• No results found

Droogleggen van moerassen, de Oostzee- Oostzee-handel en de Nederlandse Oostzee-handelskolonies

Andere immigranten om religieuze redenen

2 Emigratie ten tijde van de Republiek

2.5 Droogleggen van moerassen, de Oostzee- Oostzee-handel en de Nederlandse Oostzee-handelskolonies

Al voor het ontstaan van de Republiek vertrokken inwoners van de Lage Landen naar verschillende delen van Europa. In twee sectoren waren zij vooral actief: drooglegging en ontginning van moerasgebieden en in de handel.26 In verschillende streken van Noord-Duitsland en Polen werden Nederlanders aangetrokken om moerassen droog te leggen. Omstreeks 1100 brachten Hollanders de moerassen tussen Elbe en Oder in cultuur. Bij Bremen waren blijkens bewaard gebleven oorkonden eveneens Hol-landers actief bij het droogleggen van moerassen.

Nederlanders waren er niet slechts als technici bij het droogleggen werkzaam, maar namen ook vaak de exploitatie ter hand. Nederlandse boerengemeenschappen kregen het recht om hun eigen rechtspraak te behouden en hun vestigingen werden door de inwoners van omliggen-de dorpen vaak beschouwd als oases van vrijheid.

In veel gevallen kwamen buitenlandse vorsten naar Holland of Utrecht om mensen te werven. Uit oorkonden blijkt dat de kolonisten juridische privileges kregen: eigen rechtspraak of vrijstelling van belas-tingen. Niet alleen leken, maar ook uit Nederland en uit Friesland af-komstige monniken waren actief bij het bekerings- en ontginningswerk dat vaak hand in hand ging.

In de Middeleeuwen hadden Duitse vorsten reeds regelmatig een be-roep gedaan op Nederlanders vanwege hun kwaliteiten op het gebied van inpoldering en dijkaanleg. Na het einde van de Tachtigjarige

log trokken echter ook andere Nederlandse beroepsgroepen naar het Oosten. Nederlandse ingenieurs hadden een reputatie opgebouwd als bouwmeesters, speciaal in de vestingbouw. Grote delen van Duitsland hadden veel te lijden gehad van de Dertigjarige Oorlog en men zat drin-gend verlegen om goede krachten voor de herstelwerkzaamheden. De hoogwaardige Nederlandse landbouw en veeteelt hadden even-eens een goede reputatie in het buitenland. In 1648 onderhandelde de keurvorst van Brandenburg via een Nederlandse tussenpersoon over de komst van vijfhonderd Nederlandse kolonisten, die alles moesten weten

van boter en kaas maken.27 De kolonisten bedongen dat ze beschermd

zouden worden tegen landlopers en boeven, dat ze vrijheid van gods-dienstuitoefening zouden hebben, dat ze wind, rivieren en ander water mochten gebruiken en bevissen, en dat ze vrijelijk molens zouden mo-gen bouwen en exploiteren. Het werd hun allemaal toegestaan. Alleen vrijdom van belasting werd niet toegekend. Wel kreeg elk huishouden vier rijksdaalders vergoeding voor transport van have en goed.

Nederlandse architecten en aannemers werden in Brandenburg in-geschakeld voor herstel van vestigingen, bruggen en verwoeste kerk-gebouwen. Dat de aangetrokken ingenieurs veelzijdig waren, bleek wel uit het feit dat de Rotterdamse architect Michael Matthias Smids niet alleen bruggen bouwde, maar ook een kogelgieterij inrichtte voor de keurvorst van Brandenburg. De Nederlandse invloed was vooral merk-baar rond de stad Berlijn. Nederlanders bouwden de vestingen rond de stad en ontwierpen een stadsplan met onder anderen de beroemde

lin-delaan Unter den Linden.

In Potsdam, de nieuwe residentie die vanaf 1662 gebouwd werd, wa-ren eveneens Nederlandse invloeden zichtbaar. Aan hun sobere bouw-stijl werd de voorkeur gegeven boven de protserige barokbouw-stijl van het Versailles van Lodewijk xiv.

Koning Frederik Willem reisde in 1732 naar Amsterdam om Neder-landse technici te werven voor het droogleggen van de moerassige ge-bieden rond Potsdam. Omdat de vorst merkte dat de Nederlanders niet zo graag hun vertrouwde omgeving verlieten liet hij in Potsdam een Hollands dorp bouwen: vier wijken met ieder 62 woningen. Nederland-se ambachtslieden werden gelokt met vergoeding van reiskosten, vrije inrichting van de woningen en gegarandeerde afname van hun produc-ten. Zo ontstond in Potsdam een hele Hollandse wijk, waarvan delen nog steeds bestaan.

ko-ning Frederik ii rond zijn paleis Sanssouci waterpartijen en fonteinen laten aanleggen. De Nederlandse technici slaagden er niet in een bevre-digend resultaat af te leveren. Het verhaal gaat dat de koning, om zijn ongenoegen te laten blijken, op twee schilden met olieverf ezels liet schilderen met daaronder de tekst ‘Hollandse Fontaenen-Maacker’. Deze werden bedekt met een laag waterverf en vervolgens aangebracht op de huizen van de verantwoordelijke ingenieurs. Na de eerste forse re-genbui kwam de afbeelding met de tekst tevoorschijn, tot grote hilariteit van de voorbijgangers.

