstoot van broeikas- gassen (BMWi 2014).

Zoals gemeld in de NEV 2014 heeft de Duitse regering in 2014 een herziening doorgevoerd van de wet voor het stimuleren van hernieuwbare energie (EEG). Deze aanpassing sorteert voor op een grote herziening van de EEG in 2017. Belangrijke veranderingen zijn een betere marktintegratie van hernieuwbare elektriciteit door producenten te verplichten hun stroom direct op de groothandelsmarkt te verkopen, meer aandacht voor het stimuleren van kosten efficiënte technologieën, en op kleine schaal starten met veilingen op grond waarvan de hoogte van de vergoeding voor hernieuwbare energie wordt vastgesteld. Ervaringen met deze veilingen worden meegenomen in het ontwerp voor de EEG2017. Bestaande contracten worden door de EEG2014 niet beïnvloed, financiële vergoedingen blijven gelden voor een periode van 20 jaar en feed-in tarieven blijven in stand voor kleine nieuwe installaties. De EEG2014 introduceert jaarlijkse uitbouwpaden voor wind op land (2.500 megawatt), zon-PV (2.500 megawatt) en bio-energie (100 megawatt), en verlaagt de doelstelling voor wind op zee naar 6,5 gigawatt in 2020 en 15 gigawatt in 2030.

Duitsland kent een nationaal klimaatdoel, in 2020 moet de uitstoot van broeikasgassen 40 procent lager zijn dan in 1990. Volgens de laatste prognose zal, zonder aanvullend beleid, de realisatie van dit doel met ongeveer 7 procentpunt achterblijven (dit komt neer op ongeveer 91 megaton CO2-equivalenten) (BMUB 2015). Om het beleidstekort te overbruggen heeft de Bondsregering in december 2014 een klimaatactieprogramma gepubliceerd (BMUB 2014). Voor de verschillende sectoren worden daarin tot 2020 aanvullende broeikasgasreducties vastgelegd. Voor de elektriciteitssector is dit 22 megaton CO2. Vooral dit laatste heeft geleid tot een heftig politiek debat dat in juni j.l. resulteerde in een compromis binnen de regeringscoalitie. Daarin is overeengekomen de extra besparing in de elektriciteitssector te bereiken door minstens 2,7 gigawatt vermogen van bruinkoolcentrales onder een capaciteitsreserve te brengen (zie hieronder) en de relatief efficiënte opwekking van elektriciteit met warmtekrachtkoppeling extra te stimuleren (onder ander omschakeling van kolen naar gas). Bij elkaar levert dit een besparing op van ongeveer 16,5 megaton, door verschillende maatregelen in andere sectoren wil men de resterende 5,5 megaton besparing bereiken (Oei et al. 2015).

In juli dit jaar heeft de Bondsregering maatregelen voorgelegd voor een nieuwe inrichting van de elektriciteitsmarkt (Strommarkt 2.0). Deze beogen flexibiliteit te vergroten met garantie op leveringsze- kerheid (BMWi 2015). Het voorstel beoogt een betere marktintegratie van variabele hernieuwbare elektriciteit (vooral wind en zon). Het aandeel hiervan in de Duitse elektriciteitsproductie is substantieel, op dit moment bijna 30 procent en het zal de komende jaren verder

toenemen. Uitgangspunt is om de marktmechanismen te versterken zodat marktpartijen beter kunnen reageren op relevante prijssignalen. Een capaciteitsreserve4 moet leveringszekerheid garanderen in het uiterste geval dat de markt hiertoe niet meer in staat is, in de praktijk zal deze slechts heel beperkt tot inzet komen. Duitsland kiest dus niet voor een aanvullende capaciteitsmarkt. De vrije vorming van prijzen is een belangrijk principe in de Strommarkt 2.0. Dit kan betekenen dat in situaties van krapte de stroomprijs kan oplopen tot duizenden euro’s per megawattuur maar ook dat bij overschot negatieve stroomprijzen ontstaan. De Bondsregering wil dit principe in de Duitse energiewet gaan vastleggen en is met de elf landen waarmee het Duitse elektri- citeitsnet is verbonden overeengekomen eveneens dit principe te hanteren5.

