• No results found

Methodologie

In document Cultuuronderwijs door kunstenaars (pagina 37-40)

Hoofdstuk 3 - Case-study van vier Groningse bik’ers

3.1 Methodologie

Hoofdstuk 3 - Casestudy van vier Groningse bik’ers

In dit hoofdstuk worden de resultaten van mijn onderzoek besproken. Allereerst zal ik mijn methodologie uiteenzetten en mijn respondenten introduceren. Daarna zal ik aan de hand van het analyse-instrument de lessen en visie van de respondenten uiteenzetten. Ik begin met de inhoud van de lessen. Daarna word ingegaan op de aansluiting bij de leerlingen en bij het overige onderwijs. Tot slot zal het tweede onderdeel van het analyse-instrument, de afstemming, besproken worden.

3.1 Methodologie

De basis voor mijn onderzoek is het analyse-instrument van Fianne Konings. Ik wil testen of en in hoeverre dit instrument geschikt is voor bik’ers, in plaats van de oorspronkelijke doelgroep, culturele instellingen. Het instrument is bedoeld om een individuele samenwerking tussen een school en een culturele instelling te analyseren. In dit onderzoek gebruik ik het instrument op een andere manier, omdat ik wil onderzoeken of het instrument ook door bik’ers gebruikt zou kunnen worden. Ik heb ervoor gekozen om alleen bik’ers te interviewen, omdat ik niet naar lessen op zich wilde kijken, maar omdat ik geïnteresseerd was in hoe zij denken over cultuuronderwijs en hoe zij dit vertalen naar een les. Ook in de afstemming met scholen dacht ik meer te hebben aan de verschillende ervaringen, dan aan één case per bik’er. Naast de interviews heb ik gebruik gemaakt van de websites en folders waarmee de bik’ers zichzelf en hun lessen promoten.

Om te onderzoeken hoe hun ideeën zich uiten in de werkwijze had ik beter lessen kunnen observeren. Ik heb ervoor gekozen om dit niet te doen, omdat ik dacht dat mijn aanwezigheid tijdens de les teveel invloed zou uitoefenen op de betrouwbaarheid van de data. Uit eerdere observaties heb ik gemerkt dat ik het zelf erg moeilijk vind om niet te participeren in de les. Tegelijk kunnen kinderen en docenten er vreemd op reageren als er iemand aanwezig is die niet participeert in de les. Zij kunnen hierdoor afgeleid worden, waardoor de data geen realistisch beeld geven. Ook Konings observeert de lessen van haar respondenten niet. Zij verantwoordt dit doordat zij haar bevindingen voorlegt aan haar respondenten. Dit heb ik ook gedaan.

Voor het ontwikkelen van mijn methodologie heb ik handboeken van Robert K. Yin, Earl Babbie en Jeanine Evers gebruikt. Yin en Babbie heb ik gekozen, omdat zij verschillende typen onderzoek beschrijven en Evers, omdat haar boek een goede ondersteuning biedt in kwalitatieve interviews. Niet alleen in vormgeven van de vragen, maar ook in de houding van de onderzoeker tijdens een interview en hoe je als onderzoeker een gesprek kunt beïnvloeden.

In de interviews wilde ik achterhalen wat de werkwijze van de bik’ers is en wat hun visie op cultuureducatie is. In het interview heb ik onderscheid gemaakt in de lessen inhoudelijk en de samenwerking met de scholen. In de keuze van de respondenten heb ik geprobeerd bik’ers met verschillende kunstdisciplines te kiezen en gekeken of er variatie zat in het al dan niet aanbieden van lessen op maat. Van Gertrude Kokke (bikcoördinator vanuit Kunstencentrum Groep) heb ik feedback op mijn selectie gekregen. Zo waren er twee bik’ers bij mijn selectie die niet meer actief zijn, deze heb ik dan ook niet benaderd. Leeftijd, geslacht en opleidingsjaar waren voor mij geen criteria, omdat ik denk dat dit geen verschil zou moeten maken in het ontwikkelen van de lessen en testen van het analyse-instrument.

