• No results found

5-1 ALTIJD VERDER

In document Elke stap is een volgende (pagina 111-113)

backwards, even though it must be lived forwards.’

IV- 5-1 ALTIJD VERDER

LEREN DOOR ERVARING EN VERANDERING

In dit hoofdstuk heb ik gekeken naar de – narratieve – zelfpresentatie en profilering van de kunstenaar (het personage), naar de sociale en institutionele context (de ruimte) en naar belangrijke en ingrijpende gebeurtenissen (de plot). In dit vierde deel van de analyse wil ik nagaan in hoeverre deze componenten van de narratieve biografie van de gevorderde kunstenaar ervaringen, ontwikkelingen en veranderingen genereren die van betekenis zijn voor het leerproces op latere leeftijd. Deze processtructuren van verandering in de levensloop wordt door

Schütze aangeduid als ‘Wandlungsprozesse’ (Schütze, 1984).140

Gebeurtenissen en ervaringen tijdens de levensloop zijn van invloed op het ‘zelf’ van de betrokkene en vormen feitelijk diens biografie. Ingrij- pende gebeurtenissen kunnen als bijzondere leerervaringen een rol spelen ten aanzien van de ontwikkeling, houding of profilering van een ‘zelf’: ‘In the context of a life-story, we defined as significant learn- ing-experiences those learning-experiences which appeared to guide the interviewee’s life-course or to have changed or strengthened his or her identity.’141 De biografie is per definitie een proces van verandering van de identiteit. Tijd is leeftijd. En de verandering van het zelf in de levensloop kan beschouwd worden als een leerproces, net zoals het leerproces altijd transformatief is. ‘Leren door ervaring en verandering’ overkoepelt in zekere zin de eerder behandelde delen van de analyse met betrekking tot biografie, omgeving en ingrijpende gebeurtenis. Ervaring en reflectie kenmerken de ontwikkeling en verandering van de ‘Selbstidentität’ van de kunstenaar en bepalen de biografische transfor- matie processen.142 Een leerproces is een voortgaande ontwikkeling in de tijd en een verkenning van mogelijkheden zowel in de sociale omge- ving van het professionele kunstenaarschap als in het persoonlijk leven. Zoals Helly Oestreicher het zegt: ‘Maar het gevoel dat er altijd andere dingen nog te leren zijn, te ontdekken zijn, niet alleen te maken zijn maar te ontdekken zijn… dat is ook leren.’ En Franck Gribling omschrijft het leerproces van kunstenaars: ‘Ja, leren in de zin van het Franse woord ‘expérience’, dat je je ervaring uitbreidt. En je ervaring opdoet. Al doende.’ Dit late leerproces is in belangrijke mate gestoeld op ervaring en loopbaan en is een biografisch leren (Jarvis, 1983; Dominicé, 2000).143

IV-5-1. ALTIJD VERDER

Op basis van alles wat tot dan toe is geleerd, gemaakt en gedaan, worden nieuwe wegen onderzocht of ingeslagen paden verder ver- kend.144 Guido Lippens: ‘(…) je blijft je hele leven eigenlijk leren en je

kunt daardoor voor jezelf je doel verplaatsen en bijstellen. Dat vind ik gewoon een geweldige rijkdom.’ En Helly Oestreicher over haar

keramiek: ‘Ik wil altijd verder. Ik kan niet produceren. Geen productie

draaien. Dat kan ik niet. En daar moet ik bijzeggen, ik wil altijd iets erbij leren…’. Uit eigen ervaring vertelt Christie van der Haak over de

nieuwe technieken voor de uitvoering van haar textielontwerpen:

‘Ik leer absoluut dingen er bij. Het is wel op een andere manier... ik ben ook overgeleverd aan de techniek en hulp want ik mag niet zelf aan de machine komen. Ik zou al heel veel dingen weten, maar ik mag niet want het is hun machine. Er staat een meisje naast me die daar verantwoordelijk voor is. Je bent natuurlijk altijd ook als kunstenaar heel erg in je hoofd bezig. Je ontwik- kelt je eigenlijk altijd als kunstenaar. Stel dat je een jaar lang niet werkt, je ontwikkelt je wel een jaar. Daar ben ik van overtuigd want je bent gewoon altijd aan het nadenken.’

