• No results found

Musea vs Privémusea

3.3. Positionering van verzamelaars en musea in Nederland 1 De privéverzamelaar

3.3.5. Musea vs Privémusea

Musea zijn er in twee vormen, enerzijds privé en anderzijds overheid of openbaar. In de term privémuseum schuilt echter al een probleem. Het zou namelijk stellen dat het niet toegankelijk is. Echter het openstellen van de privéverzameling is juist een actie van openbaar en dus toegankelijk maken. Een overheid gebonden museum is openbaar en is in dit opzicht dus gelijk aan een privémuseum. Het overheid gebonden museum daarentegen dient zich aan overheidsregels en verwachtingen te houden, omdat het met belastinggeld wordt betaald. Dat wil onder andere zeggen dat een collectie niet zomaar verkocht kan worden. Bij privémusea ligt dit anders. De eigenaar van het museum kan met zijn collectie omgaan zoals hem dat goed lijkt. Benno Tempel ziet de voordelen van een openbaar museum vooral in haar geschiedenis en infrastructuur. Het is al een bekend merk en dat is een groot voordeel. Nadelen van een

167

De Beeldentuin is de privétuin van Van Caldenborgh in Wassenaar, waar men op afspraak een rondleiding kan aanvragen. Een aantal maanden per jaar, ongeveer één keer per week worden hier rondleidingen gegeven.

privémuseum zijn volgens hem de bestendigheid en of er genoeg publiek op af komt. Dit is belangrijk want, zegt Tempel: ‘Kunst moet gezien worden, anders is het geen kunst meer.’ Daar zit volgens Tempel een spanningsveld. De klad kan in een privémuseum komen. De overheid heeft hier bij openbare musea een rol, ze is een constante controlefactor.169

Bij het bezoek van een verzamelaarsechtpaar thuis bleek dat zij in een bescheiden oplage zeer professionele boeken hadden gemaakt over hun kunstverzameling.170 Dit is een aspect van een professioneel museum, dat een privémuseum over zou kunnen nemen: het uitbrengen van publicaties. Iets wat bij Van Caldenborgh ook al gebeurt, bijvoorbeeld ter begeleiding bij een tentoonstelling of een catalogus voor de Beeldentuin. Naast deze publicaties is educatie een belangrijk aspect van een museaal programma. Het zal zeer interessant zijn om naar het educatie programma van Nederlandse en buitenlandse gevestigde musea te kijken.

Qua beveiliging en zorg, zijn er volgens Tempel maar weinig verzamelingen die bijvoorbeeld een restaurator in dienst hebben. Dat zijn wel punten die gevaarlijk kunnen zijn voor de collectie en haar conditie. ‘Aan de andere kant is het hun collectie, hun bezit dus het is ook aan hen hoe ze ermee omgaan.’171 Het is wel erg simpel om te stellen dat wanneer het iemands collectie is, het aan hen is hoe ze er mee omgaan. In principe is dat zeker waar, maar er is daarnaast wel een algemene opvatting dat iemand goed voor zijn of haar bezit zou moeten zorgen. Als een goed huisvader bij wijze van spreken. Je kunt dit alleen niet afdwingen, zoals de overheid die een museum subsidie geeft dat wel kan doen.

Tot slot noemt Tempel nog een nadeel. Het kan in Nederland verkeerd werken als er veel privémusea zouden komen. Nederlandse politici zouden zo een verkeerde kijk op de kunst kunnen krijgen. Zo zegt hij: ‘Als er heel veel privémusea in Nederland zijn, zullen de politici zeggen: zie je wel dat het ook anders kan. Terwijl privémusea vaak het toonbeeld zijn van inefficiënt werken. Er gaat heel veel geld in om, terwijl wij efficiënter werken met minder geld. Het kan het voorbeeld zijn dat het de kip met de gouden eieren zou kunnen lijken, maar dat zou het verkeerde voorbeeld zijn. Qua concurrentie is het meer een versterking dan een verzwakking. Hoe meer hoe beter.’ Het argument dat er meer geld omgaat in privémusea is waar, volgens Tempel. Tempel stelt ook dat er inefficiënt omgegaan wordt met geld. Het is zo dat openbare musea veel minder te besteden hebben, en dus genoodzaakt zijn voorzichtig met geld om te gaan. Er vanuit gaande dat een privémuseum meer te besteden heeft, zal er waarschijnlijk

169

Tempel, B. Persoonlijk interview. 22 augustus 2013

170

Anonieme verzamelaar 1. Persoonlijk interview. 7 mei 2013.

ook veel meer geld in de kunst zelf gestoken worden. De vraag of een groter budget ook leidt tot wanbestedingen ligt voor de hand. Men zal natuurlijk wel goed op moeten letten dat er een juiste begroting wordt gemaakt. Hiervoor is niet alleen kennis van kunst maar ook gedegen ondernemerschap nodig. In dit kader zou Van Caldenborgh wellicht als voorbeeld kunnen dienen. Als iemand een multinational goed draaiende kan houden, zal hij dit waarschijnlijk met een museum ook kunnen.

