• No results found

Mkb en de stedelijke en internationale economie

ECONOMIE EN KENNIS

Kader 2. Middeninkomensgroepen in Amsterdam

4.2.3 Mkb en de stedelijke en internationale economie

78

kunnen nemen in de grote steden van Azië en Zuid-Amerika? (…) Tekenend is de ontwikkeling van Istanbul: het opbloeien van de creatieve kenniseconomie daar kan voor een belangrijk deel op het conto worden geschreven van jonge professionals die in Europa of Noord-Amerika hebben gestudeerd of gewerkt. De creatieve kenniseconomie is een transnationale economie, niet van eenzijdige uitbesteding maar van tweezijdige kennistransfer”.

4.2.3 Mkb en de stedelijke en internationale economie

Niet alleen grote, internationaal opererende bedrijven zijn van belang voor de economie van een regio. Ook de vooral nationaal en regionaal georiënteerde midden- en kleinbedrijven zijn dat.25 Dat wordt zichtbaar als gekeken wordt naar aantallen en werkgelegenheid in het mkb: 99% van het totale bedrijfsleven valt onder het mkb (bedrijven met minder dan 250 werknemers); ongeveer 90% valt onder kleinbedrijf (minder dan 50 werknemers) (defi nitie Europese Commissie). Het Nederlandse mkb is verantwoordelijk voor 58% van de omzet in het bedrijfs-leven en biedt werkgelegenheid aan 60% van de werknemers (www.mkb.nl). Slechts een verwaarloosbaar percentage van het totale aantal bedrijven in Nederland bestaat dus uit grote ondernemingen.

Het economisch belang van het mkb voor een regio is zowel de werkgelegenheid als het innovatiepotentieel. Kleinere ondernemingen zijn fl exibel, staan open voor innovatie en creativiteit en zitten niet vast aan gevestigde belangen. Ze zijn vaak de uitdagers van de gevestigde orde. Bovendien is het mkb de kraamkamer voor nieuw ondernemerschap. Vrijwel alle startende ondernemers beginnen klein. Daarnaast worden ook algemenere pluspunten aan het mkb toegeschreven: het zou goed zijn voor integratie en arbeidsparticipatie in wijken, en het zou nieuwe perspectieven scheppen voor persoonlijke ontwikkeling. Verder dragen bedrijven bij aan de leefbaarheid van een wijk door te investeren in hun pand en bedrijfsomgeving, en door het bieden van voorzieningen aan bewoners (Ministerie van EZ, 2010, p. 3). Kanttekeningen zijn er ook: zo wordt het Nederlandse mkb gekenmerkt door de geringe groeiambitie: alle bedrijven beginnen klein, maar in Nederland blijven ze dat ook relatief vaak (Raspe, interview 15 april 2013).

Gemeentelijke overheden proberen door hun beleid de positie van het mkb in hun regio te versterken. Ze zetten onder andere in op niet-ruimtelijke maatregelen, bijvoorbeeld ter versterking van het ondernemingsklimaat in wijken. Investeringen in veiligheid, arbeidsmarkt en onderwijs worden gezien als stimuli voor lokaal ondernemerschap. Ook zijn maatregelen denkbaar op het gebied van parkeren of bewegwijzering.

25 Het merendeel is nationaal en regionaal georiënteerd. Ongeveer 38% van de Nederlandse midden- en kleinbedrijven is internationaal actief, bijvoorbeeld in handel en investeringen. De hoofdmoot daarvan houdt zich bezig met de in- en uitvoer van goederen, maar ook internationale samenwerking en directe buitenlandse investeringen spelen een grote rol. De aandacht daarbij is vooral gericht op de EU, met Duitsland als belangrijkste handelspartner van Nederlandse fi rma’s (Deutsche Bank Research, 2011).

Deze aspecten vallen buiten de reikwijdte van dit advies, dat gericht is op strategische langetermijnvragen en de fysieke leefomgeving. Andere aspecten, zoals bereikbaarheid, zijn hier wel relevant. Het mkb is namelijk nog sterker dan internationale bedrijven afhankelijk van goede lokale en regionale omstandig-heden. Juist het mkb is regionaal georiënteerd en daardoor afhankelijk van de kansen en de mogelijkheden van een regio, van het regionale vestigingsmilieu (Raspe et al., 2012, p. 19).

Ruimtelijk-economisch beleid gericht op krachtige stedelijke regio’s dient oog te hebben voor bedrijven in het mkb. Daarbij moet het net als bij het versterken van de internationale concurrentiepositie gaan om maatwerk: aansluiten bij de reeds aanwezige economie in een gebied, kijken waar de sterke en zwakke punten liggen en daarop inspelen. Gedacht kan worden aan het bieden van (fl exibele) werkruimte voor starters en (door)groeiers in verschillende werkmilieus, zoals bedrijfsverzamelgebouwen. Het is de vraag of het inzetten op ‘borrowed size’ of ‘borrowed qualities’ ook hier kan bijdragen aan het versterken van de economische positie van een regio. Het kennisniveau daarover is echter nog onvoldoende. Dat geldt ook voor regio- en sectorspecifi eke kennis rondom mkb (zoals bij internationale concurrentie in topsectoren).

