• No results found

Nederland: uitvoering van het Energieakkoord staat centraal

In document Nationale Energieverkenning 2015 (pagina 43-46)

2.1 Een complex nationaal-Europees beleids bouwwerk voor energie, klimaat en lucht-

2.1.1 Nederland: uitvoering van het Energieakkoord staat centraal

De Nederlandse beleidsinzet richt zich grotendeels op de uitvoering van het Energieakkoord dat vooral 2020/2023 als horizon heeft. Daarnaast wordt gewerkt aan een strategie voor langere termijn energiebeleid. Zowel in het energiebeleid als in het luchtkwaliteits- beleid wordt sterk ingezet op samenwerking tussen verschillende maatschappelijke actoren.

Energieakkoord voor duurzame groei belangrijk onderdeel van energiebeleid

In het Nederlandse energiebeleid neemt de uitvoering van het ‘Energieakkoord voor duurzame groei’ (SER 2013) een belangrijke plaats in. Dit akkoord omvat vooral maatregelen voor de periode tot 2020/2023. Bij de uitvoering van het akkoord zijn veel verschillende maatschappelijke partijen betrokken. Dit heeft het maatschappe- lijke debat over de energiehuishouding bevorderd, en tot nieuwe initiatieven op gebied van hernieuwbare energie en energiebe- sparing geleid. De partijen van het Energieakkoord hebben het afgelopen jaar stevige stappen gezet in het concretiseren van maatregelen. Hierdoor konden de effectinschattingen in deze NEV worden verbeterd ten opzichte van de NEV 2014. Bijlage A geeft informatie over de in deze NEV meegenomen maatregelen uit het Energieakkoord.

Energieakkoord inmiddels verder uitgewerkt

Belangrijke stappen die sedert de NEV 2014 in het Energieakkoord zijn gezet zijn de versterkte handhaving wet Milieubeheer (met nadrukkelijke aandacht voor energie-efficiëntie) door de regionale uitvoeringsdiensten, het op gang brengen van energiereno- vatie van woningcorporatiewoningen (onder andere middels De Stroomversnelling), het faciliteren van de ontwikkeling van wind op zee (aanwijzen van kavels voor windmolenparken en van Tennet als verantwoordelijke organisatie voor het aansluiten van deze parken), het bereiken van overeenstemming over duurzaamheidscriteria voor de meestook van biomassa in kolencentrales, het tot stand komen van een warmtevisie en van een brandstofvisie in het transport. Daarnaast

zijn er in de EU besluiten genomen over het emissiehandelssysteem (ETS) die de uitvoering van het Energieakkoord ondersteunen. Energierapport zal zich ook richten op de lange termijn

Het IEA (2014a) verbindt het succes van het Nederlandse energie- en klimaatbeleid aan de realisatie van het Energieakkoord, en adviseert daarnaast om een kostenefficiënt langetermijnkader voor na 2020 te ontwikkelen. Inmiddels heeft de Minister van Economische Zaken aangekondigd eind 2015 een Energierapport uit te brengen waarin wordt ingegaan op de bredere ontwikkelingen op het terrein van het energiebeleid in Nederland en omringende landen, en op de discussies die daarover worden gevoerd binnen de EU. Dit om uiteindelijk te komen tot een vernieuwing van de integrale visie op de Nederlandse energievoorziening, ook voor de periode na 2020. Het Energierapport zal aandacht schenken aan de maatschappe- lijke dilemma’s die spelen in het energiebeleid. Zo zal onder andere worden ingegaan op de toekomstige rol van aardgas.

Vertaling van Europese afspraken in nationale beleidsdoelen In het energie-, klimaat- en luchtbeleid voor 2020 spelen nationale verplichtingen die voortkomen uit Europese afspraken een grote rol. Tabel 2.1 geeft een overzicht.

Voor het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen kent Europa een tweesporenaanpak. Emissies door de elektriciteits- sector en de energie-intensieve industrie vallen onder het Europees emissiehandelssysteem (ETS). Daarvoor geldt een Europees emissie- plafond en een Europees handelssysteem voor emissierechten.