Mijn vier respondenten zijn Michiel Rasker, Ivonne Moorlag, Rozemarijn Tromp en Hilda Top. Ze zijn allen woonachtig in Groningen en werken in de hele regio Noord als bik’er. Per bik’er heb ik op basis van mijn voorkennis over hen een selectie gemaakt van de vragen die mij voor hen relevant en interessant leken. De gesprekken zijn alle vier volgens eenzelfde structuur verlopen. Ik ben begonnen met vragen naar wie zij zijn en wat hun motivatie was om bik’er te worden. Daarna heb ik vragen gesteld over de inhoud van de lessen en vervolgens zijn we ingegaan op hoe zij samenwerken met scholen. Daarnaast heb ik gebruik gemaakt van een set kaartjes met op elk een van de indicatoren uit

37

de theorie van Parsons (zie §2.2.6) met het verzoek of de respondent deze op volgorde van relevantie wil leggen. Mijn doel hiermee was enerzijds om een beter beeld te krijgen van de visie van mijn respondenten en anderzijds om een bevestiging te krijgen over eerder besproken onderwerpen. Bijlage 3 bevat de algemene vragenlijst.

Ik ben bij alle vier de bik’ers thuis uitgenodigd voor het interview. Allen hebben een werkplek aan huis. Bij Tromp, Rasker en Top duurde het bezoek ongeveer één uur. Mijn gesprek met Moorlag heeft bijna drie uur geduurd. Ze heeft mij veel foto’s en resultaten van haar projecten laten zien. Omdat zij al haar lessen op maat maakt, kon zij op veel vragen geen eenduidig antwoord geven en vertelde ze aan de hand van voorbeelden. In alle gesprekken zijn de onderwerpen die ik wilde bespreken aan bod gekomen. Ik heb de respondenten vooraf geen informatie gegeven over Cultuur in de Spiegel of het analyse-instrument van Fianne Konings. Ik heb de respondenten duidelijk gemaakt dat het interview bedoeld is om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van hun persoon en hun werkzaamheden en ideeën, om te voorkomen dat de respondent sociaal gewenste antwoorden zou geven. Ik ben mij ervan bewust dat interviewen zeer persoonlijke gesprekken oplevert, waarbij de resultaten beïnvloed kunnen zijn door mijn relatie met de respondenten.

In het analyseren van de interviews heb ik allereerst gekeken waar en wat de respondenten gezegd hebben over de verschillende onderdelen van het instrument. Dus over de inhoud (basisvaardigheden, onderwerp, mediale vaardigheden), over aansluiten bij de leerlingen en bij het curriculum. Voor de afstemming heb ik bekeken wat zij in de voorbereiding, tijdens de lessen en in de afronding doen. In de uitspraken van de bik’ers heb ik onderscheid gemaakt tussen meningen, argumenten, processen, relaties e.d. In de analyse heb ik geprobeerd mij in eerste instantie te focussen op wat voor de bik’ers belangrijk is. Ook heb ik eerst gekeken naar hoe de situatie nu is, daarna ben ik gaan kijken hoe dit overeenkwam met de visie die aan het instrument ten grondslag ligt. Ik heb de cases eerst afzonderlijk bestudeerd, hiervan heb ik een portret geschreven. De respondenten hebben hun portret gelezen en de mogelijkheid gehad om hierop te reageren. Ook heb ik tegelijk een korte uitleg van de theorie van Cultuur in de Spiegel en het analyse-instrument gestuurd. Top is de enige die nog aanvullingen had. Ze vond het erg moeilijk om tijdens het gesprek direct antwoord te geven op sommige vragen, bijvoorbeeld omdat de situatie per les of thema anders is. Ze heeft tijdens het gesprek ook al aangegeven dat ze het fijn zou vinden als ze nog contact met mij op mocht nemen indien ze nog aanvullingen had. Ze heeft mij haar aanvullingen op het portret gemaild en ook hebben wij deze telefonisch doorgesproken. Behalve afzonderlijke analyses heb ik de data ook met elkaar vergeleken. Er bleken zowel grote verschillen te zijn als overeenkomsten. Vanuit de overeenkomsten heb ik gekeken of hier dezelfde motivatie en argumenten voor is, en hoe zich dit uit in hun werkwijze.

Een beperking van interviewen is dat de resultaten die ik bij deze respondenten vind niet per definitie representatief zijn voor hun groep. Voor meer betrouwbare resultaten had ik een vragenlijst kunnen maken en naar alle bik’ers in de regio Noord kunnen sturen om mijn conclusies te ondersteunen. Dit geeft echter geen uitgebreid en gedetailleerd antwoord op de onderzoeksvraag. Er zou gekeken kunnen worden of alle onderdelen te beantwoorden zijn, maar drijfveren en persoonlijke visie zijn moeilijker te onderzoeken en analyseren in een enquête. Dit zou ik uitsluitend als aanvulling op data willen gebruiken.

3.1.1 Respondenten

Mijn vier respondenten zijn Michiel Rasker, Ivonne Moorlag, Rozemarijn Tromp en Hilda Top. Ze zijn allen woonachtig in Groningen en werken in de hele regio Noord als bik’er.

