• No results found

LISTEN EN LAGEN

In document 1939-1945 D E E L (pagina 79-86)

over het Albertkaiiaal. Een deel van die laatste bruggen kon bestreken worden door de zware kanonnen van het sterke fort dat de Belgen na afloop van de eerste wereldoorlog gebouwd hadden bij Eben Emael, 4 km ten zuiden van Maastricht op de westelijke oever van de Maas. Was het niet mogelijk, dat fort bij verrassing te veroveren, althans uit te schakelen’ Was het niet mogelijk, te verhinderen dat de Nederlanders de bruggen bij Maastricht, de Belgen die over het Albertkanaal opbliczen; Het ergerde Hitler dat zijn hoge militairen op dat soort vragen nooit antwoord wisten te geven. ‘Diese Generale siud zu herrekt’ , riep hij in die tijd eens verontwaardigd uit, ‘sie wurzelti in Uberholten Begriffen, ihiteti fallcn keine Listen ein. Sie hatten

mehr K arl M ay lesen sollen!’1

De Indianenboeken van Karl M ay kende hij op zijn duimpje en de listen vielen hem in, de een na de ander.

Voor het fort bij Eben Emael bedacht hij als oplossing dat een groep militairen met zweefvliegtuigen boven op het fort zou landen om dan onniiddellijk met explosieve ladingen de lopen van de kanonnen op te blazen.2 B ij de bruggen over het Albertkanaal zouden eveneens militairen met zweefvliegtuigen afgezet worden.3 Maar Maastricht; D c grote verkeers- bruggen lagen midden tussen Maastricht en W ijk : daar kon men geen zweef­ vliegtuigen doen landen. Hitler had een ander plan: een afdeling speciaal opgeleide militairen zou in Nederlandse uniformen gestoken worden om vlak voor o f tegelijk met het begin van het Duitse offensief de verkeers- bruggen, zo mogelijk ook de spoorbrug in bezit te nemen.4 Die afdeling moest dus ergens de Nederlandse grens passeren. Hoe kon men de douane uitschakelen? Korte tijd overwoog Hitler overrompeling met behulp van als vrouwen verklede militairen5, later leek het hem beter, die militairen in het uniform van de Nederlandse marechaussee te steken.6

De afdeling welke dc operatie tegen Maastricht uit te voeren kreeg, was niet zo klein: vijfhonderd-vijftig man. Een Hauptmann Fleck werd ver­ bindingsofficier tussen die afdeling en dc Abtvehr. D e operatie werd op 26 ok­ tober in beginsel door Hitler vastgesteld.7 O f die vijfhonderd-vijftig man hun actie uitsluitend op de bruggen bij Maastricht moesten richten dan wel o f

1 B . von Lossberg: Im Wehrmachtführungsstab. Bericht eines Generalstabsoffiziers (1949), p. 52. 2 Jacobsen: Fall Gelb, p. 154. s A .v., p. 15 5 . 4 B . von Lossberg:

Im Wehrniachtfiihnmgsstab, p. 53. 6 A .v. 6 Op 4 november '39 werd in het Kriegstagebnch van Abwehr I I aangetekend: ‘Ferner ist es notwendig dass auf dem schnellsten Wege Uniformen, bezw. Mnster dieser von der Grenzpolizei im Maastrichter Zipjel besorgt werden.’ (Uittreksels uit het VLTB-Abwehr II, p. 25, D oc I-999).

7 A .v ., p. 24.

DE EERSTE WEKEN

zij ook nog andere bruggen o f anderszins belangrijke objecten in Zuid- Limburg moesten trachten te bezetten, weten wij niet. W èl weten wij (dat vloeit al uit het bovenstaande voort), dat voor Hitlers geheime opzet een aanzienlijk aantal Nederlandse uniformen nodig geacht werd, allerlei soort uniformen ook: van het leger, van de marechaussee, van de douane, van de Nederlandse Spoorwegen, van de gemeentepolitie en van een postconduc- teur bij de spoorwegen. Hoe kon men daaraan komen > Modellen zouden voldoende zijn: die kon men dan in Duitsland namaken.

