• No results found

DE NEUTRALITEIT ALS PROBLEEM

In document 1939-1945 D E E L (pagina 150-153)

hadden? Hadden niet juist kleine mogendheden als Nederland onder verwijzing naar datzelfde Handvest van de Volkenbond dat Churchill noemde, getracht, het systeem van collectieve veiligheid leven in te blazen en hadden niet juist Frankrijk en Engeland, door tc wijken voor de aggressie van Japan, Italië en Duitsland, die collectieve veiligheid ondermijnd? Engeland lag aan de andere kant van de Noordzee; Churchill, vond men, had gemakkclijk praten. Kleine mogendheden als Nederland zouden evenwel, zo zij zich bij de Geallieerden aansloten, een Duitse invasie uitlokken onder omstandigheden waarin effectieve hulp van Frankrijk en Engeland op zijn best twijfelachtig was. ‘Teveel verlangd’, zette het Algemeen Handelsblad boven een afwijzend commentaar. ‘Men heeft ons’, schreef het blad, ‘nooit werkelijke invloed gegeven op het verloop der ‘grote Europese politiek’ sedert Versailles. Men moet nu niet van ons vergen dat wij ons plotseling laten inschakelen, nu uit de wederzijdse fouten en wrijvingen der anderen een vuurzee is ontstaan.’ 1

D c Tijd meende dat de Geallieerden geen enkele opdracht hadden om zich als zaakwaarnemers der kleine neutralen op te werpen2, D e Maasbode sprak van ‘een onsympathieke rede’, gehouden door een ‘vaak hopeloos doordra­ vende patriot.’3 ‘ Selten’, constateerde de Duitse gezant tevreden, ‘dürften

Aussemngcn eines fiihrenden auslandischen Staatsmannes eine derart einmiitige und deutliche Zurechtweisung erfahren haben.’*

Tot die terechtwijzing kwam het ook op het Binnenhof.

Vier dagen nadat Churchill gesproken had, werd in de Eerste Kamer dc begroting van buitenlandse zaken behandeld. Er was vrijwel geen spreker die niet de gelegenheid te baat nam om zich van het betoog van de Engelse minister te distanciëren; menigeen wees daarbij op de fouten die bij de vrede na dc eerste wereldoorlog gemaakt waren; het katholieke Kamerlid van Lanschot zei, dat ‘een der oorzaken, zo niet de hoofdoorzaak van deze verschrikkelijke oorlog tc zoeken is in Versailles’5 - een regeling waar Nederland part noch deel aan had. Frankrijk en Engeland waren, zei de voorzitter van de SDAP, Koos Vorrink, ‘de hoofdschuldigen’ voor het

1 Algemeen Handelsblad, 22 jan. 1940. 2 Dc Tijd, 23 jan. 1940. 3 De Maasbode,

22 jan. 1940. 1 Brief, 24 jan. 1940, van de Duitse gezant, Den Haag, aan het Auswartige Amt (FO/SD, 203238-39). 5 Staten-Generaal, Eerste K am er: Handelin­ gen 1939-1940, p. 159. Minister van Kleffens hield diegenen die voortdurend over

Versailles jammerden, terecht in zijn antwoord ‘pro m em orie’ voor, ‘dat hetgeen vóór 19 18 bekend was geworden omtrent Duitse oogm erken in geval van een Duitse overwinning, weinig goeds beloofde.’ (a.v., p. 173).

D E E E R S T E K A M E R O V E R C H U R C H I L L

politiek verval van de Volkenbond, het was wel ‘zeer te betreuren dat de heer C hu rch ill. . . zozeer de historische feiten uit het oog heeft verloren . . . Hij heeft ook zijn eigen zaak geen goede dienst bewezen.’ 1 ‘Deze oorlog’ , betoogde de anti-revolutionaire senator prof. Anema,

is cen particuliere oorlog voor nationale belangen dic door Engeland aanvaard is alleen ter oorzake van die nationale belangen en op het ogenblik dat men dit zelf gewenst achtte, en als men dus tot ons komt met de eis om mee te doen, dan kan op die eis alleen een vonnis van niet-ontvankelijkheid worden geveld.’

Was daar nu alles mee gezegd ? Anema meende van niet. ‘Heeft’, vroeg hij, ‘deze oorlog dan geen betekenis voor de cultuur en voor het recht en voor de onafhankelijkheid van de kleine staten? Men zou wel blind en dwaas moeten zijn tegelijk, wanneer men dergelijke dingen ging beweren.’

