• No results found

Europese Unie: ontwikkelingen ondersteunen het nationale beleid

In document Nationale Energieverkenning 2015 (pagina 46-48)

2.1 Een complex nationaal-Europees beleids bouwwerk voor energie, klimaat en lucht-

2.1.2 Europese Unie: ontwikkelingen ondersteunen het nationale beleid

In de Europese Unie staat nieuw beleid voor energie-, klimaat- en luchtkwaliteit voor de periode na 2020 in de stijgers (EC 2014a), dat de komende jaren verder wordt uitgewerkt en waarover besluiten zullen worden genomen. Deze initiatieven vormen een belangrijke context voor het Nederlandse beleid voor vooral de periode ná 2020. Europese klimaat- en energiedoelen voor 2030 nog niet vertaald in nationale doelen

De Europese Raad heeft in oktober 2014 op hoofdlijnen richting gegeven aan het EU energie- en klimaatbeleid voor de periode ná 2020 (European Council 2014). De Raad heeft voor 2030 een

broeikasgasreductiedoel van ten minste 40 procent vastgesteld ten opzichte van 1990. Voor de sectoren onder het ETS komt dat neer op een reductie van 43 procent ten opzichte van 2005 en voor de niet-ETS sectoren op een reductie van 30 procent ten opzichte van 2005. Nationale doelen voor de niet-ETS sectoren zijn nog niet vastgesteld. Voor de EU als geheel is afgesproken om in 2030 een aandeel van ten minste 27 procent hernieuwbare energie (op basis van finaal energieverbruik) te realiseren en ten minste 27 procent verbetering van de energie-efficiëntie. Voor beide doelen is nog niet uitgewerkt wat ze precies voor de lidstaten gaan betekenen. Daarnaast heeft de Raad ook een interconnectiedoel voor elektriciteit bekrachtigd (10 procent per lidstaat als percentage van het totaal opgestelde vermogen). Hoe de inspanningen van de lidstaten gericht op realisatie van deze EU-brede doelen voor 2030 worden georganiseerd en gecoördineerd is onderwerp van verdere uitwerking. Ook moet nog worden besloten hoe de emissies uit landgebruik en bosbouw (LULUCF) in het Europees 2030-raamwerk voor klimaat en energie zullen worden geïntegreerd.

Europese Energie Unie kent vijf sporen

De Europese Commissie onder leiding van Jean-Claude Juncker die op 1 november 2014 is aangetreden heeft energie stevig op de politieke agenda gezet. ‘A resilient Energy Union with a Forward-

Looking Climate Change Policy’ is een van de tien speerpunten uit de

politieke agenda van de nieuwe Commissie. Dit speerpunt wordt door een van de nieuwe vicevoorzitters van de Commissie, Maroš Šefčovič, gecoördineerd. Met de voorstellen voor een Energie Unie heeft de Commissie eind februari een strategie op hoofdlijnen

voorgesteld (EC 2015a). Voor een groot deel bestaat deze uit het bij elkaar brengen en versterken van bestaande initiatieven langs vijf sporen: voorzieningszekerheid, interne energiemarkt, energie-effi- ciëntie, emissiereductie en onderzoek en innovatie. De intentie van de Commissie is om de Energie Unie verder concreet uit te werken binnen het huidige wettelijke kader van het Europese Verdrag. Daartoe zijn de komende jaren wetgevende en niet-wetgevende voorstellen te verwachten waarover elk apart door de lidstaten en het Europees Parlement moet worden besloten. Vooralsnog heeft de Energie Unie het karakter van een werkprogramma.

Versterken interne energiemarkt kernpunt Energie Unie De Energie Unie zet zwaar in op het versterken van de interne energiemarkt. Dit wordt als belangrijke randvoorwaarde gezien voor een zekere, schone en competitieve Europese energievoor- ziening. Een verbeterde elektriciteit- en gasinfrastructuur en een slimmer gebruik daarvan zijn de allereerste voorwaarden voor het vervolmaken van de energiemarkt, het integreren van hernieuwbare energie en het vergroten van de energievoorzieningszekerheid. Marktwerking moet profiteren van het versterken van de bestaande regelgeving uit het derde interne energiemarktpakket en mogelijk meer bevoegdheden voor ACER, de samenwerking van nationale toezichthouders op de energiemarkt. De Commissie wil ook de retailmarkt transparanter en competitiever maken en de positie van energieconsumenten versterken (EC 2015b). De Europese Raad heeft in maart op de voorstellen voor de Energie Unie gereageerd door op hoofdlijnen versterkte energiesamenwerking tussen lidstaten te steunen (European Council 2015). De lidstaten hebben wel

aangegeven zeggenschap te behouden over de eigen energiemix en terughoudend te willen zijn in versterkte Europese coördinatie bij het afsluiten van commerciële contracten bij de inkoop van energie (gas). Europa heeft inzet voor klimaatonderhandelingen in Parijs vastgesteld

