• No results found

In de tweede paragraaf wordt er ingegaan op het thema maatschappelijk draagvlak. Eerst wordt er ingegaan op de mate van weerstand voor het initiatief. Daarna wordt er vervolgd met de mate van invloed en wordt er afgesloten met de openheid in het proces.

Na de analyse van de interviews ( 0-meting) worden de thema’s a posteriori getoetst aan de hand van de uitspraken verkregen uit het focusgroepsgesprek (1-meting) met de

maatschappelijke stakeholders, waarbij is onderzocht of het draagvlak gedurende het MGA proces is toegenomen, afgenomen of is behouden.

Operationalisatie van de begrippen

5.6.1

Er waren drie belangrijke thema’s gevonden in de literatuur waaraan draagvlak moet voldoen. Op de eerste plaats valt maatschappelijk draagvlak te meten aan de hand van weerstand of

mate van kritiek(Boedeltje & Laurens de Graaf, 2004). Aan de maatschappelijke stakeholders

is daarom gevraagd of zij a priori de plannen steunen van de gemeente om de sportparken toegankelijker te maken en of zij bezwaren hebben. Ten aanzien van het proces is er gevraagd aan de stakeholders of het MGA proces bijdraagt aan het creëren van draagvlak. Als tweede belangrijke thema was er in de literatuur de mate van invloed (Kwekkeboom, 1999) of

betrokkenheid bij het proces gevonden. Aan de stakeholders in het proces is daarom a priori

gevraagd of zij vinden dat er voldoende mogelijkheid werd geboden om invloed uit te oefenen in het proces. Deze uitspraak is a posteriori getoetst in het focusgroepsgesprek. Tot slot was de openheid in het proces (Boedeltje & Laurens de Graaf, 2004) als belangrijk thema

gevonden. Aan de stakeholders is daarom gevraagd of zij vinden dat de gemeente voldoende open is in gebiedsontwikkelingsprocessen.

Weerstand of kritiek toegankelijkheid verbetering ( 0-meting)

5.6.2

De mate van weerstand is geoperationaliseerd in de mate van steun voor het initiatief om sportparken toegankelijker te maken en te intensiveren. Deze steun valt in dit onderzoek te

H oof d stuk : A n al ys e e n re su ltate n

5

2

verdelen in drie verschillende categorieën: Helemaal geen weerstand, weerstand of geen

weerstand onder voorwaarde (Evers et al., 2009)...

Afwezigheid van weerstand

Er is in hoge mate sprake van steun voor het initiatief van de gemeente Amsterdam om sportparken toegankelijker te maken onder de respondenten (N=14). Bij iets meer dan de helft van de respondenten was er geen weerstand te ontdekken.(C, D, H, N, L) “Jazeker steun ik dit” (N).

Steun onder voorwaarde

Voor een groot gedeelte van de respondenten was deze steun niet onvoorwaardelijk(B, G, A, M, I, F, K) en diende er bij de toegankelijkheidsverbetering voldaan te worden aan de

voorwaarde dat het beheer en toezicht op orde moest zijn. Het sportpark en het clubhuis moeten geen doelwitten worden voor vandalen. De volgende uitspraak illustreert deze voorwaarde: “Ja die steun ik, maar als voorwaarde is het wel belangrijk dat het beheersbaar blijft”(I)

Daarnaast gaf één van de respondenten aan dat de wensen en behoeften van stakeholders een duidelijk verankerde plek zouden moeten krijgen in het ontwerp(M). Ook werd er genoemd dat er voldoende ruimte moest zijn voor enkele stakeholders om de eigen sport- beweegactiviteiten te kunnen blijven ontplooien op het sportpark.” Ja, als het maar niet ten koste gaat van de ruimte die wij kunnen gebruiken als wij naar buiten gaan” (B)

Invloed bij gebiedsontwikkeling (0-meting)

5.6.3

In de literatuur was gevonden dat om draagvlak te verwerven er inzicht verkregen moet worden in het gegeven (of het gevoel) dat alle betrokkenen de uitkomst van het proces kunnen beïnvloeden en kunnen zorgen voor een positief of negatief oordeel. Deze vraag is geoperationaliseerd in de vraag of betrokkenen het gevoel hadden dat zij invloed konden uitoefen op gebiedsontwikkelingsprocessen.

