• No results found

4-5 NIEUWE RUIMTE VOOR ZELFREALISATIE

In document Elke stap is een volgende (pagina 108-110)

backwards, even though it must be lived forwards.’

IV- 4-5 NIEUWE RUIMTE VOOR ZELFREALISATIE

'Er zijn wel eens mensen, kunstenaars die zeggen: “Ja, ik heb al zo lang niet gewerkt, ik denk dat ik het niet meer kan”. Natuurlijk kan je het wel. Dat zijn dingen die verleer je niet. Je verleert niks. Je bent waarschijnlijk alleen maar beter geworden. Want hoe ouder je wordt, hoe beter je wordt.’ (Christie van der Haak)

138

Vergelijk de omschrijving die Alheit en Dausien geven van ‘Bildung als biographischer Prozess’ in paragraaf IV-2.

139

Cf. ‘Accomplishments in art, though, provide compelling evidence for the strengths of aging and lend empirical support to a positive view of late-life potential.’ Lindauer, 2003, p. 287.

Alsof zij zelf het bewijs van haar uitspraak wil leveren, heeft Van der Haak in haar gevorderde kunstenaarschap een ‘switch’ gemaakt van het schilderen naar het textielontwerpen. Een wending die haar talloos veel nieuwe mogelijkheden bood, maar ook evenzoveel problemen die overwonnen moesten worden. Zij moest nieuwe technieken leren, andere vormen van samenwerking aangaan, vertrouwd raken met nieuwe manieren van productie en presentatie en zij moest bovenal haar ideeën en beelden op andere wijze in haar werk omzetten. Ondanks dat problemen van verlies en beperking zich op gevorderde leeftijd kunnen aandienen, ervaren de geïnterviewden hun kunstenaar- schap daardoor niet als minder. Integendeel: er lijken zich nieuwe en rijke mogelijkheden te openen:

‘Maar het leuke vind ik van ouder worden, dat het niet dichtknijpt maar dat het steeds ruimer wordt. Dat had ik vroeger nooit gedacht maar het is zo.’ (Anna Metz)

De verruiming van mogelijkheden voor deze kunstenaars komt voort uit een biografisch leerproces waarin kennis en ervaring uit de levens- loop aan de zelfontwikkeling hebben bijgedragen en de formele scho- ling hebben verrijkt.138

De moeilijke momenten en bijzondere gebeurtenissen in de life trajec- tories kunnen soms ook een positieve ervaring vormen. Goya’s ‘Aun aprendo’ wordt in herinnering geroepen op het moment dat kunste- naars vertellen over de ontwikkeling in hun werk op latere leeftijd. Indi- viduele voorbeelden uit de artistieke praktijk van gevorderde kunste- naars hebben op zichzelf nog geen algemene geldigheid, maar bieden wel steekhoudend tegenwicht voor de veronderstelling dat het ouder

worden slechts gepaard gaat met vermindering van mogelijkheden.139

Henk Helmantel zegt in het interview onder meer:

‘Ik ben wel heel nieuwsgierig, het is geen dagelijkse overdenking, maar ik ben wel nieuwsgierig wat ik nog toe kan voegen aan wat ik gemaakt heb en hoe dat dat er nog kwalitatief uit gaat zien. Het kan best zijn dat ik nog enkele jaren prima door kan gaan en dat ik dat niveau ook weet te behouden. (…) Ik ben nog gedreven en heb geen last van een onvaste hand. Ik ben ambitieus en vol inspiratie. Soms is er wel eens een moment dat ik denk: ja, ik heb al zoveel stillevens geschilderd, nou alweer? Maar dan zie ik weer iets wat ik nog niet eerder gezien heb en dan denk ik: oh ja.’

En Bert Loerakker zegt er alert op te zijn dat hij ‘op latere leeftijd niet indoezelt als kunstenaar.’ Want, zo zegt hij:

‘(…) je merkt het wel hoor, dat kunstenaars op latere leeftijd gewoon... ja, dan zakt het weg. En daar heb ik geen zin in. Daar heb ik ook niet alles in te zeggen, maar ik kan er op z’n minst m’n best voor doen dat dat niet gebeurt.’

Nu hij ouder is, bespeurt Loerakker een grotere reflectieve houding bij zichzelf ten opzichte van zijn werk:

‘En ik heb me weleens afgevraagd; komt dat nou voort uit het ouder worden? Dat je beschouwender bent? Ik heb dat nooit goed kunnen formuleren. D’r is een ander proces gaande geweest, eerst wil je zo nodig nieuw zijn in allerlei dingen en dan, gebeurde bij mij, dat ik op een gegeven moment ga overzien. Dat hoort bij ouder worden denk ik, dat je gaat overzien wat er geweest is, wat er gebeurd is, wat jou geboeid heeft. En dan ga je je afvragen, kan ik daar iets mee? En wat kan ik daar mee?’

Ouder worden ervaart Anna Metz vooral als ruimte:

‘En dat vind ik werkelijk een van de zegeningen van het ouder worden. Ik vind dat echt fantastisch gewoon, dat je zegt; dat doe ik niet meer. Afgelopen! Wat er overblijft dat verdiept zich. Dus het lijkt minder te worden maar dat is helemaal niet waar. Het wordt eigenlijk steeds ruimer. En zoiets heb ik altijd wel gewild, wat er nu gebeurt. Dus daar hoef je niet bang voor te zijn, daar kan je je op verheugen. (lacht) Het is een proces van verstilling, van opluchting, opzij schuiven van dingen. Vroeger deed ik nog wel eens dingen uit... nou ja het hoort nu eenmaal. Dat doe ik dus ook niet meer.’

