• No results found

6. De taximarkt in Nederland

6.3 Monitoring en evaluatie

Zoals in de WP 2000 al was vastgelegd zou de implementatie van de wet worden geëvalueerd aan de hand van een monitoringsprogramma. Na een eerste rapportage in mei 2001 verscheen in mei 2004, in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, een rapport van TNS NIPO Consult en KPMG BEA genaamd “Monitoring en evaluatie deregulering taxivervoer 1999-2003”.

Een van de subdoelen van de WP 2000 was de verdere integratie van de taxi in de vervoerketen. De onderzoekers concludeerden dat taxibedrijven in grotere mate een deel van het openbaar vervoer verzorgden, met name door middel van Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) 4 (TNS NIPO Consult en KPMG BEA, 2004: vii). Echter, een dergelijke trend

was niet waarneembaar bij het voor- en/of natransport in aanvulling op regulier OV. Gezien deze ritten onder het meest prijsgevoelige segment vallen hebben ze waarschijnlijk relatief veel last gehad van vraaguitval door een neergaande conjunctuur en prijsverhogingen (TNS NIPO Consult en KPMG BEA, 2004: ii).

Met betrekking tot het tweede subdoel van de WP 2000, grotere marktwerking en meer concurrentie, concludeerden de onderzoekers dat dit ten dele was gelukt. Door het eenvoudiger toe kunnen treden tot de markt was het aantal bedrijven, en aantal taxi’s, in de eerste twee jaren sterk gegroeid. Er heeft met name veel instroom plaatsgevonden in de vier grote steden5 wat

geleid heeft tot onrust in de markt. Dit grotere aanbod bood de ruimte voor meer concurrentie met differentiatie in aanbod en tarieven. Echter, de monitor concludeert dat concurrentie op prijs maar langzaam op gang kwam. Gesteld wordt dan ook dat het beleid op het terrein van marktwerking gezorgd heeft voor de juiste randvoorwaarden, maar dat de gewenste concurrentie nog uitblijft. Dit heeft zijn weerslag gehad op de kwaliteit en tarieven van het taxivervoer (TNS NIPO Consult en KPMG BEA, 2004: viii).

3 Zie voor een verdere uitwerking van het verschil tussen deze markten paragraaf 6.6 op p. 41 4 Ook wel bekend als het aanvullend openbaar vervoer of regiotaxi’s. Het CVV is vervoer van deur tot deur op basis van afroep door middel van deeltaxi’s. Dit vervoer is veelal gericht op ouderen en minder validen.

Met betrekking tot de kwaliteit van de dienstverlening wijzen de onderzoekers op een gelijk gebleven kwaliteitsoordeel. Echter, voor de consument was het minder gunstig dat de tarieven gestegen zijn (+26%) terwijl de consumentenprijsindex 6 een minder sterke

ontwikkeling had doorgemaakt (+13%). Het vastleggen van een maximum tarief heeft meer als leidraad voor tariefverhoging gediend dan als plafond om exorbitante prijsverhogingen te vermijden (OESO en ECMT, 2007: 78). Daarnaast heeft het toegenomen aantal ondernemers niet geleid tot een toename in concurrentie op prijs of kwaliteit. Dit wordt verklaard vanuit de observatie dat het voor consumenten in het straattaxivervoer veel moeite kost om de ondernemer met de beste prijs/kwaliteitsverhouding te vinden. De consequentie hiervan is dat het voor ondernemers niet lonend is zich te onderscheiden met lagere prijzen of meer kwaliteit, dit leidt immers niet tot extra omzet (TNS NIPO Consult en KPMG BEA, 2004: viii).

De hoofddoelstelling van de WP 2000 was het versterken van de rol van taxivervoer in de personenmobiliteit. Onder de WP 2000 is het aantal reizigerskilometers toegenomen (+20%). Deze toename komt voort uit een toename van de gemiddelde ritlengte. Het aantal gebruikers en het aantal ritten is afgenomen. Kijkend naar de vier grote steden dan zag men een daling in het taxigebruik in het aantal ritten alsmede de reizigerskilometers. De onderzoekers verklaarden dit vanuit een combinatie van imago, economische ontwikkelingen en recessie (TNS NIPO Consult en KPMG BEA, 2004: viii). Doordat, landelijk gezien, het aantal reizigerskilometers toegenomen was heeft de rol van de taxi in de totale mobiliteit zich kunnen handhaven of enigszins kunnen verbeteren. Echter, de afname van het aantal ritten heeft er toe geleid dat het taxivervoer geen bijdrage heeft kunnen leveren aan de relatieve afname van het autoverkeer (TNS NIPO Consult en KPMG BEA, 2004: viii).

Hiernaast concluderen de onderzoekers dat de WP 2000 heeft geleidt tot grote onrust in de taximarkt. Onder ondernemers is veel meer in- en uitstroom gerealiseerd. Na een inhaalslag in 2000 zijn de tarieven in lijn met de kosten van de ondernemingen gestegen. Dit voldeed niet aan de verwachte tariefdaling, maar is wel in lijn met ervaringen uit het buitenland. Met name in de vier grote steden heeft de marktwerking geleidt tot onrust. Vraaguitval, door tariefsverhogingen, een neergaande conjunctuur en beschadiging van het imago, heeft er toe

6 Indexcijfer dat het prijsverloop weergeeft van een pakket goederen en diensten zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland (Website Centraal Bureau voor de Statistiek A).

geleidt dat de omzet in de vier grote steden afnam. Ondernemers in deze steden, nieuw of reeds gevestigde, ervoeren een sterke druk op de omzet. Buiten de vier steden zijn de ontwikkelingen geleidelijker verlopen. De omzet groei hier heeft voornamelijk plaatsgevonden bij bedrijven die hoofdzakelijk contractvervoer verrichten (TNS NIPO Consult en KPMG BEA, 2004: ix). Het is van belang in ogenschouw te houden dat in de WP 2000 alleen het onderscheid wordt gemaakt tussen contractvervoer en straatmarkt.

De monitor concludeert dan ook dat het ingezette beleid de taximarkt heeft opengebroken, maar dat resultaten nog op zich laten wachten. Met name het taxigebruik en de tarieven zijn achtergebleven bij de verwachtingen. In het rapport wordt de verwachting uitgesproken dat de teruggekeerde rust de komende jaren de kwaliteit van de taximarkt kan verbeteren en het imago op kan poetsen. Met name indien de consument in het standplaatsvervoer snel een aanbod kan vinden dat past bij de individuele voorkeuren met betrekking tot prijs en kwaliteit. De WP 2000 heeft gezorgd voor gewenste veranderingen, maar om van succesvol beleid te kunnen spreken moeten er meer resultaten worden geboekt met betrekking tot kwaliteit, tariefontwikkeling en financiële prestaties (TNS NIPO Consult en KPMG BEA, 2004: ix).