3.4. Samenwerking

Volgens Renée Steenbergen is iedere gift aan musea welkom, vele kleine maken een grote, en 70% van de giften is afkomstig van vele kleine gevers. Het is belangrijk dat musea hier openheid over geven, want goed voorbeeld doet goed volgen. Maak dus zichtbaar dat particulieren en verzamelaars geven en schenken. De mensen die dit leuk vinden, moeten hun gezicht laten zien, hun verhaal en motieven via de media verspreiden. Zodat andere gevers hierdoor geïnspireerd raken.172 Maar volgens haar mag er ook vanuit het museum meer duidelijkheid komen. Ze vertelt een verhaal over een oud-directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam welke bezoek krijgt van een grote verzamelaar. In het gesprek tussen de verzamelaar en de oud-museumdirecteur blijkt al gauw de interesse vanuit de verzamelaar om meer te doen met zijn collectie. Hij wil deze ergens onder brengen of tonen. Steenbergen vraagt de oud-directeur of hij op dit moment toehapte. Nee, zei hij, dit was niet aan de orde… Hij zag dit als de hand omhoog houden en vond dit maar vernederend. Haar reactie: ‘Je doet het toch voor het museum?’ Steenbergen vertelt dat musea ongeveer tachtig tot soms wel negentig procent van hun inkomen van de overheid ontvangen. De overheid heeft dit zelf zo gecreëerd. Mochten we dit willen gaan veranderen, dan kost dit tijd. Het vervelende is dat in het huidige economische klimaat die tijd er niet is. 173

Samenwerkingen tussen musea en verzamelaars zijn vaak lastig. Vanuit het museum wordt al snel gedacht dat privéverzamelaars veel invloed willen op het beleid van het museum. Maar als we reëel kijken naar de huidige situatie heeft de overheid nu toch ook al een aardige vinger in de pap? Waarom zouden verzamelaars dan ook niet invloed mogen eisen voor hun schenkingen? Musea moeten volgens Steenbergen meer tijd investeren in een lange termijn relatie met verzamelaars. Verzamelaars hebben op hun beurt vaak het gevoel dat ‘als het schilderij is aangenomen, de deur dicht gaat.’174 Een idee dat Steenbergen oppert is bijvoorbeeld het opzetten van een verzamelaarsclub van musea en verzamelaars. ‘Het zou heel erg voor de hand liggen om

172

Steenbergen, R. Persoonlijk interview. 24 mei 2013.

173

Steenbergen, R. Persoonlijk interview. 24 mei 2013.

174

Steenbergen, R. Persoonlijk interview. 24 mei 2013; Dit aspect wordt ook genoemd door Otto Schaap: Schaap, O. Persoonlijk interview. 1 mei 2013.

samen te werken, maar één plus één is niet altijd twee.’175 Als we Benno Tempel moeten geloven zou het een kwestie moeten zijn van wederzijde interesse. Zo vertelt hij over de vriendschappelijke relatie met verzamelaars, die hijzelf onderhoudt. Vertrouwen speelt volgens hem een belangrijke rol, zo niet de belangrijkste rol in de relatie. Daarnaast is investeren in een relatie zonder dat de uitkomst van de investering bekend is ook van belang. Natuurlijk zullen partijen teleurgesteld zijn als een samenwerking niet de uitkomsten brengt zoals bedoeld. Daarover zegt Tempel: ‘even goede vrienden.’ Dit laatste is belangrijk. In samenwerkingen is niets vanzelfsprekend, maar in vergelijking met een vriendschap zal de samenwerking beter verlopen. Elkaar accepteren en in waarde laten en niet alleen maar iets willen krijgen als uitgangspunt voor de samenwerking.

In een gesprek met anonieme verzamelaar #2 kwam de museale wereld ter sprake. De verzamelaar vertelde over de onduidelijkheid die er af en toe heerst tijdens gesprekken met musea. ‘Als een medewerker van een veilinghuis me uit eten vraagt weet ik precies waar het over gaat. Bij een museum vraag ik me soms af of ze het zelf wel weten.’176 De grondslag voor dit probleem ligt waarschijnlijk in de anti-commerciële instelling die veel musea hebben. Logisch, omdat commercie lange tijd als on-etisch werd gezien, en de subsidie toch wel binnenstroomde. Echter in het huidige klimaat waarin veranderingen onontkoombaar zijn, moet er iets aan deze houding veranderen. Musea doen er goed aan om zelf te bekijken hoe verzamelaars kunnen helpen. Daar tegenover zou moeten staan hoe zij de verzamelaar tegemoet kunnen komen. De samenwerking moet van twee kanten komen.

