• No results found

Migratie door en tijdens de Tweede Wereldoorlog

Verlofgangers en studenten uit Nederlands-Indië

4.5 Migratie door en tijdens de Tweede Wereldoorlog

De deportatie van de joden

Getalsmatig vormde de joodse bevolkingsgroep nooit meer dan 2 pro-cent van de Nederlandse bevolking. In 1930 woonde bijna 60 propro-cent van alle joden in Amsterdam en zij vormden bijna 10 procent van de Amster-damse bevolking.

Tabel 18. Aantallen joden in Nederland63

Asjkenazisch Sefardisch Totaal 1869 64.478 3525 68.003 1899 98.343 5645 103.988 1930 106.723 5194 111.917

In de periode 1930-1940 waren er nogal wat veranderingen binnen de joodse bevolkingsgroep. Allereerst was er de propaganda voor emigratie naar Palestina. Onder de Nederlandse joden vond de zionistische bewe-ging echter niet veel sympathie. Streng orthodoxe joden verzetten zich ertegen, want slechts na de komst van de Messias zou men naar het Hei-lige Land terugkeren. Anderen keerden zich tegen het zionisme omdat zij emigratie zagen als een gebrek aan loyaliteit tegenover de Nederland-se samenleving. Tot 1940 vertrokken ongeveer 1600 NederlandNederland-se joden naar Palestina, maar een groot deel van hen keerde na enige tijd weer terug. In 1940 woonden er ongeveer 1000 Nederlandse joden in het Brit-se mandaatgebied Palestina. Numeriek belangrijker was in deze periode de komst van joodse vluchtelingen. In 1940 waren er in Nederland ruim 15.000 joden van Duitse afkomst en 8000 van Oost-Europese afkomst. Tot 1940 was het niet altijd duidelijk wie men bedoelde als er gespro-ken werd over de joodse bevolkingsgroep. Natuurlijk telde men aller-eerst hen die lid waren van het Portugees-Israëlitisch kerkgenootschap (de Sefardische joden) en van het Nederlands-Israëlitisch kerkgenoot-schap (de Azjkenazische joden). Maar er waren ook veel personen die zich joods of ‘Israëliet’ voelden zonder dat dit ergens geregistreerd stond. De Duitse bezetter drong de nazidefinitie van jood op en onderscheidde ‘voljoden’ (met vier joodse grootouders), ‘halfjoden’ en ‘kwartjoden’.

Tabel 19. De joodse bevolkingsgroep in 1941 volgens de Duitse definitie64

Nationaliteit Kerkgenootschap

Nedl. Duits Anders Totaal Isr. rk Protestant Geen Voljoden 117.999 14.381 7621 140.00 125.515 690 1125 12.571 Half- en

kwartjoden 19.237 1086 562 20.885 395 3131 5021 12.338 Samen 137.236 15.467 8183 160.886 125.910 3821 6146 24.909

De Duitse bezetting van Nederland leidde tot de deportatie van en moord op het merendeel van de joden in Nederland. Dit gebeurde in

verschillende fasen.65 Eerst werden de joden als bevolkingsgroep

ge-isoleerd en geregistreerd. Dat werd mede mogelijk gemaakt door de gedetailleerdheid van de Nederlandse bevolkingsregisters en door de medewerking van veel ambtenaren. Vervolgens werden joden beroofd van hun rechten en bezittingen, en ten slotte werden zij gedeporteerd en vermoord.

Er is veel gediscussieerd over de vraag waarom, in vergelijking met omliggende landen, zo’n groot percentage joden vanuit Nederland is ge-deporteerd en vermoord. De traditionele gehoorzaamheid aan ‘gezag’, ook al was dat het gezag van de bezetter, en de neiging om alles te ad-ministreren en registreren speelden hierbij een rol. De door de Duitsers ingestelde Joodse Raad fungeerde als officieel tussenluik voor de steeds discriminerender maatregelen.

Veel Nederlanders, ook joodse Nederlanders, konden aanvankelijk niet vermoeden welke verschrikkingen hun boven het hoofd hingen. Na de registratie in 1941 van wie jood was, volgde in mei 1942 de ver-ordening dat joden een gele ster moesten dragen. Daarna volgden in

Joden op het sportcomplex op het Olympiaplein in Amsterdam in afwachting van deportatie naar kamp Westerbork, 20 juni 1943.

snel tempo andere maatregelen die leidden tot de deportatie. In juli 1942 werd Westerbork als verzamelkamp aangewezen voor joden die voor ‘ar-beidsinzet in Duitsland’ werden opgepakt.