Binnen de sectoren die niet onder het ETS vallen, zoals de gebouwde omgeving, verkeer, en landbouw, moeten nationale maatregelen de emissies terugdringen. In de beschikking (406/2009/EG) over verdeling van de inspanningen is voor de verschillende lidstaten vastgelegd hoe hoog de reductiedoelstelling is voor de niet-ETS sectoren voor de jaren 2013 tot 2020.

Het luchtkwaliteitsbeleid streeft naar dusdanige niveaus van lucht- verontreinigende stoffen dat risico’s voor de menselijke gezondheid en het milieu beperkt blijven. Vanwege het grensoverschrijdende karakter van luchtverontreiniging is dit beleidsterrein sterk geëuro- peaniseerd. Het beleid kent meerdere samenhangende sporen: Europese emissienormen voor installaties, mobiele bronnen en brandstoffen, normen voor de concentratie van verontreinigende stoffen in de lucht, en in Europees verband afgesproken nationale reductiedoelen. Deze normen en reductiedoelen ondersteunen lidstaten in het luchtkwaliteitsbeleid zodanig dat een gelijk speelveld binnen de gemeenschappelijke Europese markt niet wordt verstoord. Momenteel zijn er nationale reductiedoelen van kracht vanaf 2010. Daarnaast zijn er verdergaande reductiedoelen afgesproken waar vanaf 2020 aan moeten worden voldaan (Tabel 2.1).

Tabel 2.1 Nederlandse doelen voor het energie-, klimaat- en luchtbeleid welke voortkomen uit Europese afspraken.

Energie

14 procent hernieuwbare energie in het finaal energieverbruik in 2020 Reductie finaal energieverbruik met 482 petajoule in de periode 2014-2020 ten opzichte van de referentie (indicatief nationaal doel)a

Klimaat

16 procent broeikasgasreductie niet-ETS sectoren in 2020 ten opzichte van 2005 Lucht Emissieplafonds 2010 (miljoen kg)b Emissiereductie in 2020 ten opzichte van 2005 (procent)c zwaveldioxide 50 28 stikstofoxiden 260 45 ammoniak 128 13

niet-methaan vluchtige organische

stoffen 185 8

fijn stof (PM 2,5) - 37

a Zie tekstbox 3-II voor een nadere toelichting op het EU energie-efficiëntiedoel. b Deze plafonds gelden vanaf 2010 en zijn vastgelegd in de EU-richtlijn nationale emissieplafonds (NEC-richtlijn 2001/81/EG). Voor het wegverkeer is het plafond gebaseerd op emissies op basis van brandstofverbruik door wegverkeer op Nederlands grondgebied (fuel used methodiek).

c De reductiedoelen voor 2020 zijn in tegenstelling tot de emissieplafonds geformuleerd als procentuele emissiereductie. Deze doelen zijn afgesproken in het kader van het herziene Gotenburg-protocol, dit valt onder het verdrag van de Verenigde Naties inzake grensoverschrijdende luchtverontreiniging.

Uitvoering luchtkwaliteitsbeleid door nationale programma’s In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) werken alle overheden samen om te zorgen dat ook Nederland aan de normen voor luchtkwaliteit voldoet. Daarnaast moet Nederland zich houden aan Europese natuurdoelstellingen die er voor moeten zorgen dat de stikstofbelasting van natuurgebieden en dus de uitstoot van stikstofhoudende stoffen worden teruggedrongen. Dit gebeurt onder meer met het Programma Aanpak Stikstof (PAS), waarin overheden, natuurorganisaties en (agrarische) ondernemers samenwerken. De PAS heeft vooral als doel dat de kwaliteit van gebieden die zijn aangewezen onder de Vogel- en Habitatrichtlijn (Natura 2000) niet verslechtert door stikstofdepositie uit de lucht.

2.1.2 Europese Unie: ontwikkelingen ondersteunen het

In document Nationale Energieverkenning 2015 (pagina 43-46)