D e zuiver-militaire uniformen behoefden geen probleem te vormen: het Nederlandse leger placht een deel van zijn uniformen uit Duitsland te betrek­ ken en afgedankte uniformen waren menigmaal door het Rijkskleding­ magazijn te Woerden naar Duitsland als lompen verkocht. Die omstandig­ heden waren aan Hitler en zijn naaste militaire medewerkers niet bekend: aan de top van de staat weet men wel vaker niet, wat zich ergens in de diepte aan een economische sector afspeelt. Hitler zag maar één oplossing: exem­ plaren van al die uniformen, militaire en niet-militaire, moesten uit Neder­ land gesmokkeld worden. De Berlijnse centrale van de Abwehr kreeg daar opdracht toe, gaf die opdracht door aan de Abwehrstelle Mlinster en Miinster schakelde een van zijn officieren in, Richard Gerken, in het burgerleven

Kriminalkommissar in Osnabriick, maar in die tijd als Abivehr-otRcicr o.m. belast met het onderhouden van contact met agenten in Nederland en met Duits douanepersoneel dat gegevens over de situatie in de Nederlandse grensgebieden verzamelde. Gerken besefte dat hij een niet alleen moeilijke, maar vooral ook delicate taak te verrichten kreeg: als de smokkelarij ont­ dekt werd, wat dan» De Nederlanders zouden er de juiste conclusies aan kunnen verbinden, Hiders gehele opzet zou in duigen kunnen vallen. Ger­ ken bedacht er wat op: behalve de voor de militaire operatie benodigde uniformen zou hij ook kledingstukken zien te verzamelen van meer folklo­ ristische aard en liep hij o f liepen anderen tegen de lamp, dan zou beweerd worden dat al die kledij nodig was voor een speciale opvoering van de operette Der G ra f von Luxemburg in het stadstheater van Osnabriick - een opvoering waarin men ‘een paar acteurs als vriendelijke en sympathieke Hollanders . . . in originele Nederlandse uniformen’ zou laten optreden, ‘ze zouden dan als vrienden uit ons buurland gefêteerd kunnen worden.’1

Gerken was menigmaal in Nederland geweest. Voor het passeren van de grens placht hij, om minder op te vallen, gebruik te maken niet van een Duitse auto maar van een Nederlandse, eigendom van J. F. L. Albrink uit Denekamp, Overijsels Statenlid voor de N S B ; de auto werd meestal

DE UNIFORMSMOKKEL

bestuurd door diens zoon, G. A . M. A. Albrink, die in Nordhom in een garage werkte. In Amsterdam kende Gerken een inspecteur van politie, M . J. M . Gemmeke, die hij in de jaren '20 tijdens een excursie in Berlijn voor het eerst ontmoet had. Gemmeke was een groot bewonderaar van het Derde R ijk geworden; hij was in augustus '39 als reserve-kapitein der infanterie gemobiliseerd maar kwam regelmatig met verlof in Amsterdam. Tijdens bezoeken in september o f oktober '39 had Gerken hem al gevraagd o f hij hem in contact kon brengen met enkele Nederlanders die bereid waren, de

Abivehr bij tijd en wijle te helpen. Gemmeke kende er twee: Emile Lalieu cn Ab van Olst, beiden werkzaam in de handel. Lalieu aanvaardde van Gerken de opdracht, in België en Noord-Frankrijk te gaan spioneren; hij was al naar het zuiden vertrokken toen Gerken (die zich naar Amsterdam begeven had, z.g. om een grote zilverdiefstal op te lossen1) met zijn chauffeur, de jonge Albrink, op 29 o f 30 oktober opnieuw bij Gemmeke verscheen: wie kon hem helpen bij het kopen van enkele oude uniformen en andere kledingstukken, bijvoorbeeld een Zeeuws o f een Markens costuum? Gemmeke verwees hem naar van Olst.

