• No results found

Fosfaatwinning op Schiphol

STROMEN EN DE STAD

Kader 20. Fosfaatwinning op Schiphol

Het project Sustainable airport cities is een samenwerking tussen Amsterdam Schiphol Airport, Vewin, Evides Industriewater en KWR Watercycle Research Institute. De bedrijven en organisaties menen dat het winnen van fosfaat uit afvalwater kosten bespaart, beter is voor het milieu (drinkwaterbronnen) en een unieke samenwerking creëert tussen de water- en luchtvaartsector. Het gewonnen fosfaat wordt in de omgeving van Schiphol afgezet bij bijvoorbeeld boeren. Zij kunnen het fosfaat gebruiken als kunstmest. Omdat de schaal van Schiphol groot is en de watercyclus van Schiphol is te vergelijken met die van een kleine stad, is de luchthaven een goede locatie voor het project.

DE TOEKOMST VAN DE STAD |

122

Het project raakt aan vele lopende stimuleringsregelingen. Zo is het initiatief een uitwerking van het Nutrient Platform waar Vewin en KWR lid van zijn. Daarnaast vloeit het voort uit het Ketenakkoord Fosfaatkringloop van een twintigtal partijen waaronder Vewin, om een markt te vormen om fosfaat op milieuverantwoordelijke wijze terug te brengen. Ook is de samenwerking een van de eerste projecten die concreet van start gaan in het kader van het topsectorenbeleid. Het project wordt mede gefi nancierd uit een subsidie van het Ministerie van Economische Zaken.

Bronnen: KWR (2013); Vewin (2013); De Volkskrant (2013b)

Hoewel er op het terrein van afvalstromen verschillende initiatieven ontplooid worden, is het op dit moment niet duidelijk hoe kansrijk zij zijn voor de toekomst. Het prijsniveau van de grondstoffen ligt vaak nog niet hoog genoeg om de soms hoge investeringen in installaties of leidingen te laten renderen. In zijn algemeenheid geldt dat afvalbedrijven het grote geld nog steeds verdienen met afval: recycling is een kleine tak voor veel afvalbedrijven (Persson, 2012). Doordat er in Nederland in het verleden bovendien veel afvalverwerkingsinstallaties zijn gebouwd, is de prijs voor verwerking sterk gedaald. Afvalbedrijven halen afval uit het buitenland om de ovens te vullen, maar dat is onvoldoende om de prijs op het oude niveau te krijgen (Persson, 2012). Investeringen in recycling en verwaarding van stromen liggen daardoor minder voor de hand.

5.4 Tot besluit

Uit het bovenstaande komt een genuanceerd beeld naar voren over ‘stromen en de stad’. Enerzijds is te zien dat er op het gebied van mensen- en goederenstromen belangrijke opgaven voor de stad liggen in termen van connectiviteit. Hierbij gaat het om aanleg en beheer van infrastructuurverbindingen, openbaarvervoers-systemen, ICT-netten of leidingenopenbaarvervoers-systemen, waarbij de overheid van oudsher een grote rol vervult. Op het terrein van deze opgaven zijn er nauwelijks maat-schappelijke initiatieven te zien. Deze zijn er wel op het gebied van de productie of het beheer van stromen, dus de stromen van water, energie, afval, voedsel en ICT die over de infrastructuur en leidingen worden vervoerd.

De traditionele overheidsbetrokkenheid bij het aanleggen en beheren van infra-structuurnetwerken en -systemen wordt dus aangevuld met allerlei initiatieven van nieuwe spelers: nieuwe bewonerscollectieven (collectief particulier opdracht-geverschap, coöperaties), ondernemers, stadslandbouwers, et cetera. Zij staan ‘te popelen om meer zeggenschap over hun leef- en werk omgeving te krijgen en hun eigen stempel op de stad te drukken’ (Nirov | Platform 31, 2012, p. 64). Het beeld dat bij de maatschappelijke initiatieven naar voren komt is er een van diversiteit: op het gebied van duurzame energie is een groeiende belangstelling te zien op het gebied van klein schalige duurzame energie opwekking (zonnepanelen,

windmolens), er zijn initiatieven rondom voedselstromen, al dan niet in samen-werking met corporaties of gemeenten; er zijn initiatieven rondom wateropvang, afvalstromen (grond stoffenrotonde, urban mining) en initiatieven op basis van nieuwe technologieën. Uit de verkenning komt naar voren dat veel nieuwe initiatieven bijdragen aan duurzame toekomstige ontwikkeling. Niet zozeer vanuit het streven om stromen tegen te gaan, maar vanuit het idee om stromen beter te beheren, optimale koppelingen tussen stromen (en plekken) na te streven, bijvoorbeeld tussen waterzuivering en energie-opwekking of de ontwikkeling van recreatiefuncties op plekken voor wateropvang (waterpleinen), of het verkorten van stromen zoals bij stadslandbouw.