3.4.1. Sponsoring

Een andere mogelijkheid voor musea om aan geld te komen is sponsering. Deze manier van inkomstenwerving werkt heel anders dan de samenwerking met een privéverzamelaar of individue. Aan sponsordeals kunnen ethische bezwaren kleven. Een eerste bezwaar is omdat sponsoring veelal openbaar gebeurt, waardoor het bedrijf te veel aandacht krijgt ten opzichte van het museum. 177 Doordat bedrijven commercieel zijn, kan dit leiden tot argwaan bij bijvoorbeeld bezoekers of subsidienten. Het bedrijfsleven profiteert van sponsoring doordat haar imago een “culturele meerwaarde” krijgt.178 Daarnaast kan ook de sector waarbinnen een bedrijf zich beweegt negatief uitwerken voor een museum. Waar verdienen ze hun geld mee? En zijn hier negatieve punten aan verbonden zoals bijvoorbeeld minachting voor het milieu of

175

Steenbergen, R. Persoonlijk interview. 24 mei 2013

176

Anonieme verzamelaar 2. Persoonlijk interview. 23 mei 2013

177

Zoest, 1989: p. 32-33

kinderarbeid? Een derde aspect is dat het bedrijf zich zou kunnen gaan bemoeien met de openbare aspecten van het museum.179 Zo zal in het kader van een sponsorcontract bijvoorbeeld de bedrijfsnaam moeten worden getoond in de publiciteit die het museum maakt. Er zijn incidenten geweest in het verleden waarbij er heftig protest kwam naar aanleiding van een sponsordeal.

Een veelbesproken voorbeeld van een heftig protest op zo een sponsordeal is de samenwerking van het luxe automerk Audi met het Stedelijk Museum Amsterdam. Audi is sinds 2005 tot 2017 één van de drie hoofdsponsors van het Stedelijk. In 1999 deed Rudi Fuchs, toenmalig directeur van het Stedelijk Museum een poging om het automerk als sponsor binnen te halen. De gemeente protesteerde onder het mom dat het Stedelijk zich zou hebben laten leiden door “Grootkapitaal”.180 Ook beweerde men dat Audi een “showroom” zou krijgen in het museum, iets wat achteraf niet waar bleek te zijn. Audi had de belofte gedaan om tien miljoen gulden als voorschot in de nieuwbouw te stoppen. Daarnaast zouden ze elk jaar met een bedrag van honderdduizend gulden het tentoonstellingsbeleid ondersteunen. De gemeente die het afsloeg, kon zelf niet alle kosten dekken voor deze gewilde nieuwbouw. Hierdoor moest toen de nieuwbouw worden uitgesteld. Een pittige opmerking van Rudi Fuchs aan de schrijver van het artikel over deze kwestie, nadat bleek dat Audi alsnog het Stedelijk zou gaan steunen: ‘Een heel grote mond had de PvdA, maar toen ze Audi hadden weggestuurd bleken ze zelf geen cent over te hebben voor de cultuur, die ze toch zo hoog hadden staan. “Wer hat uns verraten? Sozialdemokraten!”181 Er lijken dus vaak negatieve effecten te kleven aan sponsoring. Bedrijven willen voor hun steun erg veel terug. Bij het persoonlijke mecenaat is dit minder tot bijna nooit aanwezig. Het komt voort uit liefde en generositeit.

Volgens docent en onderzoeker Olav Velthuis zal het een tijd duren voordat Nederlandse musea beter met de verlangens van particulieren om kunnen gaan. Het is belangrijk om belangenverstrengeling te voorkomen, zoals ik bijvoorbeeld bij het onderwerp “sponsering” besprak. Een manier zou volgens hem kunnen zijn dat er transparante overeenkomsten met nieuwe partners komen. ‘Die omgang zal, paradoxaal genoeg, makkelijker zijn als er eenmaal veel particuliere donateurs binnenboord gehaald zijn’ stelt Velthuis. Hierdoor kunnen verzamelaars en sponsoren minder eisen stellen. Ze zijn namelijk niet de enige en de noodzaak om met hen samen te werken is lager.182

179

Zoest, 1989: p. 33

180

‘Amsterdam ziet Audi nu wel zitten als sponsor Stedelijk Museum’ (red.) 2005

181

‘Amsterdam ziet Audi nu wel zitten als sponsor Stedelijk Museum’ (red.) 2005