• No results found

Nieuwe Binnenweg, Rotterdam

VIERDE OPGAVE: OPENBARE RUIMTE

Kader 34. Nieuwe Binnenweg, Rotterdam

Ondernemers aan de Nieuwe Binnenweg in Rotterdam waren het zat om te moeten ondernemen in een straat die berucht stond – en nog altijd gedeeltelijk staat – om prostitutie en drugshandel. Op eigen initiatief, en met eigen middelen, startten bedrijfseigenaren een reeks activiteiten en investeringen die de winkelstraat uit het slop moesten trekken. De ondernemers van de Nieuwe Binnenweg waren geïnteresseerd in een BIZ-constructie, en vroegen de gemeente Rotterdam of die toegepast kon worden in hun straat. Deze werd in 2011 opgesteld en liep tot september 2013. De straat had met eigen initiatieven en binnengehaalde (Europese en lokale)

DE TOEKOMST VAN DE STAD |

176

subsidies al behoorlijk wat successen behaald. Door de BIZ werd het budget van de Ondernemersvereniging bijna verviervoudigd. De 126 deelnemende ondernemers dragen ieder € 300 per jaar bij. Nu door de fi nanciële crisis subsidies lijken te gaan verdwijnen, vormt de BIZ een nóg belangrijker instrument voor de winkelstraat. Adri van Lieshout, eigenaar van Lifestyle Salon & Spa ‘Christiaan Kappers’ aan de Nieuwe Binnenweg, noemt als een van de voordelen van een BIZ dat met de BIZ iedereen verplicht kan worden mee te doen, waardoor er grote budgetten ontstaan. Zonder de BIZ is dit niet mogelijk, en is de afhankelijkheid van de goodwill van lokale ondernemers groter.

De ondernemersvereniging onderzoekt hoe bepaalde beheer- onderhoud-, en opfristaken zelf, of in ieder geval goedkoper, uitgevoerd kunnen worden. De Nieuwe Binnenweg moet – op mede-initiatief van de gemeente – een regelluwe zone worden, waarbij ondernemers zelf kijken en besluiten wat het beste is voor hun straat. “Ik heb het gevoel dat de gemeente steeds meer aanstuurt op de privatisering van straten,” zegt Adri van Lieshout. “We zullen steeds meer onze eigen broek op moeten houden.” Dit lijkt voor de ondernemers op de Nieuwe Binnenweg niet per se een probleem. Er wordt creatief nagedacht over hoe men de kwaliteit van de straat met eigen middelen, en door slim in te kopen bij bijvoorbeeld energiemaatschappijen of afvalbedrijven, kan waarborgen. Bindende en dwingende maatregelen zoals de BIZ helpen echter wel om het vrijblijvende karakter van een ondernemersvereniging te veranderen, en structureel te kunnen investeren in een gebied. Door middel van een BIZ worden niet alleen de lusten, maar ook de lasten eerlijk verdeeld.

Bronnen: Naafs, 2012; interview Van Lieshout, 27 mei 2013

Refl ectie

In deze paragraaf zijn maatschappelijke initiatieven beschreven waarbij

geïnvesteerd is in de aanleg van publieke ruimte. Initiatieven komen vaak voort uit integrale wijkaanpakken waarbij de overheid samen met betrokken partijen (corporaties, scholen, bedrijven, burgers) afspraken maakt over de openbare ruimte. Vaak leidt dit ertoe dat die partijen (met name corporaties, en soms ook bedrijven) mee investeren in de aanleg van de openbare ruimte. Men realiseert zich dat de kwaliteit van de openbare ruimte mede bepalend is voor de waarde van het eigen vastgoed. Ook bedrijven investeren in hun omgeving. Hier is het motief vooral het genereren van draagvlak voor hun onderneming.