In de eerste plaats is er gevraagd of de respondenten al eerder ervaringen (a priori) hadden met het uitoefenen van invloed bij gebiedsontwikkelingsprocessen. Deze ervaringen zijn door de onderzoeker beoordeeld op positief, negatief of neutrale uitspraak. Na afloop van het proces (a-posteriori) is er onderzocht en getoetst in het focusgroepsgesprek of men

voldoende invloed heeft kunnen uitoefenen in het proces om de eigen oplossingen en wensen in te brengen.

Bijna alle respondenten hadden ervaringen met participatieve

gebiedsontwikkelingsprocessen (N=12), die met name te categoriseren zijn als negatief . Deze ervaringen hadden op de trede van de participatieladder vooral betrekking op het

informeren. De volgende uitspraak illustreert deze ervaring “Nee, dat konden wij niet, toen

was de mate van invloed ook al zeer beperkt, als bewoner heb ik onvoldoende het idee dat ik invloed kan uitoefenen op dit soort processen”(G).

Indien aan het niveau van informeren werd ontstegen en het adviseren werd is de attitude ook negatief. De respondenten kregen het gevoel dat zij konden meepraten maar dat de uiteindelijke beslissing indruist tegen het gegeven advies.

“Dat je het gevoel krijgt dat je mag meepraten, meedenken maar uiteindelijk is een gewone beslissing genomen”(O) Als de gemeente volgens de respondenten ‘slimmer’ was omgegaan met de kennis van de omgeving konden zaken goedkoper gerealiseerd worden (G). Deze constatering komt overeen met de eerder gevonden uitspraken van Burke et. Al. (1968) De respondenten gaven aan dat, indien de gemeente ervoor koos om de samenwerking op het niveau van coproductie aan te gaan en de invloed van omgeving gelijkwaardig mee te laten wegen deze efficiëntie en kostenreductie oplevert. Indien de gemeente ervoor kiest om

H oof d stuk : A n al ys e e n re su ltate n

5

3

deze invloed in te perken bij gebiedsontwikkeling leidt dit juist tot vaak dure ingrepen

achteraf (G).

Toch zijn er een aantal stakeholders die soms positieve ervaringen hadden en hun invloed op het niveau van meebeslissen inschaalden (D, I) zoals bij de realisatie van een multifunctioneel veld in de openbare ruimte (D) of bij invulling van de details bij de relatie van

beweegvoorzieningen in het Noorderpark (I).

Openheid in proces ( 0-meting)

5.6.4

Op de vraag of de gemeente Amsterdam voldoende open is in

gebiedsontwikkelingsprocessen gaven er een aantal respondenten verschillende antwoorden die te categoriseren zijn als negatief (G, K, J, F), positieve (L, O, G, D, J, I) of neutraal (A, B, H) omdat zij geen ervaring hadden met gebiedsontwikkelingsprocessen.

Ten opzichte van openheid in het proces gaf respondent (K) aan dat de gemeente selectief is in de informatie die zij verschafte voor betrokkenen en beoordeelde het begrip openheid negatief. Respondent (G) gaf aan dat “de gemeente soms wel te ver doorgeschoten is met het voor bewoners bedenken hoe dingen moeten”. Daarnaast gaf respondent (J) aan dat er bij gebiedsontwikkelingsprocessen in het verleden vaak voorbij werd gegaan aan correcte informatievoorziening naar betrokken, waardoor participatie niet mogelijk bleek (J). Respondent (F) voegde hieraan toe dat hij openheid negatief beoordeeld omdat er in het verleden informatie werd achtergehouden bij de ontwikkeling van een woonwijk (Elzenhagen Zuid) en dat deze informatie pas later naar buiten werd gebracht om de

gebiedsontwikkelingsplannen van de gemeente op een positieve manier te verantwoorden naar de burgers.