Door chantage wisten de Duitsers telkens weer de Joodse Raad in te schakelen bij het selecteren van de ‘kandidaten’. In totaal werden 107.000 joodse Nederlanders gedeporteerd, van wie er slechts 5500 de concen-tratiekampen overleefden. 25.000 wisten onder te duiken. Van hen over-leefden 16.000 mensen de oorlog.

Van de bloeiende joodse gemeenschap van voor de oorlog was in 1945 niet veel over. Iedere overlevende had talloze familieleden die vermoord waren. Schrijnend was ook dat de Nederlandse overheid en een groot deel van de bevolking weinig aandacht hadden voor de tragiek van de jo-den. Teruggave van bezittingen en hereniging met geadopteerde joodse kinderen verliepen moeilijk.

In deze situatie was er meer aandacht voor het zionistische ideaal. Zio nisten betoogden dat de vooroorlogse situatie nooit meer zou terugkomen. Zij probeerden van de nood een deugd te maken: Neder-land was te vol. De overheid stimuleerde emigratie en de zionisten wil-den overheidssteun voor emigratie naar Palestina. Andere jowil-den wilwil-den juist niet als aparte groep behandeld worden. Zij weigerden zich te laten registreren als ‘jood’. In aparte instellingen en regels zagen zij een herin-nering aan de verfoeilijke Joodse Raad van tijdens de oorlog.

In 1948 bedroeg het aantal joden in Nederland tussen de 25.000 en 28.000, van wie 15.000 als jood bij een van de joodse kerkgenootschap-pen was ingeschreven. Tussen 1948 en 1953 emigreerden 4492 joden, van wie er ongeveer 1500 naar Israël gingen. Na de Zesdaagse Oorlog van 1967 was er opnieuw een groep die naar Israël emigreerde, maar van deze emigranten keerde een deel na enige tijd terug. In 1992 waren er volgens het Israëlisch bureau voor de statistiek 7500 Israëli’s van Neder-landse origine, van wie 4100 in Nederland waren geboren. Tegelijkertijd woonden er in 1995 ruim 8000 joden met de Israëlische nationaliteit in Nederland.

De joodse bevolking in Nederland blijft tot op heden een groep die vertrouwd is met migratie. In 2000 waren er, volgens de ruime defini-tie van minstens één joodse ouder, tussen de 41.000 en 45.000 joden in Nederland. Van 22 procent was minstens één ouder buiten Nederland geboren, en 35 procent heeft minstens enige tijd in het buitenland ge-woond, meestal in Israël.66

De ‘arbeidsinzet’ van Nederlanders in Duitsland

Een weliswaar tijdelijke, maar door haar omvang en gedwongen karak-ter ingrijpende migratie vormde de ‘arbeidsinzet’ van Nederlanders in Duitsland tijdens de oorlogsjaren.67 Al snel na het begin van de oorlog ontstond er in Duitsland een groot tekort aan arbeidskrachten, enerzijds doordat veel Duitse mannen in het leger dienden, en anderzijds doordat de oorlogsindustrie veel arbeiders nodig had. De Duitsers probeerden de tekorten aan te vullen met arbeiders uit de bezette gebieden.

Op het moment van de Duitse inval in Nederland heerste er grote werkloosheid onder de Nederlandse beroepsbevolking. Het was dus niet zo vreemd dat een aantal Nederlanders de kans op werk in Duits-land aangreep. Allereerst betrof het mensen uit de grensstreek, maar er waren ook kandidaten uit andere regio’s. Aanvankelijk ging het om vrijwilligers. In 1940 en 1941 gingen ongeveer 70.000 grensbewoners en 130.000 anderen vrijwillig naar Duitsland. Het aantal vrijwilligers was echter niet genoeg, en kort daarop werden arbeiders gedwongen tewerk-gesteld. Na de grote Duitse verliezen in de Sovjet-Unie in het voorjaar van 1942 stelde de Duitse bezetter aantallen benodigde arbeiders vast, die goedschiks of kwaadschiks moesten komen. In april 1942 moesten 30.000 arbeiders geleverd worden, in september 1942 40.000, en in de maanden daarna nog eens bijna 60.000.