Op woensdag I november, laat in de middag, maakten van Olst en A l­ brink jr. hun opwachting bij een joodse koopman in gedragen kleding, zekere Blom , die zijn bedrijf uitoefende in een loods bij het vroegere Amster­ damse Weesperpoortstation. Z e kochten de nodige uniformstukken en bestelden er meer die Blom niet voorradig had: de uniformen van een postbode, van spoorwegpersoneel, van de rijksveldwacht, ze zouden er de volgende dag al voor terugkomen, ze hadden haast en Blom moest alles zo inpakken dat, zeiden ze, ‘niemand moest kunnen zien wat er in zat’. Blom vertrouwde het zaakje niet, noteerde in dc schemering het nummer van de auto waarin de twee heren gekomen waren cn g af het nummer aan de politie door, vermoedelijk op donderdag 2 november toen de tweede zending kledij opgehaald werd. Ten huize van Gemmeke die weer in dienst was, werden onder toezicht van Abwehr-officici: Gerken dc uniformstukken waar men in Duitsland om zat te springen, in twee grote koffers gepakt, Albrink jr. laadde die koffers in zijn auto en reed weg. Ter attentie van ‘Herr Gerken,

Stadtthcater Osnabriick’, moest hij ze afgeven aan de Duitse douanepost op de w eg van Almelo naar Nordhom.

D e auto waarvan het nummer doorgegeven was, werd evenwel bij Dene- kamp aangehouden en doorzocht: een hele collectie militaire kleding kwam te voorschijn, benevens uitmonsteringsstukken van de Nederlandse Spoor­ wegen, van de gemeentepolitie en van de Nederlandse posterijen. Albrink jr.

1 A.v.

DE EERSTE WEKEN

werd gearresteerd; bij zijn vader, eigenaar van dc auto, werd huiszoeking gedaan. Berichten in de pers maakten van dat alles melding, koopman Blom werd er bij gehaald cn Albrink die zich in de ene leugen na de andere ver­ strikt had, legde een gedeeltelijke bekentenis af: ook van Olst werd gearres­ teerd. De justitie kwam te weten dat de twee koffers ten huize van inspecteur Gemmeke volgepakt waren; ook bij hem werd huiszoeking gedaan. Albrink en van Olst hielden vol dat het een onschuldige zaak was: op verzoek van een Duitse relatie, Gerken, hadden ze alleen maar requisieten gekocht voor een operette-opvoering in het Osnabrückse Stadttheater. Gerken was onvindbaar: hij wist na een avontuurlijke tocht tien dagen later via België naar Duitsland terug te keren. Ook Lalieu’s naam werd in de pers genoemd, o.m. in De

Telegraaf. Lalieu las die berichten in Antwerpen, reisde spoorslags naar Osna- brück, kreeg daar een, door de burgemeester bevestigde, schriftelijke ver­ klaring van de directeur van het Stadttheater dat hij, Lalieu, niets met die uniformzaak te maken had gehad en dat die uniformen waar dc Nederlandse pers vol van stond, trouwens alleen maar bestemd geweest waren voor een operette-uitvoering. Met die twee verklaringen trok Lalieu naar Amsterdam om er opgewonden zijn beklag te doen bij De Telegraaf. De politie werd gewaarschuwd, Lalieu werd gearresteerd, in zijn woning vond men een zakagenda met aantekeningen betreffende de observaties die hij in België en in het gebied van de Maginotlinie verricht had.

Hoe liep de zaak voor de betrokkenen a f !

Lalieu werd na een paar maanden vrijgelaten (spionage in een ander land was in Nederland niet strafbaar) maar begin mei '40 geïnterneerd (daarop komen wij nog terug); tijdens de bezetting bleef hij allerlei werkzaamheden voor de Abwehr verrichten. Van Olst zat nog in Amsterdam in arrest toen de Duitsers er binnenrukten; zij forceerden zijn vrijlating; nadien gedroeg hij zich, aldus zijn naoorlogs vonnis, ‘als volledig N S B ’er’. Gerken verscheen op 12 mei '40 onder de naam ‘dr. Miiller’ in het pas door dc Duitsers bezette Almelo, dwong er de directeur van het Huis van Bewaring om Albrink jr. wiens proccs samen met dat van van Olst op de 14de in Almelo gevoerd zou worden, vrij te laten en nam alle processtukken brutaalweg bij de officier van justitie in beslag. Inspecteur Gemmeke werd begin januari '40 uit de Amster­ damse politie ontslagen; hij bekleedde van augustus '40 a f de rang van

Hauptsturmführer der W affen-SS.1

1 Het in ’3 9 -’40 door de Nederlandse justitie ten aanzien van deze affaire opgc- bouwde dossier is niet teruggevonden. Gedeeltelijk werd de affaire gereconstrueerd ten behoeve van de naoorlogse berechting van Lalieu en van Olst, hetgeen bemoei­ lijkt werd door het feit dat Gerken en zijn superieur, het hoofd van de Abwehrstelle