Er was, aldus Anema, eigenlijk alle reden voor een collectiviteit van staten om actief op te treden - maar die collectiviteit bestond niet. O ok Amerika, de grote buitenstaander, greep niet in

-dan is het zeker niet de plicht van Nederland, dat op eigen houtje te gaan doen. Het enige gevolg zou zijn, dat het zichzelf alle ellende van de oorlog op de hals haalde en in Europa de toch al zo grote verwarring en de onrechtmatige ver­ houdingen nog meer zouden vermeerderen.’2

Minister van Kleffens, de sprekers beantwoordend, wees Churchills beroep op de neutralen met een enkel woord a f - hij vermeldde Churchills naam niet eens. Zich bij Anema cn anderen aansluitend, achtte hij het ‘niet nodig . . . hier meer te doen dan het bestaan voor Nederland van een rechts­ plicht o f van een morele plicht tot deelneming aan de oorlog nog eens scherp te ontkennen. Wij hebben er voor gezorgd vrij te staan en van die vrijheid ge­ bruik makend, houden wij . . . vol, dat . . . onze weloverwogen taak is: eigen erf in eigen hand; geen aansluiting bij anderen. Dat is een positieve houding en positieve politiek, en het voeren van die politiek is ons goed recht.’3

In één opzicht dekten deze betogen het denkbeeld niet dat Churchill geopperd liad. Hij had er niet op aangedrongen dat ö f Nederland ö f België ö f Denemarken ö f Zuid-Slavië o f het niet-genoemde Amerika zich geïso­ leerd aan de zijde van Frankrijk en Engeland zou scharen - hij had gerept van 'united action . Daar had hij persoonlijk ook alle recht toe: sinds '35 was hij steeds klemmender voor de collectieve veiligheid opgekomen. 1 A.v., p. 162. 2 A.v., p. 164-66. 3 A.v., p. 171.

DE NEUTRALITEIT ALS PROBLEEM

Intussen was het denkbeeld van gemeenschappelijke actie in de omstandig­ heden van begin '40 niet meer dan een vrome wens. Voorzover er in de jaren '30 in Europa van bereidheid tot collectief optreden sprake geweest was, hadden inderdaad in de eerste plaats Frankrijk en Engeland die bereidheid ondermijnd. Churchills brede alliantie was politiek niet te verwezenlijken - militair evenmin: geen van de door hem genoemde kleine mogendheden wierp op dat gebied enig gewicht in de schaal. En waar moesten zij het vertrouwen uit putten dat gemeenschappelijke operatics succes zouden heb­ ben? D e strategie der Geallieerden was zuiver defensief; Frankrijk had een groot leger op de been en deed er niets mee, het Engelse leger verkeerde nog in een pril stadium van opbouw. Bovendien was al in twee gevallen pijnlijk gebleken dat de Geallieerden niet bij machte waren, aan slachtoffers van aggressie hulp te bieden. Polen was het eerste slachtoffer geweest: in enkele weken was het onder de voet gelopen. En eind novem ber '39 werd Finland het tweede - slachtoffer van aggressie door Duitslands bondgenoot de Sowjet-Unie.

Hier moeten wij kort bij stilstaan. W at was geschied?

Zijn alliantie met Stalin sluitend, had Hider de Russische dictator het recht gegeven, ten aanzien van de drie kleine Baltische republieken Esdand, Letland en Litauen alsmede ten aanzien van het grotere Finland te doen wat hem goed dacht. Stalin zette er haast achter. Onder de dreiging van een Rus­ sische invasie legden de regeringen van Estland, Ledand en Litauen zich bij een bezetting door Russische troepen neer - dat werd alles nog in de eerste helft van oktober geregeld. Toen waren de Finnen aan de beurt. Zij wei­ gerden evenwel voor de Russische eisen te bukken. Dus gingen de Russen na zes weken onderhandelen eind november tot de militaire aanval over; drie dagen na het begin daarvan erkenden zij een nieuw, in de Sowjet-Unie opgericht cn aldaar gevestigd Fins bewind dat geleid w erd door de commu­ nist Otto Kuusinen die in ’ i8 na een mislukte communistische opstand uit Finland naar de Sowjet-Unie gevlucht was en in M oskou vele jaren een der secretarissen van de Communistische Internationale geweest was. Dat nieuwe bewind verrichtte geen andere regeringsdaad dan dat het Stalin op papier alle rechten schonk die hem door dc eigenlijke Finse regering geweigerd waren. Met die weigering had Stalin geen rekening gehouden: het geïm­ proviseerde offensief dat hij zijn troepen Het inzetten, liep spoedig dood op de hardnekkige Finse verdediging. Finland deed een beroep op de Volken­ bond; dat leidde er toe dat de Sowjet-Unie, als aggressor gebrandmerkt, medio december uit de bond gestoten werd. Belangrijke militaire o f poli­ tieke hulp aan Finland bleef evenwel achterwege.

In document 1939-1945 D E E L (pagina 150-153)