Ook Henk Helmantel geeft aan dat hij leert in de praktijk:

‘Alleen al bijvoorbeeld mijn meer denken in kleur... ik kan me nog herinneren, toen ik begon, dat de tube zwart... dat daar vaak in geknepen werd. Dat was een van de tubes die gauw leeg was. Maar ik gebruik helemaal geen zwart meer. Alles is kleur. Ook de donkerste partijen. En als het écht nodig is om de zaak nog even te accentueren in de verdieping van de kleur, nou dan kan het zijn dat ik er een beetje zwart aan toevoeg, maar nooit puur zwart. Nou dat is ook iets wat ik heb geleerd al werkend. Ja, als je het vroe- gere werk vergelijkt met het latere werk, dan kun je dat toch zien.’

Hans Boer spreekt over een leren door veel te zien en een open blik:

‘Dus het leren is breed, is breed. Het kan natuurlijk… boeken lezen over kunst, niet dat ik nou zo verschrikkelijk veel boeken lees over kunst… het is vooral veel kijken. Dus ja het is een proces, maar waar je zelf ook wel open voor moet staan. En iedere keer denk ik van: ‘Ja, ga ik op dezelfde manier door of wil ik toch stappen zetten?’ Dus het is breed. Het is een combinatie van dingen. Ik denk dat het ook heel belangrijk is om te blijven kijken.’

Franck Gribling noemt het leren door de reflectie op het oeuvre. Dit is een dynamisch proces van denken en maken:

‘Want dingen worden opgepikt, andere kanten verdwijnen weer. De kunstenaar zelf krijgt er een stimulans door. Dus kortom, er wordt nooit met een helemaal vastliggend oog gekeken naar een oeuvre of naar werken die al bestaan. Dat wisselt voortdurend, dat is waar. En voor de kunstenaar, dat is het leerproces, in dit geval de oudere kunstenaar, de stimulans die ze krijgen daar komen bepaalde ervaringen die worden plotseling er uit gelicht. Daar gaan ze zich meer op concentreren op zo’n kant.’

Met de terugblik op het oeuvre wordt de artistieke praktijk tevens in zijn professionele en sociale context beschouwd. De kwaliteiten van het werk worden, bewust of onbewust, afgemeten aan de omgeving waarbinnen het werk is ontstaan en waartoe het zich verhoudt. De omgeving is behalve referentiekader ook voedingsbodem en leerom- geving voor het eigen werk. Christie van der Haak vertelt over haar ervaringen met textielontwerpen:

145

‘(…) there is a close rela- tionship between people’s social networks and their educational performance.’ Field, 2008, p. 55.

146

‘The idea that every narrative act has a deeper ‘biographical dimension’ should appear a plausible one (…). Narration normally not only serves the communication between interaction partners, but also, in addition to the creation of a mutual framework of experience, aids self-pres- entation and thus at least the implicit ‘self-understanding’ (Selbstverständigung) of the narrator.´ Alheit, 1986, p. 17.

147

‘Learning within and through one’s life history is therefore interactive and socially struc- tured, on the one hand, but it also flows its own ‘individual logic’ that is generated by the specific, biographically lay- ered structure of experience. The biographical structure does not determine the learning process, because it is an open structure that has to integrate the new experience it gains through interacting with the world, with others and with itself. On the other hand, however, it significantly affects the way in which new experience is formed and ‘built into’ a biographical learning process.’ Alheit, 2007, p. 67.

148

Gerrit Benner (1897-1981), Fries schilder. In 1954 nam hij het atelier van Karel Appel in Amsterdam over.