De overheid blijft ook bij investeringen door maatschappelijke organisaties een belangrijke partij, maar wel vanuit een andere rol. Minder initiërend en leidend, en vooral faciliterend. Publieke regelgeving kan nodig zijn om maatschappe-lijke initiatieven in goede banen te leiden. De (Experimenten) Wet BIZ voorkomt

bijvoorbeeld free-riders-gedrag. Het in eigendom verkrijgen van de openbare ruimte kan een voorwaarde zijn voor corporaties om niet alleen te investeren in de openbare ruimte, maar deze ook te beheren (Luesken, 2011).

7.3.3 Maatschappelijke initiatieven rondom nieuwe publieke ruimte

Naast initiatieven gericht op beheer of aanleg van publieke ruimte, zijn er ook maatschappelijke initiatieven die gericht zijn op het creëren van nieuwe voorzieningen of nieuwe ontmoetingsruimten. Het gaat hierbij om initiatieven waarbij een publieke functie wordt toegevoegd aan de stedelijke ruimte. In een aantal gevallen heeft ook hier de overheid een rol, vaak voor regelgeving die initiatieven (tijdelijk) mogelijk maakt. In deze paragraaf worden verschillende voorbeelden besproken: stadsstranden en nieuwe voorzieningen zoals leeszalen en stadslandbouw. Hierbij komt het fenomeen ‘wijkontwikkelingsmaatschappij’ aan de orde, een relatief nieuwe manier om professioneel samen te werken aan een maatschappelijk initiatief. De voorbeelden overlappen deels met initiatieven die genoemd zijn in hoofdstuk 5 over stromen (stadslandbouw) en hoofdstuk 6 over transformatie (tijdelijkheid).

Stadsstranden als nieuwe publieke ruimte

Stadsstranden zijn kunstmatig aangelegde stranden in een stad. Stadsstranden zijn redelijk nieuw, maar toch zijn ze al aanwezig in veel steden zoals Amsterdam, Parijs, Kopenhagen, Tilburg, Maastricht, Groningen, Arnhem en Nijmegen. Soms is bij zo’n stadsstrand geen (toegankelijk) zwemwater aanwezig. Het strand is er vooral om te genieten, te zonnen en te fl aneren, voor mode, cultuur, culinaire hapjes en drankjes. Veel grote steden hebben zelf een stadsstrand aangelegd, maar ze komen ook voort uit maatschappelijke initiatieven.

Het voorbeeld van Blijburg in Amsterdam (zie kader 35) laat zien dat de gemeente een belangrijke samenwerkingspartner was voor maatschappelijke initiatieven. In het geval van Blijburg werkte dit extra goed, omdat deze publiekstrekker een impuls gaf aan de verkoop van woningen in IJburg. Het interessante is dat Blijburg in eerste instantie werd gezien als een leuke tijdelijke voorziening, die bij de verdere ontwikkeling van IJburg zou moeten verdwijnen. Inmiddels zijn bewoners en initiatiefnemers met succes in actie gekomen voor het behoud van Blijburg. In Nijmegen (zie kader 35) is de vrijgekomen buitenruimte van de voormalige Honigfabriek omgetoverd tot een stadsstrand. Honig was vertrokken in verband met de plannen voor Koers West, een grootschalig stadsvernieuwingsproject. In verband met de crisis is er de komende tien tot vijftien jaar echter geen programma voor deze locatie. De gemeente schreef daarop een prijsvraag uit om initiatieven voor tijdelijk gebruik uit te lokken. Het stadsstrand draait op vrijwilligers en is mogelijk geworden door betrokkenheid van een groot aantal investeerders en sponsoren.