De intentie van de landen die onderhandelen over een wereldwijd klimaatverdrag (UNFCCC) is om in Parijs in december 2015 te komen tot een nieuw klimaatakkoord om de broeikasgasemissies dusdanig te beperken dat de opwarming van de aarde tot maximaal twee graden Celsius beperkt blijft. De EU opereert in deze mondiale onderhandelingen als één blok. Als een van de eerste geïndustriali- seerde economieën heeft de EU haar voorgenomen bijdrage aan deze mondiale inspanning geformuleerd. De EU wil ten minste 40 procent reductie in broeikasgasemissies realiseren in 2030 ten opzichte van 1990. Het gaat hierbij om alle emissies (exclusief emissies van de internationale zeevaart en luchtvaart van en naar bestemmingen buiten de EU), en de reducties moeten binnen het EU grondgebied worden gerealiseerd.

Voorstellen Europese Commissie voor versterking emissiehandel In januari 2014 heeft de Europese Commissie twee voorstellen gedaan voor aanpassing van het Europese emissiehandelssysteem (ETS) ná 2020. Dit betreft in de eerste plaats een aanscherping van de reductiefactor waarmee het aanbod van emissierechten elk jaar wordt verlaagd, van 1,74 procent (circa 38 miljoen rechten) naar 2,2 procent (circa 48 miljoen rechten)(EC 2014a). In de Europese Raad van oktober 2014 hebben de lidstaten zich achter deze aanscherping

gesteld (European Council 2014). Het tweede voorstel betreft het instellen van een marktstabiliteitsreserve (MSR) waardoor het aanbod van rechten meer in overeenstemming met de vraag kan worden gebracht (EC 2014b). Beide aanpassingen zullen naar verwachting een prijsverhogend effect hebben (Brink et al. 2014). In mei 2015 is er over- eenstemming bereikt tussen de lidstaten, het Europees Parlement en de Europese Commissie over aanpassing van het Commissievoorstel voor een MSR, dat begin juli door het Europees Parlement is

aangenomen. Belangrijkste aanpassingen zijn dat de MSR niet in 2021, maar al in 2019 zal ingaan en dat ongeveer 1.500 miljoen emissie- rechten niet op de markt komen maar direct in het MSR worden opgenomen1. In juli 2015 heeft de Commissie voorstellen gedaan voor aanpassing van de ETS-richtlijn voor de periode 2021-2030. Daarin gaat het onder andere over de toewijzing van gratis rechten aan bedrijven en de wijze waarop een deel van de opbrengst van geveilde rechten wordt gebruikt om broeikasgasreductieprojecten te stimuleren. Voorstellen Europese Commissie voor verbetering luchtkwaliteit De Europese Commissie heeft eind 2013 de aanpak geschetst voor een verdere verbetering van de luchtkwaliteit in Europa tot 2030 (EC 2013a). De Commissie richt zich hierin op een volledige naleving van de huidige EU-wetgeving. Daarnaast wil de Commissie de uitstoot van schadelijke gassen verminderen door aanscherping van de bindende nationale reductiedoelen in de periode 2020-2030 en door uitbreiding en aanscherping van het Europees bronbeleid. De Commissie-aanpak

1 Waaronder de 900 miljoen rechten die als gevolg van de backloading niet in 2014-2016 maar pas in 2019-2020 geveild zouden worden.

voor het luchtbeleid in de periode 2020-2030 omvat ook een voorstel voor nieuwe emissiereductieverplichtingen voor de lidstaten

(herziening NEC-richtlijn; EC 2013b). Dit voorstel, dat in behandeling is bij het Europarlement en in de Raad, richt zich op zes luchtverontreini- gende stoffen: zwaveldioxide, stikstofoxiden, ammoniak, niet-methaan vluchtige organische stoffen, fijn stof en methaan. Voor 2020 baseert het commissievoorstel zich op de afspraken die zijn gemaakt in het herziene Gotenburg-protocol (zie Tabel 2.1). Methaan is vooral bekend als broeikasgas maar draagt samen met stikstofoxiden ook bij aan de vorming van ozon op leefniveau. Het centrale uitgangspunt voor herziening van de NEC-richtlijn is 52 procent minder vroegtijdige sterf- tegevallen door luchtverontreiniging in 2030 ten opzichte van 2005. Op het gebied van de Europees bronbeleid liggen er voorstellen voor nieuwe regelgeving voor luchtverontreinigende emissies van middelgrote stookinstallaties en op hout gestookte kachels en ketels (EC 2013c; EC 2014d,e). Ook ligt er een voorstel voor uitbreiding of aanscherping van de vigerende regelgeving voor mobiele machines die niet op de weg rijden waaronder ook binnenvaartschepen (EC 2014c).

2.1.3 Omringende landen: elk voor zich naar langeter-

In document Nationale Energieverkenning 2015 (pagina 46-48)