149

‘Van Citroen kreeg ik geen

privé les en bij Verwey tekende ik zoals het uit kwam, soms met hem mee als hij een portret maakte en soms gingen we ergens naar toe, niets lag vast ik mocht in hun wereld kijken en doen, ze lieten mij vrij en corrigeerden nauwelijks, maar boden mo- gelijkheden. Het waren meer ontmoetingen dan lessen. Ik heb heel veel aan hen te dan- ken.’ Anna Metz in een e-mail

bericht aan LD, 3-4-2016. 150

Smilde, 2009a, pp. 129-130.

‘(…) ja dat is wel grappig om mee te maken… als je het over leren hebt, heb ik daar ook de laatste tijd heel veel over geleerd. Over het enorme verschil van hoe men naar die stoffen kijkt, naar patronen, of naar schilderijen.’

Fotografe Helena van der Kraan heeft het over het leren in opdrachtsi- tuaties:

‘Soms neem je een opdracht aan zonder dat je daar professioneel toe uitgerust bent. En dat je dat gaandeweg moet leren. Meestal neem je de opdracht aan vanwege de uitdaging en dat je dan denkt ‘waar ben ik aan begonnen, hoe moet dat?’. (lacht) En dan is het natuurlijk zo dat opdrachten meestal heel vruchtbaar kunnen zijn, want ze kunnen je nieuwe inzichten verschaffen.’

Het leren in praktijksituaties geldt zeker ook voor kunstenaars die zelf in het onderwijs werken, zoals Johan van Oord aangeeft:

‘En ik leer er ook ontzettend veel van. Ja, dat zeggen natuurlijk alle docenten denk ik: ‘ik leer ook heel veel van het lesgeven en van mijn studenten.’ Maar dat is ook echt zo.’

De artistieke praktijk kent een leerproces dat zich zowel manifesteert in de opeenvolging van ervaringen als in de breedte van de sociale omge- ving. Dit is het ‘sociale kapitaal’ dat door John Field werd gekenmerkt als een netwerk van relaties en gedeelde waarden waarbinnen iemand zich ontwikkelt en ontplooit.145 Een leerproces dat is verankerd in ervaring en reflectie is een leren ‘in terms of life process’ (Berlind, 1994). Het is een leerproces dat verbonden is met de biografie en met de ontdekking van het individu als een zelf. Maar niet alleen vindt het leerproces plaats in de biografie, het ontvouwt zich ook áls biografie. Het zelfbegrip (Selbst- verständigung) vindt vorm en uitdrukking in de ‘biografische dimensie’ van het levensverhaal.146 Hierin profileert het zelf zich zowel actief (als ‘I’) als reflectief (als ‘Me’) en dus tegelijk individueel en sociaal.147

Helena van der Kraan (1940) geeft aan dat haar leeftijd van invloed is op de omgang met het medium:

‘Ik wou alleen nog zeggen dat het feit dat ik oud ben geworden, mij op een andere manier met de fotografie laat omgaan dan vroeger omdat er geen ‘later’ is. Ik bedoel, het kan nog dat ik nog tien jaar leef, maar dat bedoel ik niet. Ik bedoel: ik ben volgens mij niet meer actief. Ik denk niet dat ik mezelf nog actief kan noemen, ik ben nu min of meer aan het beschouwen. Ik ben heel veel over fotografie aan het nadenken. Ik heb in de afgelopen weken al mijn fotoboeken weer doorgenomen en me afgevraagd welke van die boeken ik nu niet meer zou kopen en welke wel. En waarom? En ik heb een paar van die helden, die heb ik al lange jaren, en dan ben ik iedere keer bang als ik er weer inkijk; zou hij dat wel houden…? Of zij. Het kan toch niet zo zijn dat ik opeens denk: goh, die man is ook niet zo goed als ik altijd heb gedacht. (lacht) Nou, de belangrijksten die staan nog: August Sander, Brassaï, Atget, Weegee en nog een heleboel.’