Arbeidsbureaus en bedrijven werden ingeschakeld om zo veel mo-gelijk arbeiders te ronselen voor Duitsland. Veel Nederlanders probeer-den aan de tewerkstelling te ontsnappen door onder te duiken. Dit had dramatische gevolgen voor de gezinnen: geen inkomen meer en geen distributiebonnen voor de ondergedokenen. Van alle kanten werd ge-probeerd de arbeidsinzet te saboteren, maar de Duitse bezetters traden steeds harder op. In totaal hebben meer dan 530.000 Nederlanders, voor het merendeel mannen, langere of kortere tijd in Duitsland gewerkt, vaak onder erbarmelijke omstandigheden. Van hen keerden er in de loop van de oorlog 143.000 terug naar Nederland. Dit betekent dat er aan het einde van de oorlog nog 387.000 Nederlanders in Duitsland waren. In de nadagen van het Derde Rijk begon de terugtocht al. In het ont-wrichte Duitsland probeerden velen te vluchten en de weg naar huis te vinden. Anderen moesten wachten tot na de capitulatie. Ziek, onder-voed en vervuild kwamen zij in Nederland terug. Veel families verkeer-den lange tijd in onzekerheid over het lot van hun familieleverkeer-den. Sinds september 1944 waren er praktisch geen postverbindingen meer tussen Nederland en Duitsland. Naar schatting 30.000 Nederlanders zijn

tij-dens de arbeidsinzet in Duitsland omgekomen, door bombardementen en ontberingen.

Het is moeilijk een goed beeld te krijgen van de groep Nederlanders die slachtoffer van of deelnemer aan de arbeidsinzet is geweest. Hoeveel gingen er vrijwillig, hoeveel zijn er in Duitsland achtergebleven omdat zij er huwden of omdat zij niet naar Nederland terug wilden? We weten dat er onder de tewerkgestelden ook ongeveer 30.000 vrouwen waren. De meesten waren grensarbeidsters, maar sommigen wilden hun echt-genoot niet in de steek laten en volgden hem, en in een aantal gevallen ging het om jonge vrouwen die uit overtuiging naar Duitsland vertrok-ken.

De reïntegratie van de terugkeerders in Nederland ging niet zonder problemen. Ze werden met argwaan bekeken. Waren zij niet fout ge-weest? Hoe ‘gedwongen’ was hun vertrek gege-weest? Hadden zij niet kun-nen onderduiken en zich zo aan de arbeidsinzet kunkun-nen onttrekken? Gezinnen waren ontwricht geraakt. Het is dan ook begrijpelijk dat een deel van de mensen moeite had zijn plaats in Nederland te hervinden. Een aantal is na de oorlog geëmigreerd naar Canada en Australië. In een rapport van 1958 werd opgemerkt: ‘Het vermoeden lijkt gewettigd dat

de massale verplaatsing van Nederlandse arbeiders naar Duitsland ge-durende de bezetting een belangrijke bijdrage heeft geleverd tot de na-oorlogse emigratieontwikkeling, door haar enerzijds blikverruimende en anderzijds vaak desintegrerende uitwerking op het individu.’68

Operatie Black Tulip

Veel Duitse immigranten die tijdens het Interbellum of eerder naar Ne-derland waren gekomen, hadden nooit de NeNe-derlandse nationaliteit aangenomen. Naturalisatie was nu eenmaal een dure zaak, terwijl een Nederlandse nationaliteit weinig voordelen opleverde. Tijdens de oor-log kwamen deze zogenaamde Rijksduitsers in een moeilijke positie. Sommigen collaboreerden met de Duitse bezetter, maar velen voelden zich Nederlands en ervoeren het einde van de oorlog ook als hun bevrij-ding. Na de bevrijding was de publieke opinie echter vijandig tegen alles wat Duits was.

Minister van Justitie Kolfschoten stelde in augustus 1945 een nota op waarin werd voorgesteld om alle Rijksduitsers in omgekeerde volgorde van binnenkomst en vestiging in ons land uit te wijzen. Allereerst moes-ten de Duitsers die zich na 10 mei 1940 in ons land gevestigd hadden, worden uitgewezen. Dit waren vooral werkkrachten in de Nederland-se industrie en mijnbouw, en nazi’s. Vervolgens moest de groep die na 1 januari 1933 Nederland was binnen gekomen, worden verwijderd. In deze groep zaten zowel de duizenden Duitse dienstbodes als vluchte-lingen, inclusief joden. Tot slot moesten alle overigen het land uit. Dat waren duizenden Duitsers die in de jaren twintig de ellende van Duits-land hadden verruild voor het toen welvarende NederDuits-land en die werk-zaam waren in de mijnen in Limburg, in industrieën in de grensstreek van Gelderland en in de handel in de grote steden in het westen van het land. Onder deze laatste groep zaten ook kinderen van Duitse vaders en Nederlandse moeders, die in Nederland waren geboren en getogen maar wel de Duitse nationaliteit hadden. In totaal ging het om 25.000 Rijksduitsers. De geallieerden en de katholieken – vooral kardinaal De Jong – maakten bezwaar tegen dit plan.

