• No results found

Het Amerikaanse voorbeeld

Journalist en universitair docent Olav Velthuis beschrijft de Amerikaanse situatie als volgt: ‘Een perverse rol van de overheid.’ De belastingaftrekbaarheid van donaties zorgt volgens Velthuis voor een vorm van indirecte subsidie. De bedragen die hiermee gepaard gaan zijn niet mis. In 2000 bedroegen ze 1,6 miljard dollar.204 Het systeemzorgt ervoor dat de donateurs zelf bepalen aan wie zij schenken en daarmee dus ook voor een deel bepalen wat wel en wat geen bestaansrecht heeft. Wanneer dit op Nederland wordt toegepast zou het de museumdichtheid van Nederland verkleinen. Omdat alleen de meest populaire musea donaties zouden ontvangen. We gaan dan meer de kant op van de vrije markt. Wanneer dit onder controle blijft van de overheid zal het wellicht voor een frisse wind zorgen. Het zou in Nederland pas van de grond komen als de overheid helemaal af zou stappen van subsidie aan kunst en cultuur. Iets wat op dit moment ver weg lijkt, waarschijnlijk omdat dit niet in de cultuur en traditie van ons land past. Het bepalen wat wel en geen bestaansrecht heeft door de donateur en/of verzamelaar kent ook een negatieve kant. Het zou te veel macht bij de vermogende Nederlander leggen. Zoals Benno Tempel heel terecht zegt: ‘In zo’n samenleving moeten we niet willen leven’.

Samenvattend blijkt de Amerikaanse situatie niet goed genoeg aan te sluiten bij de huidige Nederlandse cultuur. Toch moet er iets veranderen. Gedwongen, want de overheid trekt zich terug. Er is namelijk besloten om de subsidies te korten zonder al te veel aandacht te schenken aan de consequenties hiervan. Hierdoor zullen de musea meer voor eigen inkomsten moeten zorgen. Nu is deze commercialisering niet per definitie slecht voor musea. Wel zou de overheid meer tijd moeten geven om deze ommekeer mogelijk te maken. Ineens de kraan dichtdraaien na vele jaren subsidie te hebben geschonken is iets waar niet binnen een dag een oplossing voor is. Zoals eerder vermeld zou de overheid een positief geluid moeten laten klinken door zich meer te verplaatsen in de positie van musea. Het is dan ook de toon die de muziek maakt.

4.5. Hoofdvraag

De hoofdvraag van dit onderzoek is: ‘Wat is de huidige rol van de privéverzamelaar in Nederland?’ De rol van de verzamelaar is relatief groot, maar ik denk dat de verzamelaar in Nederland een nog grotere rol zou kunnen hebben. Er wordt initiatief getoond door verzamelaars en door musea om de relatie te versterken. Maar er heerst nog teveel een ontevreden sfeer. Dit voornamelijk op het gebied van samenwerking. Om dit te verbeteren

moeten er vanuit beide kanten extra inspanningen worden gedaan. Musea zouden het aannemen van een privéverzameling niet moeten zien als een zwaktebod en daarnaast dienen zij met respect en dankbaarheid om te gaan met het eigendom van anderen. Elke verzamelaar kan zeker een horror verhaal vertellen over een foute samenwerking of een kapot kunstwerk. De verzamelaar daarentegen moet zich blijven realiseren dat het museum een podium is voor zijn of haar collectie. Daarbij zorgt het museum dus ook voor het huisvesten van de collectie en niet geheel onbelangrijk het onderhoud en de beveiliging van de werken. Kosten die normaal gesproken ook voor rekening van de verzamelaar komen en nu dus bekostigd worden door het betreffende museum. Beide partijen moeten zich bewust zijn van elkaars eisen en kunnen. Wat zou er bijvoorbeeld gebeuren wanneer een museum besluit een andere koers te varen en een collectie zodoende niet meer past binnen de stijl of denkwijze? Verdwijnt het dan ergens in de opslag of worden er van te voren afspraken gemaakt over een eventuele nieuwe bestemming? Dit zodat de collectie niet versplintert en als geheel een nieuwe bestemming zal vinden. Allemaal zaken waar men goed over na zal moeten denken en die van tevoren goed moeten worden vastgelegd. Duidelijkheid en vertrouwen zijn hierbij de belangrijkste kernbegrippen. Wellicht dat we voor deze aspecten kunnen leren van de VS omdat men hier meer ervaring mee heeft.

Door schenkingen en bruiklenen kan een verzamelaar de museumcollectie aanvullen, zonder dat het museum hiervoor diep in de buidel moet tasten. Een goed voorbeeld hiervan is de schenking die Martijn Sanders en zijn vrouw deden aan het Stedelijk Museum Amsterdam. Een schenking die een lacune vulde in de collectie van het Stedelijk en in hun privécollectie een vreemde eend in de bijt was.205 Het kan ook anders. Door een tentoonstelling te maken met een verzamelaar haalt het museum een andere verzameling in huis dan hetgeen in de eigen collectie aanwezig is. Als voorbeeld is de samenwerking tussen het Haags Gemeentemuseum en Bert Kreuk genoemd. Om nieuw talent te ontdekken is volgens Tempel veel expertise nodig. Hier komt de samenwerking met verzamelaars goed van pas. Volgens Tempel is het interessant, omdat ze elkaar goed aanvullen.206 Zeker vanuit de constatering dat verzamelaars vandaag de dag veel bezig zijn met het ontdekken van nieuwe talenten.

De overheid ondersteunt en moedigt aan door maatregels en belastingvoordeel. Iets wat nu ook al goed gebeurt, maar vooral bij het aanmoedigen en promoten van giften zou meer gedaan kunnen worden. De overheid kan zodoende een belangrijke rol spelen bij het samenbrengen van museum en verzamelaar.

205

Sanders, M. Persoonlijk interview. 31 mei 2013.

Zoals duidelijk zichtbaar is, heeft de verzamelaar in het verleden een aanstichtende rol gespeeld. Elk besproken museum is opgericht met behulp van privé-initiatief. In de huidige tijd ligt de invloed anders. Toch moet dit historische element niet vergeten worden. Het klimaat waarin deze musea zijn ontstaan, waren gekoppeld aan hun tijdsgeest. Het willen delen van kunst is in mijn ogen universeel en van alle tijden. De uitwerking hiervan is altijd anders en zal altijd anders blijven. Het is leerzaam om terug te blijven kijken naar deze ontstaansperiodes. Vooral om niet te vergeten dat zoveel Nederlandse musea hun oorsprong kennen vanuit een privécollectie en niet vanuit de overheid.