Er zijn ook respondenten die een positieve attitude ten opzichte van het begrip van openheid in processen hadden ervaren. Er zijn ambtenaren die volgens de respondenten hun ‘best’ doen om transparant te opereren en mensen te betrekken (G). Respondent (L) voegde hier wel aan toe, dat de mate van openheid afhankelijk van een aantal factoren. Op de eerste plaats is dat het kennisniveau of anders gezegd “Stukje intelligentie, dat je moet weten waar je informatie kunt vinden”(L). Op de tweede plaats werd benoemd dat stakeholders moet beschikken over een goed netwerk, “Ik ken de mensen en de mensen kennen mij en ze zijn voldoende open “ (I). Op de derde plaats werd de aard en complexiteit van het onderwerp benoemd “Ligt er helemaal aan waar het over gaat, soms wel soms niet, het is erg lastig voor de gemeente om dit te veranderen, het is een proces” (M)

Naast deze negatieve en positieve ervaringen waren er een aantal die aangaven dat zij nog geen ervaringen hadden met gebiedsontwikkeling en zodoende niet konden beoordelen of de gemeente in het verleden of heden open was geweest. (A, B, H) Hieraan werd toegevoegd dat één van de respondenten vond dat de insteek van het huidige onderzoek wel positief is en bijdroeg aan het gevoel van openheid. (H) “Daar heb ik eigenlijk niet zoveel weet van, nee ik vind het wel interessant dat jij mij nu hebt gevraagd om daar juist wel over mee te denken, omdat Ik geef les op een school en een aantal jongeren komen daar misschien wel om te sporten, dus ja op dit vlak vind ik wel dat de gemeente voldoende open is”,

De mate van invloed a posteriori (1- Meting)

5.6.5

In het focusgroepsgesprek op 29 november is het begrip invloed a posteriori uitgevraagd aan de stakeholders, waarbij er aan de maatschappelijke stakeholders is gevraagd of zij voldoende invloed hebben kunnen uitoefenen op het ontwerpproces om eigen ideeën in te brengen. Op de vraag of de stakeholders hun invloed konden uitoefenen gaven de meeste stakeholders aan dat zij gedurende het MGA proces de perceptie hadden dat zij hun invloed konden

H oof d stuk : A n al ys e e n re su ltate n

5

4

uitoefenen zonder daarbij beïnvloed te zijn door andere aanwezigen. (J, F, O, K)

respondenten (O) gaf aan dat hij voldoende invloed kon uitoefenen, maar tegelijkertijd het gevoel had dat er gezamenlijk naar een eindresultaat toe werd gewerkt: “Ik heb voldoende invloed kunnen uitoefenen, we deden het samen” (O).

respondent (J) gaf aan dat de opzet van het proces ervoor zorgde dat er een gezamenlijke aanpak ontstond waar iedereen zijn bijdrage aan kon leveren. Mede door de inrichting van het proces is de attitude veranderd van enkel in bezwaren denken en issues kenbaar maken naar het denken in oplossingen.

“Wat ik bijzonder vond aan het proces van denken, de bewoners hadden op voorhand allen dezelfde insteek, namelijk hoe kunnen we ervoor zorgen dat wij het minste last hebben van het sportpark. Dat was ook een beetje ons uitgangspunt bij het begin van de avond van, ”o daar gaat erg veel gebeuren”. En wat ik dan bijzonder vind is dat het toch gelukt is in een korte tijd om ons om te draaien en dat wij oplossingen gingen bedenken”.

Wel gaf (J) aan dat het op een hoger niveau niet duidelijk was wat voor status het document precies kreeg. De manier waarop het proces was ingestoken wekte voor de respondenten het gevoel dat er ‘iets’ mee gedaan zou gaan worden en dat het niet een advies zou zijn wat men naast zich neer kon leggen. (J) “Nou met alle respect, als je een dergelijk circus optuigt dan wek je wel verwachtingen, en dan hoop je dat het ergens toe gaat leiden. Anders is het zo; ja, bedankt voor je input, we dronken een glas, we deden een plas en dat was het weer” Respondenten gaven aan dat er vooraf niet goed gecommuniceerd was welke mate van invloed men had. Wel hadden de respondenten het gevoel dat de inbreng serieus genomen werd door de gemeente Amsterdam.