38

Beroep Opleiding(en) Bikopleiding Motivatie bik Michiel Rasker Componist,

producer

Academie voor Popcultuur, 2004-2009

2011-2012 Inkomsten

Ivonne Moorlag Beeldend kunstenaar en Schoonmaakhulp in thuiszorg Nimeto MBO, 1988-1992 Academie Minerva, 1993-1999 2001-2002 Didactische vaardigheden verbeteren en lesgeven voor groepen Rozemarijn Tromp Animator en Illustrator Academie Minerva, 2000-2005 2006-2007 Lesgeven in eigen discipline

Hilda Top Beeldend kunstenaar

Academie Minerva, 1992-1997

2005-2006 Leren voor groepen les te geven.

Michiel Rasker is componist, producer en bik’er. Hij heeft een eigen studio aan huis waar hij ook (privé-) les geeft aan volwassenen en soms kinderen. Hij hoort tot de (voorlopig) laatste lichting Groningse bik’ers. Zijn keuze om bik’er te worden is heel toevallig geweest. In het verleden heeft Rasker met een dichter samengewerkt en al eens een project op een school gedaan. Dit was hem erg goed bevallen, maar dit contact is verwaterd en Rasker is daarna met zijn eigen werk bezig gegaan. Dit beviel goed, totdat de vraag naar werk in de muzieksector sterk terugliep. Hierdoor was hij genoodzaakt om op andere manieren zijn brood te verdienen. De bikopleiding zou dat jaar voor het laatst (grotendeels) vergoed worden, dus Rasker besloot een kans te wagen. Tijdens de toelatingsgesprekken werd hij enthousiast gemaakt door de opleiders, omdat zij veel potentie zagen in zijn vakgebied en de mogelijke lessen daarmee en zo is hij er in gerold. Nog altijd heeft hij profijt van de opleiding.

Ivonne Moorlag is bik’er van het eerste uur en een veelzijdige kunstenaar. Ze beheerst veel technieken, waaronder zeefdrukken, boekbinden, glas-in-lood en keramiek schilderen. Aan Academie Minerva heeft ze de opleidingen grafisch ontwerpen en illustratie afgerond. Haar lessen zijn al net zo veelzijdig en worden allemaal op maat gemaakt. Ook werkt ze regelmatig met andere kunstenaars samen, het meest met vriendin Gea Koopman. Voordat Moorlag aan de bikopleiding begon gaf ze al workshops, maar voornamelijk aan volwassenen. Ze is de bikopleiding gaan doen omdat ze didactische vaardigheden miste en in die tijd was ze ook nog erg nerveus om les te geven aan groepen. Gelukkig heeft ze daar tegenwoordig geen last meer van. Ze kan niet rondkomen van haar werk als kunstenaar en bik’er, daarom werkt ze ook parttime in de thuiszorg.

Rozemarijn Tromp heeft altijd al de ambitie gehad om les te geven in een kunstvak, maar hele dagen voor de klas staan leek haar maar niks. De bikopleiding sloot perfect aan; ze kon in haar eigen discipline lessen ontwikkelen en deze op projectbasis uitvoeren. Inmiddels is ze ongeveer evenveel tijd kwijt aan bikopdrachten als aan haar eigen werk. Wat ze zelf het leukst vindt aan animatie is dat ze alles kan laten bewegen zoals ze wil, dit probeert ze ook in haar lessen over te brengen. Van deze vier bik’ers is Tromp de enige die de meeste recente bijeenkomst van Cultuur Educatie Stad heeft bijgewoond en dus voor het interview al enigszins op de hoogte was van Cultuur in de Spiegel. Voor beeldend kunstenaar Hilda Top is de natuur een grote inspiratiebron. In haar werk probeert ze kunst en de natuur met elkaar te verbinden. Dit doet ze niet alleen door de natuur als onderwerp te kiezen, maar ook door natuurlijke materialen te gebruiken. Top vindt het belangrijk om met haar kunst sociale verbindingen te leggen, het werken met mensen is voor haar een motivatie geweest om ook de bikopleiding te gaan doen. Behalve lessen voor scholen geeft ze ook wel eens workshops voor volwassenen en doet ze mee met festivals en cultuurmarkten. Zelf had ze nooit gedacht dat ze les zou gaan geven, zeker niet in het voortgezet onderwijs, maar het werken als bik’er bevalt haar erg goed. Ze heeft er meer werk uit gekregen dan dat ze had verwacht, hoewel ze nu met de

In document Cultuuronderwijs door kunstenaars (pagina 37-40)