DE TOEKOMST VAN DE STAD |

178

Kader 35. Stadsstranden

Blijburg, Amsterdam

Blijburg is een strandpaviljoen op het Amsterdamse IJburg en ligt aan het IJmeer. De gemeente Amsterdam richt op IJburg steeds een tijdelijke strandlocatie in op een nieuw stuk grond. Hier kan Blijburg voor zolang als de locatie beschikbaar wordt gesteld tijdelijk ondernemen. Uiteindelijk moet Blijburg gevestigd worden op een vaste locatie, op een opgespoten strandeiland. Blijburg is in het zomerseizoen open voor mensen die simpel weg aan het strand willen liggen of een drankje willen drinken, maar is ook

beschikbaar voor vergaderingen, bruiloften en feesten. Ook worden er diverse activiteiten zoals DJ-avonden georganiseerd. In 2003 werd het concept Blijburg – inclusief tijdelijk strand en paviljoen – voor het eerst gerealiseerd. Na twee jaar en drie seizoenen moest Blijburg haar deuren sluiten omdat er geen plek meer was voor Blijburg en het strand. Amsterdammers, bewoners van IJburg en de initiatiefnemers van Blijburg kwamen met succes in actie voor het behoud van de nieuwe buitenspeelplaats voor Amsterdammers. Uiteindelijk sprak de gemeente Amsterdam zich uit voor het behoud van Blijburg op IJburg. Vanaf dat moment werkt de gemeente nauw samen met de makers van Blijburg om het tijdelijke strand steeds opnieuw mogelijk te maken. Bron: www.blijburg.nl

Zomerkwartier, Nijmegen

Het Zomerkwartier is een tijdelijk stadsstrand bij de leegstaande Honigfabriek in Nijmegen. Het strand is aangelegd ter verpozing en vermaak en dient daarnaast als podium voor lokaal talent. Hier kunnen zij vernieuwende activiteiten organiseren op een onverwachte plek in de stad. Badgasten kunnen in de zomer genieten van een breed programma van muziek, kunst en cultuur op een ‘unieke locatie’ in Nijmegen. Het Zomerkwartier is opgezet zonder subsidie en wordt volledig gerund door vrijwilligers. Het Zomerkwartier is mogelijk gemaakt met de hulp van een zevental investeerders (de Strandwacht) en ruim twintig sponsoren.

Bron: www.hetzomerkwartier.nl

Groene nieuwe publieke ruimte: stadslandbouw, parken en openbare stadstuinen

Van oudsher zijn vele Nederlandse steden bekend met volkstuinen. De laatste tijd is een ontwikkeling gaande waarbij deze soms geïsoleerde (of in de praktijk met hekken afgesloten) gebieden expliciet worden geïncorporeerd in de stedelijke groenstructuur en worden opgesteld voor publiek. Een voorbeeld hiervan is het volkstuinencomplex dat is opgenomen in Park West te Nijmegen. Buurtbewoners en wandelaars kunnen nu via nieuwe wandelpaden het gebied bezoeken. Het complex heeft na herinrichting een open en uitnodigend karakter gekregen. Een hieraan gerelateerde trend is de ontwikkeling van initiatieven van

stadslandbouw, die steeds vaker op braakliggende gronden worden opgestart. Dit is in hoofdstuk 5 besproken.

Het is de vraag of deze initiatieven uiteindelijk op gespannen voet staan met nieuwe publieke ruimte. Soms zijn deelnemers aan initiatieven van collectieve tuinen, volkstuincomplexen of stadslandbouw bang voor vandalisme of nonchalance van grote stromen bezoekers of passanten. De mensen die de tuinen verzorgen willen die graag iets minder publiek houden. Wel publieke tuinen, maar dan volgens de traditie van de ‘hortus conclusus’, de omsloten, vaak verborgen tuin die een respectvol gedrag afdwingt.

Tot slot kunnen initiatieven genoemd worden die gericht zijn op nieuwe stads-parken, veelal op tijdelijk braakliggende terreinen. Het Sphinxpark in Maastricht (zie kader 36) is een trekpleister voor zowel bewoners als bezoekers en heeft de wijk Belvédère weer op de kaart gezet. Dit is een gewenste ontwikkeling, want de komende jaren gaat het gebied volledig op de schop, om uiteindelijk uit te groeien tot een levendige buurt die een aanjager vormt voor de regionale kennis-economie (Gemeente Maastricht, 2012, p. 7).