Mate van openheid a posteriori (1-Meting)

5.6.6

Tijdens de 0-meting was er geconstateerd dat er een groot aantal respondenten was die een negatieve attitude hadden ten aanzien van openheid.

Op het focusgroepsgesprek waren voornamelijk de respondenten aanwezig die een negatieve attitude hadden uitgesproken ten aanzien van het begrip openheid. Tijdens het

focusgroepsgesprek gaven deze respondenten aan dat het duidelijk was wat er van hen werd verlangd en dat informatie die door de onderzoeker werd verstrekt helder en duidelijk was. (F)

Mate van weerstand voor het uiteindelijke ontwerp (1-meting)

5.6.7

Aan de deelnemers is a posteriori gevraagd of zij bezwaar hadden bij het uiteindelijke ontwerp van het sportpark (zie bijlage 1) Bij het tonen van het uiteindelijke ontwerp was er geen weerstand ten aanzien van het ontwerp. (F) Gaf hier aan dat het ontwerp in overeenstemming met wat er op de avond was ontworpen en dat de gevonden oplossingen voor onder andere de multifunctionele parkeerplaatsen een slimme oplossing was voor de ruimte en dat deze een Win-Win situatie creëerden. “Ik vind dat een sportpark ook een parkeerplek moet hebben maar het is erg slim om de ruimte zo in te richten dat je er overdag kunt gaan tennissen of basketballen (F)

H oof d stuk : A n al ys e e n re su ltate n

5

5

Conclusie creëren van maatschappelijk draagvlak

5.6.8

In deze paragraaf was er onderzocht aan de hand van de gestelde thema’s die in de literatuur waren benoemd of er draagvlak is ontstaan voor het toegankelijker maken van sportparken. Geconcludeerd kan worden dat er onder de respondenten maatschappelijk draagvlak bestaat om sportparken toegankelijker te maken voor intensiever en meervoudig gebruik.

Voorwaarde is hierbij wel is dat het beheer voor deze toegankelijke maatschappelijke voorziening beheersbaar blijft.

Ten aanzien van het proces waren betrokken stakeholders wantrouwend ten opzichte van de mate van invloed die men kon uitoefenen op gebiedsontwikkelingsprocessen waar zij in het verleden bij betrokken waren en dat de gemeente niet altijd open en transparant heeft geopereerd. Ten aanzien van het MGA proces kan er geconcludeerd worden dat het proces ertoe heeft bijgedragen dat betrokken stakeholders in voldoende mate hun invloed konden uitoefenen in het proces en dat de gemeente transparant en open heeft geopereerd. Over het uiteindelijke resultaat waren geen bezwaren te benoemen door de stakeholders, waardoor volgens de literatuur draagvlak bestaat voor het gezamenlijk ontwerp. Als kanttekening kan er wel geconcludeerd worden dat het wantrouwen niet is weggenomen, omdat er voor de stakeholders onvoldoende was duidelijk gemaakt wat de status van ontwerp is in het gehele besluitvormingsproces rondom de Buiksloterbanne.

H oof d stuk : Con cl u si es

5

6

6. Conclusies

Inleiding

6.1

Het doel van dit onderzoek is om na te gaan in hoeverre MGA zich leent als

ontwerpbenadering voor sportparken in Amsterdam. De hoofdvraag in dit onderzoek is: In hoeverre kan de Mutual Gains Approach worden toegepast om met participatie van de maatschappelijke stakeholders van het sportpark de Buiksloterbanne een toegankelijker sportparkontwerp te maken, dat op een breed maatschappelijk draagvlak kan rekenen en aansluit op de lokale behoefte?

De antwoorden op de deelvragen vormen de basis voor het antwoord op de hoofdvraag. In dit hoofdstuk worden daarom eerst de zes deelvragen beantwoord die gesteld zijn in het

literatuuronderzoek, en de context vormen voor het verdere empirische gedeelte van het onderzoek. Daarna wordt vervolgd met antwoord te geven op de deelvragen die gesteld zijn in het empirische gedeelte van dit onderzoek. Tot slot wordt er afgesloten met de algemene conclusie van dit onderzoek.

Conclusies literatuuronderzoek