In de loop van de vijftiende eeuw hadden de Hollanders de Duitse Hanzesteden verdrongen van de eerste plaats in de Oostzeevaart. In de belangrijkste havens langs de Oostzee hadden zich Nederlandse koop-lieden gevestigd. Communicatieproblemen waren er nauwelijks omdat er bijna overal Platduits werd gesproken, een dialect dat heel dicht bij het Nederlands lag. Polen, met name de stad Danzig, werd een belang-rijke handelspartner. Uit Polen kwam veel graan en uit Zweden werd hout gehaald. Danzig was een haven die een groot achterland bediende, via de rivieren zelfs tot aan Hongarije.

In de decennia rond 1600 kwamen er Nederlandse handelsgemeen-schappen tot ontwikkeling in tal van Europese handels- en havensteden, zoals La Rochelle, Nantes en Bordeaux in Frankrijk, Cádiz en Málaga in Spanje, Livorno in Italië, en Aleppo en Smyrna in het Ottomaanse Rijk. Door hun permanente aanwezigheid in handelsplaatsen konden de handelaren hun zaken beter behartigen, de concurrentie in de gaten houden en banden versterken met lokale leveranciers. De oorsprong van handelskolonies dateerde reeds van voor het ontstaan van de Re-publiek. De organisaties die door handelaren werden opgezet, hielpen niet alleen Nederlanders, maar ook Duitse handelaren of Vlaamse. De Nederlandse kolonies hadden hun eigen kerken en kroegen in bijvoor-beeld Spanje en Italië. In Rome was er de Nederlandse herberg De Witte Valck, gedreven door de Nederlandse herbergierster Magdalena.

Neder-landse bezoekers vierden in de herberg gezamenlijk sinterklaasavond.28

Ambachtslieden gingen ook naar andere delen van Europa. In de acht-tiende eeuw woonde in het Spaanse Guadalajara een groep Leidse tex-tielarbeiders. Zij werden aangetrokken om daar een koninklijke fabriek op te zetten.29

Er was ook een handelskolonie in Rusland. Nederlanders dreven reeds vóór de zestiende eeuw handel met Rusland. In 1591 werd een plaats aan de Witte Zee die door Nederlanders en Engelsen Archangel

werd genoemd (Archangelsk in het Russisch) de voornaamste invoer-haven voor West-Europese producten voor Rusland. Rusland had op dat moment geen eigen Oostzeehaven en via de Oostzee konden alleen producten worden ingevoerd door tussenkomst van Baltische handela-ren (die Zweedse onderdanen wahandela-ren en die de handel bemoeilijkten). De West-Europese handelaren gaven daarom de voorkeur aan handel via Archangel aan de noordelijke Dvinarivier. Jan Willem Veluwenkamp heeft de Nederlandse handel met Rusland en de Nederlandse kolonie in

Archangel beschreven.30 De Nederlanders waren de belangrijkste

han-delspartners van de Russen. Ze voerden luxegoederen aan en exporteer-den uit Rusland vooral bont, juchtleer en talk. In 1620 waren er ongeveer 130 Nederlandse handelaren in Archangel actief. Slechts enkelen van hen hadden het recht permanent in Rusland te wonen en binnen Rus-land te reizen en zaken te doen. De handelaren hadden in Archangel hun koopliedenhoven, die logies en opslagruimte boden. Een Nederlandse gereformeerde predikant kwam in de lente naar Archangel om er te pre-ken en reisde na het einde van de jaarmarkt, eind september of begin ok-tober, weer af. Omstreeks 1667 hadden de Nederlandse gereformeerden in Archangel hun eigen kerk en verbleef de predikant er met zijn gezin permanent.

In de jaren die volgden groeide de Nederlandse gemeenschap in Arch-angel en kreeg de kerk een hof, een woning voor de predikant, en een schoolgebouw met een woning voor de voorzanger-schoolmeester. De Nederlanders waren georganiseerd in het Hollands gemeen, een organi-satie die onder meer de Nederlandse belangen bij de Russische overheid moest bepleiten. Het gemeen hief een belasting onder de Nederlandse kooplieden waarmee smeergeld voor overheidsdienaren kon worden betaald.

In 1721 kreeg Rusland toegang tot de Oostzee en vervolgens deed tsaar Peter de Grote er alles aan om de handel van Archangel naar Sint-Peters-burg te verplaatsen. De gereformeerde gemeente in Archan gel raakte in financiële problemen toen het aantal families begon terug te lopen. De kas raakte leeg, de kerk en de school konden niet meer worden on-derhouden en de salarissen van de predikant en schoolmeester konden niet meer worden betaald. Veel Nederlandse families hadden Archangel inmiddels verlaten.31 In 1776 vroeg de gereformeerde gemeente in Arch-angel of er vanuit Nederland een predikant gestuurd kon worden die behalve Nederlands ook Engels sprak, omdat de Engelse gemeente zo klein was geworden dat zij zich bij de Nederlandse had gevoegd. Aan het

einde van de achttiende eeuw raakte de Nederlandse gemeente steeds meer verweven met de Duitse, en uiteindelijk gingen beiden in elkaar op.

De geschiedenis van de Nederlandse vestiging in Archangel is ver-gelijkbaar met die van andere handelskolonies; eerst kwamen er enkele mannen, die als handelaren slechts voor korte tijd ergens verbleven, dat werd vervolgens een langer verblijf, waarna er ook vrouwen en kinderen kwamen, en de vestiging van een kerk en school volgde.