De plannen werden bijgesteld, maar de nieuwe minister van Justitie, Van Maarseveen, zei in het najaar van 1946 nog steeds 17.000 mensen te willen uitzetten. In september 1946 werd begonnen met de uitzetting. Families werden van hun bed gelicht en moesten met een minimum aan bagage vertrekken naar kampen, van waaruit ze naar Duitsland werden gebracht. De hele operatie – Black Tulip genaamd – verliep niet erg vlot.

Het verwoeste Duitsland zat niet op deze mensen te wachten en van-uit de Nederlandse samenleving kwam verzet. Door ingrijpen van freule Christine Wttewaall van Stoetwegen, lid van de Tweede Kamer voor de chu, en kardinaal De Jong werd de operatie stopgezet. Aan het eind van 1948 werden de kampen voor opvang van Rijksduitsers gesloten en vanaf 1950 werden geen Duitsers meer de grens over gezet. Uiteindelijk zijn er 3691 Duitsers (15 procent van alle Duitsers in Nederland) gede-porteerd.69

Enigszins verwant aan deze gebeurtenis was het vertrek naar Duits-land van een klein aantal NederDuits-landse vrouwen en hun kinderen. Tij-dens de Tweede Wereldoorlog hadden 130.000 tot 150.000 Nederlandse meisjes en vrouwen een relatie met een Duitse militair. Uit deze

verhou-dingen werden tussen 1940 en 1945 8000 tot 10.000 kinderen geboren.70

Na de bevrijding werden deze vrouwen in volksgerichten kaalgeschoren en een deel werd voor langere of kortere tijd geïnterneerd in kampen, als seksuele collaborateurs. Een klein deel van hen ging na de oorlog naar Duitsland.

4.6 Conclusie

In de eerste helft van de twintigste eeuw werd de migratie van en naar Nederland sterk beïnvloed door oorlogen en de economische crisis. Door de Eerste en Tweede Wereldoorlog raakten grote groepen mensen ontheemd; ze gingen op de vlucht of moesten onder dwang verhuizen. De grote verplaatsingen tijdens en na de Eerste Wereldoorlog en revolu-ties in Rusland en Duitsland leidden in Nederland tot verscherping van de controle.

In het Interbellum kwamen er vooral mijnwerkers en dienstmeisjes naar Nederland. Italiaanse terrazzowerkers en Chinese pindaverkopers trokken wel de aandacht, maar waren in aantal niet belangrijk. Tijdens de crisis van de jaren dertig probeerde de Nederlandse overheid emigra-tie aan te moedigen en vreemdelingen te weren. In andere landen had-den overhehad-den echter hetzelfde idee en dus gingen veel grenzen dicht. Nieuw in dit tijdvak was de nadrukkelijke koppeling van de situatie op de arbeidsmarkt aan de toelating van migranten.

De emigratie naar de Verenigde Staten, die in de negentiende eeuw begonnen was, werd beperkt, maar ging wel door. In de Verenigde Staten ontstonden op sommige plaatsen hechte Nederlandse

gemeenschap-pen, waarvan de leden weinig moeite deden om zich aan te passen aan hun nieuwe omgeving.

Als gevolg van de beperking op de migratie naar de Verenigde Staten werd gezocht naar mogelijkheden in andere landen, zoals Canada en Frankrijk. De emigratie naar Nederlands-Indië veranderde van karak-ter. Er gingen meer vrouwen heen dan in eerdere perioden. Als gevolg daarvan veranderde ook de aard van de gemeenschap, die zich meer dan tevoren op Nederland of Europa richtte. Verindischen was beslist niet de bedoeling.

De Tweede Wereldoorlog heeft dramatische gevolgen gehad voor veel Nederlanders en voor migranten die in Nederland woonden. Door deportatie en moord werd de bloeiende joodse gemeenschap gedeci-meerd. Daarnaast werden ruim 500.000 Nederlanders al dan niet ge-dwongen tewerkgesteld in Duitsland.