H E T D U I T S B E S T U U R W O R D T V O O R B E R E I D

Gcrkens operatic, die mislukt was, bleef niet dc enige in haar soort. Er zijn aanwijzingen dat ook andere Duitsers in die tijd o f enige tijd later in het oosten cn zuiden van het land Nederlandse uniformen trachtten op te kopen, ‘in Enschede werd’, aldus Gerken, ‘het hoofddeksel, behorend bij de uniform van een marechaussee, bij de kapper waar hij zijn haar liet knippen, van dc kapstok gestolen.’1 Die latere gevallen, soms ook in de pers gesignaleerd,2 trokken niet zo sterk de aandacht als dat eerste, de ‘Denekampse smokkel- zaak’ . Albrink sr. was in Overijsel een prominent N S B ’er; wat in dc bladen te lezen stond, wekte o f versterkte bij menigeen het vermoeden dat N S B ’ers geneigd waren tot landsverradcrlijk optreden. Veiligheidshalve besloten de Nederlandse Spoorwegen medio november om voor het gehele personeel van hoog tot laag identiteitsbewijzen in te voeren, voorzien van pasfoto en handtekening. Andere maatregelen werden, voorzover ons bekend, niet ge­ nomen; Hitlers opzet werd in het algemeen niet doorzien, de listen cn lagen waar de Fiihrer verzot op was, vielen buiten het voorstellingsvermogen van dc meeste Nederlandse autoriteiten en van de Nederlandse burgerij.

W ij moeten nog even terugkeren naar Hitlers offensieve plannen zoals die op 19 en 29 oktober op schrift gesteld waren. Beide plannen behelsden de bezetting van Nederlands grondgebied. Hoe moest daar het bestuur inge­ richt worden en welke maatregelen moest men er nemen op de civiele sector» B ij vele generaals van dc Wehrmacht stond één ding voorop: de willekeur die zich voorgedaan had in Polen waar allerlei partij-instanties zich met het bestuur waren gaan bemoeien en de Einsatzgruppen van dc Sicher­

heitspolizei tot een barbaarse terreur overgegaan waren, moest in West- Europa, dus ook in Nederland, voorkomen worden. In de daar te bezetten gebieden zou derhalve ccn militair bestuur in het leven geroepen worden.

Münster, in 1947 cn '48 de fictie van de ‘operette-uitvoering’ volhielden. W ij gebruikten gegevens uit D oc I-5 19 (M. J . M . Gemmeke), 1000 (M. P. A . E. Lalieu) en 1259 (A . van Olst), berichten uit de Nederlandse pers van begin novem ber 1939 en een brief, 24 ju n i 1968, van R . Gerken, voorts Gerkens relaas ‘D e uniformsmok- kel en de G raaf van Luxem burg’ (De Telegraaf, 1 cn 3-7 maart 1969) dat op enkele ondergeschikte punten onjuistheden bevat.

1 R . Gerken in De Telegraaf, 6 maart 1969. 8 Vooruit, 8, 9, 15 nov. 19 39 ; Alg.

Handelsblad, 1 febr. 1940.

DE EERSTE WEKEN

De staf van de Heeresgruppe B die in Nederland zou binnenrukken, legde op 19 oktober (datum van de eerste Aufmarschanweisung) beginsel en motief duidelijk vast:

‘Es soll unter allen Umstanden die militarische Autoriteit in jeder Weise auch auj dem Verwaltungs- und Wirtschaftsgebiet gewahrt werden, um zu verhinderen, dass irgendwelche höheren zivilen- und Parteidienststellen ihre eigenen Wünsche und Absichten durch Einrichtungen besonderer Organisationen zur Geltung bringen können.’1