De nieuwe collectieven zullen naast de bestaande spelers een plek moeten vinden, zoals energie-, afval- en waterbedrijven en technologische bedrijven. Het voordeel is dat deze laatste partijen al langer gewend zijn om te denken en te rekenen in langetermijnexploitaties die vereist zijn voor een veerkrachtige en vitale toekom-stige stad (VROM-raad, 2010; Nirov | Platform 31, 2012; Ministerie van IenM, 2012b). Dat is belangrijk als tegenhanger voor de vierjarige bestuurscyclus bij overheden. De verwelkoming van nieuwe coalities vraagt een cultuuromslag bij overheden. Hoewel dat op veel plekken al wel in ontwikkeling is, is een ontvankelijke houding voor nieuwe initiatieven nog geen staande praktijk. Bovendien kan de cultuur per (gemeentelijke) dienst erg verschillen, denk aan de afdeling juridische zaken met een focus op aanbestedingsregels en een afdeling milieu of duurzaamheid, die verschillend kunnen reageren op een initiatief voor windmolens (Planbureau voor de Leefomgeving & Urhahn Urban Design, 2012; Lucas & Bayer, 2013). Het is lastig om de toekomstwaarde en de omvang van elk van deze

maat-schappelijke initiatieven vast te stellen. Gegevens hierover zijn (nog) niet of slechts van enkele cases voorhanden. Bovendien krijgen geslaagde maatschappelijke initiatieven in het debat en vakliteratuur veel aandacht, maar vastgelopen of mislukte initiatieven bijna niet. Dat kan vertekenend werken. Ook Uitermark wijst hierop in zijn essay voor de Rli (2012). Wel kan gesteld worden dat bij elkaar genomen de initiatieven wijzen op het bestaan van een actieve maatschappelijke betrokkenheid. Ook is duidelijk dat lokale initiatieven op het gebied van stromen andere eisen kunnen stellen aan leidingennetten en (infrastructuur)netwerken. Een voorbeeld is het energienet dat uitwisseling en opslag van energie moet aankunnen om een structurele groei van maatschappelijke initiatieven mogelijk te maken. Een ander voorbeeld is de huidige stadsinfrastructuur, die nog niet overal voorbereid is op nieuwe stadslogistieke stromen (met nieuwe concentratie- of verdeelpunten). Ook data-infrastructuren moeten op orde zijn, omdat zij een belangrijke enabler vormen voor het tot stand komen van maatschappelijke initiatieven. Als steden in de toekomst de kracht van maatschappelijke initiatieven willen benutten, ligt er juist in de aanpassing, het geschikt maken en het op orde houden van leidingennetten en (infrastructuur) netwerken, met opvangmogelijk-heden voor redundantie en fl exibiliteit, een belangrijke opgave.

DE TOEKOMST VAN DE STAD |

6.1 Inleiding: het belang van transformatie voor de toekomst

van de stad

Fysieke transformatie van stedelijke gebieden is een proces van alle eeuwen. Een stad die niet wordt onderhouden, krijgt te maken met verloedering en waardeverlies van grond en gebouwen. Steden staan daarom voortdurend voor de opdracht hun gebouwde omgeving aan te passen aan veranderende eisen van de tijd. Gebruikers willen bovendien meer kwaliteit: ze wensen bijvoorbeeld meer ruimte (grotere huizen), betere (toegang tot) voorzieningen of ze stellen nieuwe eisen aan de energieprestaties van hun vastgoed. Een continu trans-formatie proces houdt de stad bovendien levendig en is een bron van welvaart. Stedelijke functies verschuiven binnen het ‘stedelijk weefsel’, en mensen gebruiken plekken op nieuwe manieren. Voorbeelden hiervan zijn dat veel (grote) zorg-instellingen en scholen zijn verplaatst naar de stedelijke periferie of dat het stadshart steeds meer een exclusief winkel- en leisuregebied wordt. In feite gaat het bij transformatie om een synchronisatie van twee cycli: de levenscyclus van de gebouwde omgeving en de levenscyclus van de gebruikers met hun verande-rende gebruikswensen. Transformatie is het proces van wederzijdse adaptatie.