Minstens zo belangrijk is de relatie tussen de internationale en de lokale

economie. In het debat lijken dit vaak gescheiden werelden. Zoals gezegd bestaat kwantitatief gezien het overgrote deel van het aantal bedrijven in de stad uit lokaal georiënteerde, verzorgende, kleinere bedrijvigheid. Slechts een klein deel van de bedrijven opereert internationaal. Dit is stuwende bedrijvigheid met afzetmarkten over de hele wereld. Lokale bedrijvigheid is belangrijker voor de stad in termen van werkgelegenheid en koopkracht dan de internationale bedrijven. Maar internationale bedrijvigheid is ook belangrijk: namelijk voor de structuur in termen van concurrentiekracht en productiviteit van de lokale economie. Uit onderzoek blijkt immers dat met name multinationals vaak zijn ingebed in netwerken van lokale, aanleverende bedrijfjes. In de nijverheid bijvoorbeeld, besteden grote bedrijven de voor hen minder rendabele, niet-kernactiviteiten uit aan kleinere bedrijven (Van Gessel-Deabekaussen, 2011; Raspe et al., 2012, p. 19; expertmeeting 20 september 2012).26 De relaties met multinationals vergroten zo de productiviteit van het mkb. De twee kunnen bovendien niet zonder elkaar: voor de economie zijn zowel de ‘local buzz’ (interactie van actoren in regionale gemeenschap) als de ‘global pipelines’ (communicatielijnen buiten die gemeenschap) nodig. Local buzz stimuleert de ontwikkeling van gemeenschappelijke waarden en interpretaties, en tevens het opzetten van interactieve leerprocessen en gezamenlijke manieren om (markt) problemen op te lossen. En op hun beurt voeden de global pipelines de lokale bedrijven met nieuwe en waardevolle kennis van buiten de regio en houden de

26 In het kader van dit adviestraject zijn twee expertmeetings georganiseerd: op 20 september 2012 en op 8 april 2013. De verslagen van beide expertmeetings zijn gepubliceerd op www.rli.nl.

DE TOEKOMST VAN DE STAD |

80

local buzz up-to-date (Atzema et al., 2011, p. 7; Raspe, interview 15 april 2013). De internationale concurrentiepositie van regio’s wordt gevoed door de koppe-ling van deze local buzz en global pipelines. Voor de toekomst van de stad is die koppeling dan ook essentieel. De internationale stromen van kennis, beleving (toerisme) en creativiteit moeten verankerd worden in en verbonden met de lokale economie (expertmeeting 20 september 2012).27

Geleidelijk dringt het besef door van het belang van de verbinding tussen de internationale en de lokale economie. Zo ging het nationale topsectorenbeleid in eerste instantie vooral uit van grotere bedrijven en was het mkb in de topteams veel minder vertegenwoordigd. Er was ook minder aandacht voor nieuwe,

jonge en kleine bedrijven, terwijl juist voor deze bedrijven regio’s en lokale inbedding van belang zijn. Grote bedrijven en multinationals hebben veel vaker eigen netwerken en zijn daarvoor minder afhankelijk van hun locatie. Als gevolg daarvan was de regio als entiteit in het topsectorenbeleid minder nadrukkelijk aanwezig (Raspe et al., 2012, p. 20). Inmiddels treedt wel verschuiving daarin op. In de bedrijfslevenbrief van april 2012 onderschrijft het kabinet het belang van het mkb als aanjager van doorbraken. Een innovatief mkb is nodig voor het vermarkten van kennis. Juist in het mkb wordt de innovatie en worden de uitdagers van de gevestigde bedrijven gevonden. Het mkb zorgt zelfstandig of in wisselwerking met grote bedrijven voor de doorbraken van morgen en is gebaat bij samenwerking en kennisdeling. Op verschillende manieren stimuleert het kabinet het mkb, zoals een mkb-loket voor innovatieve mkb’ers gericht op kennisopbouw en kennisverspreiding in het mkb (zie de bedrijfs-levenbrief, Tweede Kamer, 2012). In een recent advies van de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) over het topsectorenbeleid wordt gesteld dat deze erkenning van het mkb positief is, maar dat het streven naar aansluiting van het mkb nog verder geconcretiseerd moet worden (AWT, 2013). Hierbij zou de inbedding van het mkb in stedelijke regio’s meegenomen kunnen worden.

Een derde punt is de rol van non-profi tinstellingen voor de economie van een stad, zoals zorginstellingen of justitiële instellingen. Uit cijfers is soms lastig te achterhalen wat de economische betekenis van deze sectoren is voor de stad. Zo wordt zorg soms wel en soms niet meegerekend in de cijfers over het mkb. Maar juist in regio’s waar minder internationaal georiënteerde bedrijvigheid en meer mkb is, kan het de moeite waard zijn om alternatieve strategieën op basis van krachtige non-profi tsectoren te ontwikkelen. Zo profi leert de gemeente Den Haag zich als ‘international city of justice’. Ook een strategie gericht op zorg in een groene leefomgeving kan zinvol zijn. Juist in een maatschappij waarin zorg een van de snelst groeiende sectoren van de economie is en de vergrijzing toeneemt, is dat een voor de hand liggende gedachte. Een doordachte ontwikke-ling van een regio langs een dergelijke strategie zou op de lange duur ook een

27 Ibid.

exportproduct in zichzelf kunnen worden. Overigens is het ook bij dit punt belangrijk dat stedelijke regio’s uitgaan van de eigen economische en leef-omgevingskwaliteiten en dat ze niet allemaal op hetzelfde paard wedden.