Groei en ontwikkeling van het zelf kunnen plaatsvinden in de dialoog met de ander als sociale groep of professionele omgeving, maar kunnen ook op bijzondere wijze worden bepaald door de individuele ander: iemand die van bijzondere betekenis is voor de reflectieve ‘Me’ en daardoor ook voor de handelende ‘I’. Voor keramiste Helly Oestrei- cher verpersoonlijkte Benno Premsela zo’n betekenisvolle ander:

‘En dan was Benno heel, heel bijzonder. Die pakte je op. Was heel streng. Hij zei altijd precies wat ‘ie ervan dacht. Maar hij was daardoor zo stimulerend.’

Sinds Christie van der Haak textielontwerpen maakt, voelt zij zich soms gehinderd door de hoge productiekosten die daarmee gepaard gaan, maar dan is het haar man Philip Peters die haar aanmoedigt om toch door te gaan:

‘Dus alles wat ik nu doe kost heel erg veel geld. En ik heb heel veel dingen gemaakt en eigenlijk van spaargeld en zo, en Philip zegt altijd: “Doen, doen, ga het maken”. Natuurlijk altijd door- gaan, altijd eerst het werk.’

Willem den Ouden haalt een herinnering op aan een bezoek in zijn jonge jaren aan de schilder Gerrit Benner148:

‘Ik werd vriendelijk ontvangen en dan praatte hij, met zijn scheve neus want als kind was ‘ie van de commode gevallen en zijn neus was scheef. En dan snoof ‘ie de hele tijd. Zo van: “Ja, ja, dat gras, dat gras”. Toen zei hij op een gegeven ogenblik: “Als je buiten werkt, dan werk je vanaf je voeten tot boven je hoofd.” Nou ja, zo simpel als wat, maar je moet er maar achter komen. Je moet het maar proberen. En dat is het, dat is het absoluut. Dat is een van de beste lessen die ik gehad heb. Eén zo’n opmerking van Gerrit Benner.’

En Anna Metz zegt dat zij veel gehad heeft aan de ontmoetingen met Paul Citroen en Kees Verwey149 en dat zij een degelijke opleiding in technische vaardigheden van Dirk van Gelder heeft gekregen.

In haar studie over ‘musicians as lifelong learners’ wijst Rineke Smilde op de betekenis van de ‘significant others’ in het biografisch leerpro- ces van musici.150 De betekenis kan gelegen zijn in deskundigheid en kennis, in voorbeeld en stimulans of in vertrouwen en hulp. Het kunnen zowel collega’s als voorgangers, docenten of naasten zijn. Ook voor de geïnterviewde beeldende kunstenaars geldt dat ‘betekenisvolle ande- ren’ op verschillende manieren een rol blijken te spelen in de loopbaan, de artistieke praktijk en het leerproces. Het leren in de levensloop maar vooral ook van de levensloop impliceert een leerproces van het zelf ten opzichte van en bemiddeld door de ander.

151 Cf. paragraaf IV-3-5.

152

Mead, 1992 (1934), p. 162. Vergelijk ook met Kenneth Gergen die spreekt over ‘The interknitting of identities’ in: Wetherell, Taylor & Yates, 2001, p. 257. 153 Becker, 2008 (1982), p. 67. 154 Ibid., p. 78. 155

‘(…) the sustained character of developmental cycles of communities of practice, the gradual process of fashioning relations of identity as a full practitioner, and the enduring strains inherent in the continuity-displacement contradiction.’ Lave & Wenger, 1991, p. 121.

156

Pierre Bourdieu heeft het in dit verband over ‘de chrono- logische tegenstelling tussen nieuwkomers en gevestigden’ binnen het veld van culturele productie. Bourdieu, 1989, p. 272.

In document Elke stap is een volgende (pagina 111-113)