Deze kunstenaars ervaren op latere leeftijd, en soms na een ingrij- pende gebeurtenis of moeilijke periode, ruimte om hun werk te verdie- pen en om zich te concentreren op de zaken die er voor hen het meeste toe doen. Dit proces wordt gedragen door rust en interesse. Toch zijn de mogelijkheden van ruimte, verstilling en ontdekking niet voor iedereen een zegen op latere leeftijd. Het wegvallen van opdrachten en inkomsten geeft ook twijfel en onrust voor de toekomst en het verdere verloop van de artistieke praktijk. Zelfrealisatie zal op nieuwe manieren uitdrukking moeten krijgen en dat gaat gepaard met onzekerheid. Karin Daan (1944) heeft in haar loopbaan talrijke opdrachten uitgevoerd voor kunst in de openbare ruimte: stedenbouwkundige projecten en omge- vingskunstwerken zoals voor pleinen en andere publieke gebieden. In bovenstaande interviewpassage geeft zij aan dat ze momenteel bijna geen opdrachten meer krijgt, terwijl zij vroeger juist heel veel werk had. Er is voor haar dus sprake van een verlies aan werk. Toch toont zij hier begrip voor en zij merkt op dat haar richting niet erg populair is. Dit is vooral te wijten aan de hoeveel slechte voorbeelden die er zijn. Dit in tegenstelling tot haar eigen werk waar zij trots op is en waar zij in het verleden veel opdrachten voor kreeg. Dit vooral dankzij een actief netwerk in de kunstwereld. Maar zelfs het advieswerk biedt momenteel geen soelaas. Bijna terloops maakt Daan melding van een extra pijnlijk verlies: 'veel werk van vroeger is letterlijk verdwenen:

‘(…) ik heb bijna geen opdrachten meer. Dat is een beetje het

probleem. Ik wil daar niet over klagen want ik begrijp heel goed; de tijd is anders, het is sowieso al heel erg moeilijk, er is bijna geen opdracht te krijgen. En mijn richting is op dit moment niet

erg populair, wat ik ook begrijp. Want er staat me een hoeveelheid ellende in Nederland op dat gebied. Daar vind ik mezelf nog wel een uitzondering in. Maar er is ook ontzaglijk veel afgebroken inmiddels. Dus ik begrijp het goed maar ik heb gewoon geen werk. Het is stil. Vroeger kon ik makkelijk opdrachten krijgen. (…) Dan solliciteerde ik en dan kreeg ik een opdracht. Ook vaak via mensen die mij kenden en die dachten ‘nou dit is echt een klus voor Karin’. Maar dat verdwijnt ook. Jij kent mij nog, maar die nieuwe generatie die weet echt niet wie ik ben. (…) Ik dacht met advieswerk daar kan je ook wel oud mee worden, daar hoef je niet springjong voor te zijn. Maar dat gebeurt ook niet. Het ligt ook stil.’

Hans van der Pennen (1953) maakt voornamelijk beelden en tekenin- gen. Hij vertelt over de problemen die hij in het verleden ondervond bij de verkoop van werk. Betalingen kwamen pas laat en moeizaam los en hierdoor dienden zich voor hem financiële problemen aan. Om dit op te lossen moest hij dan naast zijn kunstenaarschap andere werkzaam- heden verrichten. Tegenover de problemen met betalingen stonden hoge onkosten voor tentoonstellingen. Door deze problemen verliest hij bijna de animo om nog door te gaan. Met het ouder worden ervaart hij dit als een groter probleem en probeert hij zich hierin anders op te stellen. Maar hij vindt het vervelend dat deze houding arrogant kan overkomen en dat een ander dit niet leuk vindt:

‘Al had je tekeningen verkocht, nou voordat je dat geld kreeg. Jeminee, daar zat heel veel tijd tussen. Of soms had iemand zo veel geld dat hij ook helemaal vergat dat je nog wat kreeg. Of die discussies van ‘is dat nou wel of niet verkocht?’. Je kent dat allemaal wel. Verschrikkelijk. Chaos. Dat je bijna dacht van ‘ik stop ermee met die onzin’. Jeminee. (…) Maar op een gegeven moment was het echt te veel geld, dat je zoveel schuld hebt dat je haast eerst weer badkamers moest gaan doen om die tentoon- stellingen terug te kunnen betalen. Een museumtentoonstelling was zo vijfduizend gulden, met transporten. Dat kreeg je allemaal nooit vergoed. Die hadden dat geld niet. En dat kon ik me wel voorstellen maar op een gegeven moment, ja… zei je haast nee als er geen betaling tegenover stond. En dat is met leeftijd… gaat het dus meetellen gek genoeg. Op een gegeven moment ga je niet zomaar meer… (…) Ja, als er niks tegenover staat… en dan word je wat arrogant, vervelend vind ik dan, vinden ze niet leuk.’

IV-4-6. RESUMÉ ‘LEREN DOOR

In document Elke stap is een volgende (pagina 108-110)