De voorstellen voor de Strommarkt 2.0 en voor het terugdringen van broeikasgasemissies moeten nog verder worden uitgewerkt en ten dele omgezet in wetgeving. De planning is om in het voorjaar 2016 het hele proces af te ronden zodat de maatregelen dan inwerking kunnen treden. Het hele pakket aan voorstellen is nog omkleed met vragen zoals over de kosten en de verdeling daarvan, en of ze in over- eenstemming zijn met de Europese staatssteunregels.

4 Een door de netbeheerders gecontracteerde hoeveelheid opwekkingscapaciteit welke bij leveringszekerheidsknelpunten wordt aangesproken.

5 Joint Declaration for Regional Cooperation on Security of Electricity Supply in the Framework of the Internal Energy Market. Ondertekend door Oostenrijk, België, Tsjechië, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Polen, Zweden en Zwitserland.

Verenigd Koninkrijk: Electricity Market Reform en klimaatwet domineren het beleid

De Electricity Market Reform (EMR) en de klimaatwet bepalen in belangrijke mate de uitvoering van het energie- en klimaatbeleid in het Verenigd Koninkrijk (Boot 2015). De nieuwe conservatieve Britse regering die in mei 2015 is aangetreden heeft subsidiere- gelingen voor onshore wind en zon-PV versoberd en maatregelen aangekondigd om de vergunningsprocedure voor schaliegaspro- jecten te vereenvoudigen. Het is niet duidelijk in hoeverre deze beleidsinitiatieven tot een fundamenteel andere koers in het Britse energie- en klimaatbeleid zullen leiden.

De EMR omvat een aantal instrumenten waarvan contracts for

difference (CfD) producenten van koolstofarme elektriciteit voor

de contractperiode een vastgestelde strike price garanderen. Als de groothandelsprijs voor elektriciteit onder de strike price ligt krijgen de producenten het verschil bijgeplust, als deze daarboven komt betalen ze terug. De strike price is technologiespecifiek en komt doorgaans in competitie tussen verschillende aanbieders tot stand. In februari 2015 zijn de resultaten bekend gemaakt van de eerste veiling voor hernieuwbare energie onder het CfD regime. De veiling leidde tot 315 miljoen pond aan nieuwe contracten voor vijf verschillende hernieuwbare energietechnologieën met in totaal 2 gigawatt aan nieuw opwekkingsvermogen. Onder meer werden contracten aan twee offshore windparken gegund (samen 1,16 gigawatt), voor een strike price van 119,89 en 114,39 pond per megawattuur, respectievelijk. Het doel van de Britse regering is een prijs voor offshore wind van 100 pond per megawattuur in 2020 te

realiseren. De uitkomsten van de eerste green energy auction worden gezien als indicatie dat dit doel haalbaar is6.

De eerste veiling onder het met de EMR geïntroduceerde capaci- teitsmechanisme heeft eind 2014 plaatsgevonden. Het ging om 49 gigawatt voor de winter 2018-2019. Naast algemene kritiek op de introductie van een capaciteitsmarkt heeft de Britse overheid veel kritiek ontvangen op de uitkomsten van deze eerste capaci- teitsveiling7. Het grootste deel van gegunde contracten betreft jaarcontracten voor bestaande gas- en kolencentrales. Men kan zich afvragen of een capaciteitsmarkt daadwerkelijk nodig was voor centrales die er al zijn. Terwijl de capaciteitsmarkt juist werd gemotiveerd als middel om flexibel nieuw gasvermogen te ondersteunen, verwierf slechts één grote moderne gascentrale (1,6 gigawatt) een contract. Minder dan één procent van de capaciteits- contracten werd gegund aan bedrijven die vraagsturing aanbieden; dit zijn bedrijven die de elektriciteitsvraag verlagen als de stroomle- vering krap is.

