• No results found

Landelijk verbod kansspelautomaten laagdrempelige horeca

In document Verslingerd aan meer dan een spel (pagina 159-162)

7.4 Maatregelen gericht op de omgeving

7.4.2 Landelijk verbod kansspelautomaten laagdrempelige horeca

In de herziening van de speelautomatentitel (2000) werd de beleidsvrij-heid die gemeenten sinds 1986 hadden ten aanzien van plaatsings- en vestigingsbeleid voor kansspelautomaten ingeperkt door de landelijke invoering van het verbod op het aanbieden van kansspelen in de laagdrem-pelige horeca, ook wel ‘2-0-0-beleid’ genoemd. De 2-0-0-norm hield in dat maximaal twee kansspelautomaten in een hoogdrempelige horeca-gelegenheid geplaatst mochten worden, op andere locaties (snackbar, sportkantine) mochten geen kansspelautomaten meer worden geplaatst. Voor sommige gemeenten betekende dit dat er meer aanbod werd toege-staan dan voorheen (Nijmegen voerde bijvoorbeeld een 1-0-0-beleid), voor andere gemeenten betekende het een inperking van het aanbod (Den Haag voerde een 2-2-0-beleid). De verantwoordelijkheid voor toezicht op naleving van dit 2-0-0-beleid bleef op gemeentelijk niveau liggen.

Aanname: jongeren mogen niet terloops in aanraking komen met kansspel-automaten

De aanname achter de invoering van een landelijk 2-0-0-beleid was dat jongeren binnen de horeca (en met name snackbars) terloops met kansspelen in aanraking kunnen komen. Eerder is al beschreven dat dit mogelijk risico’s met zich meebrengt op het ontwikkelen van kansspel-problematiek op latere leeftijd.

Effecten van 2-0-0: afname hulpzoekende jongeren

Hoewel er veel verschillende verklaringen gegeven worden voor de daling in het aantal hulpvragers sinds 1995 menen de meeste sleutelinformanten dat het 2-0-0-beleid een zeer belangrijke rol speelde bij de daling in het aantal jongere hulpzoekers.

Over het algemeen zijn de sleutelinformanten van mening dat het 2-0-0-beleid een zinvolle maatregel was. Toch worden er een aantal knelpunten genoemd ten aanzien van de horeca, die door het 2-0-0-beleid niet of niet in voldoende mate zijn opgelost.

Het belangrijkste kritiekpunt dat uit de interviews naar voren komt met betrekking tot preventie in de horeca, is dat het beleid voortborduurt op veronderstelde effecten van genomen maatregelen, in plaats van op bewezen effecten. Men doelt hier onder meer op het ontbreken van effect-evaluaties (op enkele lokale studies na). Belangrijk hierbij is herhaling van onderzoek, omdat bij ontwikkeling van kansspelproblematiek sprake is van een vrij lange incubatietijd.

Een aantal van de sleutelinformanten heeft twijfels over de manier waarop verantwoordelijkheden verdeeld zijn als het gaat om ontwikke-ling van preventie in de horeca. Sommige sleutelinformanten noemen de houding van de horecabranche ‘passief’, de horecabranche zou meer initiatief kunnen nemen in het ontwikkelen van een preventieaanbod. Anderen menen dat initiatieven uit de horecabranche te waarderen zijn, maar dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor ontwikkeling van preventie bij gemeenten of overheid hoort te liggen.

Een onbedoeld neveneffect van het 2-0-0-beleid was dat ondernemers de inrichting van hun zaak aanpasten aan de wettekst. Zo werden sommige horecagelegenheden ‘heringericht’: bijvoorbeeld door in een afhaalrestaurant een gedeelte in te richten als restaurant, zodat daar dan een kansspelautomaat geplaatst kon worden. Volgens de sleutelin-formanten was dit mogelijk doordat begrippen als ‘hoogdrempelig’ en ‘laagdrempelig’ in de huidige Wet op de kansspelen niet scherp genoeg zijn afgebakend. Dit leidt volgens hen nog steeds tot discussies tussen gemeenten en exploitanten, met de nodige administratieve rompslomp als gevolg (veel vragen van exploitanten en bezwaarschriften over door gemeenten genomen beslissingen).