Daarvan uitgaand, werden allerlei regelingen voorbereid. ‘Fremde Staats-

oberhaupter’, zo heette het in een stuk van 24 oktober, ‘sind gegebenenfalls durch

eine Ehrenkotnpanie zu bewachen. Ihrer persönlichen Freiheit sind sie nicht zu berauben. Dasselbe gilt für den ehemaligen Deutschen Kaiser’2 - die in D oom woonde, vlak bij de Grebbelinie. De tweede Aufmarschanweisung, die van 29 oktober, behoefde voor koningin Wilhelmina en de ex-keizer niets te bepalen: in Nederland zou immers alleen de zuidelijke helft van Limburg bezet worden. Dat maakte in wezen geen verschil voor de algemene maat­ regelen die vast op schrift gesteld werden. De belangrijkste punten werden op 1 november door de chef van het Oberkommando der Wehrmacht, generaal Keitel, aan Hitler voorgelegd; de ijverige generaal schreef bij die gelegenheid Hitlers opmerkingen naast de voorstellen die in de Vortragsnotiz betreffende het bestuur van de te bezetten delen van Nederland, België en Luxemburg ontwikkeld waren. ‘Der Führer hat Kenntnis und ist einverstanden , kwam er boven te staan.

Ten aanzien van één hoogst belangrijk aspect, misschien wel het belang­ rijkste, had Hitler zelf moeten beslissen. In de Vortragsnotiz werd betoogd dat er twee mogelijkheden waren: hij kon, de drie westelijke buurstaten binnen­ rukkend, publiekelijk verklaren, ‘dass Staatshoheit und Grenzen der besetzten

Lander nicht angetastet werden sollen. Verneinung aller Annexionsabsichten’ -

o f hij kon besluiten tot 'offenlassen dieser Frage besotiders gegenüber Belgien

(Eupen-Malme'dy, Flamenfrage)’. Hitler koos nadrukkelijk dat laatste. Bij het kruisje dat zijn keus aangaf, schreef Keitel: ‘Fiihrer hat besonders bejaht’.

Met de ‘reine Militarvenvaltung’ ging Hitler graag accoord: hij had al moeilijkheden genoeg met zijn generaals; als zij op die Militarverwaltung gesteld waren, konden zij hun gang gaan - tenminste voorlopig. Evenmin had hij er bezwaar tegen, dat hun militair bestuur zich aan de bepalingen van het Haags Landoorlogreglement zou houden - bepalingen overigens die zijn 1 Heeresgruppe B, Oberquartienneister, Kriegstagebuch no. 1 , 19 okt. 1939 (CDI,

1.0 155). 8 Vortragsnotiz, 24 okt. 1939, van het OKH, Abt. L IV (OKW, Sammel-

H I T L E R S B E L E I D

militaire plannenmakers op hardhandige wijze interpreteerden: zo zouden sabotage, passief verzet en stakingen ‘mit aller Scharfe’ onderdrukt worden en in de landen die militair verzet boden, zou de gehele weerbare mannelijke bevolking geïnterneerd worden. ‘Ausbcututig des Landes im eittseitigen deut-

schen Interesse', zo heette het verder, ‘muss zurückgestellt werden’ , ‘die Landes-

presse braucht nicht unterdriickt zu werden. Zensur geniigt’ ( ‘Der Fiihrer zweifelt, dass das getuigen ivird! K .’ J, de radio-omroep moest daarentegen door het militair bestuur geheel overgenomen worden, eventueel kon men de radio­ toestellen in beslag nemen - Hitler vond alles best. Twee speciale wensen had hij nog: F a ll Gelb moest strikt geheim blijven, ‘Besprechungen mit anderen

Ministerien sollen keinesfalls stattfinden!!!’, legde generaal Keitel vast, en bij de passage waar weer sprake was van de ‘politische Begründung und Zielsetzung

der Besetzung’ tekende hij aan: ’macht der Fiihrer selbst’.1 Die woorden schreef Keitel op I november.

Acht dagen later, op de 9de, werden bij Venlo twee agenten van de Engelse geheime dienst over de grens gesleept die, van Nederland uit en met steun van Nederlandse collega’s, getracht hadden, bij te dragen tot de val van het Naziregime. Over de politieke motivering van zijn offensief dat, als het weer het toestond, nog in november ingezet zou worden, maakte Hitler zich na dat Venlo-incident geen zorgen meer: er was hem een argu­ mentatie in handen gespeeld die hij zorgvuldig zou bewaren om haar naar voren te brengen op een moment dat, naar hij hoopte, maximaal effect zou waarborgen.

1 Vortragsnotiz, 3 1 okt. 1939, van het O K H , Abt. L I V (O K W , Sammelmappe

‘Fall G elb’ , a.v., 2.5009-13).

H O O F D S T U K 3

In document 1939-1945 D E E L (pagina 79-86)