De Britse klimaatwet legt bindende vijfjaarlijkse koolstofbudgetten vast die uiteindelijk moeten leiden tot een broeikasgasemissiere- ductie van tenminste 80 procent in 2050 (basisjaar 1990). Sinds de inwerkingtreding van de wet in 2008 zijn er vier budgetten vastgesteld, het eerste voor 2008 – 2012 met 23 procent reductie en 6 Offshore wind costs falling faster than expected, The Crown Estate,

26 February 2015.

7 Old coal and gas plants won largest share of capacity market, final results confirm, The Carbon Brief, 5 January 2015.

het vierde voor 2023 – 2027 met 50 procent reductie. De budgetten zijn zo geformuleerd dat ze min of meer uitzicht bieden op een koste- nefficiënte realisatie van het broeikasgasdoel voor 2050. Uiterlijk in juni 2016 moet het vijfde budget voor 2028 – 2032 zijn vastgelegd, ruim op tijd zodat marktpartijen zich daarop kunnen richten. Het beleid is nu tot en met het derde budget zodanig ingevuld dat verwacht wordt dat het doel wordt gehaald. Voor het vierde budget is er nog een beleidstekort (Boot 2015).

Frankrijk: kan het land zijn ambitieuze energietransitie waarmaken?

Vlak voor het zomerreces heeft het Franse parlement op 22 juli de wet op de energietransitie en groene groei aangenomen (loi relatif

à la transition énergétique pour la croissance verte) hieraan ging een

jaar durend en gecompliceerd proces van parlementaire behandeling vooraf. De wet beoogd een impuls te zijn voor 100.000 nieuwe banen in de hernieuwbare energie en recycling sectoren in de komende drie jaar. Energierenovatie van gebouwen en schoner transport zijn belangrijke gebieden waarop de wet zich richt. De wet voorziet in het realiseren van een aantal langetermijndoelen: 40 procent minder broeikasgassen in 2030 (ten opzichte van 1990); 20 procent reductie van het finaal energieverbruik in 2030 (ten opzichte van 2012), en 50 procent in 2050; 32 procent hernieuwbare energie in het finaal energieverbruik in 2030; en 30 procent minder fossiel energieverbruik in 2030 (ten opzichte van 2012). De wet noemt 10 miljard euro voor ondersteunende maatregelen zoals rentevrije leningen voor woningrenovatie door particulieren, subsidies bij het omwisselen van oude dieselauto’s naar nieuwe elektrische auto’s,

etc. Om broeikasgasemissies terug te dringen bevat de wet een voorziening om de vorig jaar geïntroduceerde belasting op fossiele brandstoffen te laten oplopen tot 56 euro per ton CO2 in 2020 en 100 euro in 2050. De wet is feitelijk een raamwet en veel moet nog in nadere besluiten en bestaande planningskaders worden uitgewerkt. Willen de maatregelen per 1 januari 2016 van kracht worden dan moeten concrete voorstellen daartoe begin september worden gepresenteerd en bijtijds door het parlement goedgekeurd. Er zijn twijfels of dat op alle onderdelen zal gaan slagen.

Het meest heikele politieke punt in het wetsvoorstel is de toekomst van de kernenergie. Frankrijk heeft 63,2 gigawatt aan opgesteld vermogen kernenergie (58 reactoren verdeeld over 19 plaatsen), waarmee circa 75 procent van de Franse elektriciteitsproductie wordt verzorgd. In het wetsvoorstel is opgenomen dat het aandeel kernenergie in de elektriciteitsmix in 2025 moet zijn teruggebracht tot 50 procent. Dit betekent dat ongeveer 140 terawattuur aan koolstofvrije stroom aan de energievoorziening onttrokken wordt terwijl tegelijkertijd een lagere uitstoot van broeikasgassen wordt nagestreefd. De wet stelt tevens een maximum aan het opgestelde vermogen kernenergie welke gelijk is aan het huidige vermogen, wat dus betekent dat er niets kan worden toegevoegd zolang er geen andere centrale ontmanteld wordt. Dit laatste zou dus betekenen dat de opening van de nieuwe kerncentrale in Flamanville de ontmanteling van minimaal één andere centrale tot gevolg heeft. De verlaging van het aandeel kernenergie en de sluiting van Fessenheim, de oudste in werking zijnde Franse kerncentrale, zijn verkiezingsbe- loften van president Hollande. Een groot deel van de Franse politiek

en bedrijfsleven ziet echter de nucleaire sector als belangrijk voor de concurrentiekracht van het Franse bedrijfsleven.

Kritiek op de wet spits zich toe op het feit dat veel ambities nog in concrete maatregelen moeten worden omgezet, dat er verre van een politieke overeenstemming is over een afschakelplan voor de kerncentrales, en dat doelen inconsistent zijn.

In document Nationale Energieverkenning 2015 (pagina 48-53)