Andersom constateren sommige sleutelinformanten dat gemeenten soms zelf ook de definities van deze begrippen ruim opvatten, er worden

volgens Verispect soms vergunningen afgegeven voor aanbieders die eerder als laagdrempelig dan als hoogdrempelig aangemerkt zouden moeten worden.

Een ander neveneffect van het 2-0-0-beleid dat de sleutelinformanten noemden, was dat in de laagdrempelige horeca behendigheidsautomaten verschenen die met een druk op de knop in een kansspelautomaat konden veranderen. Ook werden kansspelen aangeboden middels ‘internetzuilen’. Inmiddels zijn deze pogingen de wet te omzeilen volgens de sleutelinfor-manten effectief bestreden.

Een laatste neveneffect dat de sleutelinformanten noemden, was dat een deel van de jongeren elders is gaan spelen: in de hoogdrempelige horeca, amusementscentra of illegaal (onder meer op internet). Sommige sleutelinformanten menen dat dit wellicht meer risicovol is, omdat in de laagdrempelige horeca een grotere sociale controle mogelijk is dan in de andere genoemde gelegenheden. De sleutelinformanten kunnen geen inschatting maken van de omvang van deze verplaatsingseffecten als gevolg van de instelling van het landelijke 2-0-0-beleid.

Aanbevelingen ten aanzien van de horeca

Aanbevelingen die voor de bovengenoemde knelpunten gegeven worden, zijn:

– een beter afgebakende omschrijving van de begrippen hoogdrempelig en laagdrempelig in de Wet op de kansspelen;

– de introductie van de eerdergenoemde age key; – intensievere controle en toezicht door de gemeente; – meer en betere training van horecapersoneel;

– een totaal verbod op aanbieden van kansspelen in de horeca. De meeste van de genoemde aanbevelingen zijn in de voorgaande paragrafen al gedaan met betrekking tot daar besproken maatregelen. Hieronder wordt ingegaan op de voor- en nadelen van de meest extreme aanbeveling: een 0-0-0-beleid voor de horeca.

De sleutelinformanten die voor deze optie pleiten, menen dat hiermee veel van de eerdergenoemde knelpunten opgelost worden: de risico’s voor jongeren, problemen met betrekking tot de leeftijdscontrole, de geringe betrokkenheid van de horecabranche bij preventie van kansspelversla-ving en verplaatsing naar de horeca van probleemspelers ten tijde van een beschermende maatregel. Zij menen dat er genoeg legaal aanbod overblijft om te voorkomen dat men in het illegale circuit zou gaan spelen. Verschillende sleutelinformanten menen echter dat spelers in het

algemeen en jongeren in het bijzonder in de horeca niet zoveel risico lopen dat een totaalverbod voor exploitatie van kansspelautomaten in de horeca noodzakelijk is, omdat de Nijpels-automaten minder risico-vol geacht worden dan andere kansspelautomaten en er grotere sociale controle is dan in amusementscentra of Holland Casino.

Enkele respondenten menen dat gokken en horeca van oudsher met elkaar verbonden zijn. Verbieden is volgens hen daarom niet meer haalbaar en zal problemen met handhaafbaarheid opleveren. De discussie hierover zou pas weer geopend kunnen worden als zou blijken dat de risico’s in vergelijking met spelen in amusementscentra of Holland Casino aanzien-lijk zijn.

Sleutelinformanten noemen als alternatief voor een 0-0-0-beleid het opstellen van speelautomaten door een door de overheid gecontroleerde en bestuurde aanbieder; het spelaanbod kan worden aangepast en zaken als een spelerspas kunnen eenvoudig worden geïmplementeerd. Anderen geven de voorkeur aan een 1-0-0-beleid omdat de leeftijdscontrole en het aanspreken van spelers dan makkelijker te realiseren is.

In document Verslingerd aan meer dan een spel (pagina 159-162)