• No results found

Ex-risicospelers en ex-probleemspelers

In document Verslingerd aan meer dan een spel (pagina 132-138)

6.5 Recreatieve kansspelautomatenspelers?

6.5.3 Ex-risicospelers en ex-probleemspelers

Zoals hiervoor is gebleken, lopen de meningen over de vraag of probleem-spelers ooit werkelijk van hun verslavingsprobleem af zullen komen, uiteen. Daarom gaan we allereerst na of het de respondenten uit de face-to-face-interviews is gelukt om van hun kansspelverslaving of van risicovol speelgedrag af te komen. We concentreren ons daartoe op de

groep voormalige risicospelers (30 respondenten) en de groep voorma-lige probleemspelers (39 respondenten). Mensen uit deze groepen zijn er in wisselende mate in geslaagd hun kansspelproblemen het hoofd te bieden, en zijn dus in zekere zin hersteld van hun eerdere problemen met kansspelen.

Een deel van de voormalige probleemspelers heeft overigens nog steeds problemen met spelen (of met de consequenties daarvan) en kan nog steeds als risicospeler worden beschouwd. Een ander deel van de voorma-lige probleemspelers gokt nog wel maar heeft daar geen (SOGS 0) of alleen nog geringe problemen (SOGS 1-2) mee. Het derde en kleinste segment van de voormalige probleemspelers is helemaal gestopt met gokken. Als ook de voormalig risicospelers in de analyse worden betrokken, kunnen de volgende vijf groepen spelers worden onderscheiden waarbij sprake is van herstel van eerdere gokproblemen of van risicovol speelgedrag: – risicovolle ex-probleemspeler (n=13): ooit probleemspeler, het afgelopen

jaar risicospeler;

– recreatieve ex-probleemspeler (n=23): ooit probleemspeler, het

afgelopen jaar recreatieve speler (nog wel aan kansspelen deelgenomen maar geen of alleen geringe problemen daarmee);

– niet-spelende ex-probleemspeler (n=3): ooit probleemspeler, het afgelopen jaar niet aan kansspelen deelgenomen;

– recreatieve ex-risicospeler (n=30): ooit risicospeler, afgelopen jaar recreatieve speler;

– niet-spelende ex-risicospeler (n=0): ooit risicospeler, het afgelopen jaar niet aan kansspelen deelgenomen.

De laatstgenoemde groep, de niet (meer) spelende voormalige risico-spelers, is niet aangetroffen. Maar daar is net als bij de derde groep ook niet specifiek naar gezocht. Alle voormalige risicospelers in dit onderzoek hebben het afgelopen jaar dus aan één of meer kansspelen deelgenomen. 3 van de 13 ex-risicospelers hebben in het afgelopen jaar niet meer aan short-odds-kansspelen deelgenomen (mogelijk hebben ze wel in de loterij gespeeld; die is hier buiten beschouwing gelaten).

De belangrijkste constatering is evenwel dat bij ongeveer de helft (39 respondenten) van de respondenten die ooit problemen met

kans spelen hebben of hebben gehad (in totaal 81 respondenten), sprake is geweest van herstel. Van de respondenten die ooit risicospeler zijn geweest (in totaal 47 respondenten) is bij twee derde (64%) sprake geweest van een herstel in de zin dat ze het afgelopen jaar als recreatieve speler waren te kenmerken. Hoewel het misschien niet altijd even makkelijk zal zijn om van kansspelproblemen af te komen, kunnen we op basis van deze gegevens in ieder geval concluderen dat het wel mogelijk is om van een kansspelverslaving af te komen en/of op een meer gecontroleerde wijze aan kansspelen deel te nemen.

6.6 Resumé

Problemen met kansspelen kunnen op tal van manieren worden voorko-men. Zo is bijvoorbeeld een leeftijdsgrens gesteld van 18 jaar om aan kansspelen deel te nemen. Deze vorm van preventie lijkt zinvol te zijn. Naarmate spelers op jongere leeftijd in aanraking komen met kansspelen, zien we vaker dat ze op latere leeftijd problemen daarmee hebben.

Ook spelers zelf zijn zich bewust van de risico’s van kansspelen en passen bepaalde preventieve maatregelen of zelfcontroletechnieken toe om hun speelgedrag in de hand te houden, problemen te voorkomen of problemen het hoofd te bieden. Ze laten bankpasjes thuis, geven hun portemonnee in beheer bij iemand anders, ze stoppen met spelen bij een bepaald verlies of bij een bepaalde winst.

Ook de kansspelbranche voert een actief beleid ter voorkoming van kansspelverslaving. Een preventieactiviteit die door de branche vaak in samenwerking met de hulpverlening wordt uitgevoerd, is de versprei-ding van preventiemateriaal. Uit het onderzoek blijkt dat deze folders bij ongeveer de helft van de spelers bekend zijn. Een kwart van de spelers heeft de folder gelezen en is bij 5% van de spelers van invloed geweest op het speelgedrag.

Personeel van Holland Casino en de amusementscentra wordt getraind in het herkennen en aanspreken van probleemspelers. In Holland Casino worden alle bezoekers die vaker dan acht keer per maand komen en jongeren systematisch aangesproken. Ongeveer de helft van de spelers meent dat van het aanspreken door het personeel een matigende werking uitgaat.

Een uniek element in het preventiebeleid van Holland Casino en de amusementscentra is dat spelers op vrijwillige basis een entreeverbod, bezoekbeperking of plaatsing op een witte lijst kunnen aanvragen. De bekendheid met het entreeverbod in Holland Casino is groter dan de bekendheid met de witte lijst in de amusementscentra. Van de probleem-spelers en risicoprobleem-spelers is 83% op de hoogte van de mogelijkheid van de bezoekbeperkende maatregelen bij Holland Casino. Voor de amusements-centra geldt dat 59% van de risico- en probleemspelers op de hoogte is van het bestaan van de witte lijst. Hoewel de bekendheid met de witte lijst in de amusementscentra lager is dan de bekendheid met het entreeverbod in Holland Casino laat in de amusementscentra een groter deel van de probleemspelers zich daadwerkelijk op de witte lijst plaatsen. 13% van de probleemspelers heeft een beschermende maatregel in Holland Casino getroffen terwijl dit voor 20% van de probleemspelers in de amusements-centra geldt.

De meeste probleemspelers waren tevreden over de beschermende maatregel die ze hadden genomen.

Twee derde van de respondenten die bij Holland Casino een bescher-mende maatregel hadden aangevraagd, was daar tevreden over. De helft

speelde ten tijde van het entreeverbod wel op andere locaties (vooral in de amusementscentra en de horeca).

Eveneens een ruime meerderheid (80%) van de personen die zich op een witte lijst van een amusementscentra hadden laten plaatsen was daar tevreden over. Driekwart speelde ten tijde van de witte lijst elders (vooral in andere amusementscentra en in de horeca).

land die centraal stonden in de voorgaande hoofdstukken, genereren informatie met behulp waarvan de verschillende actoren in het Neder-landse kansspelbeleid lijnen uit kunnen zetten voor de toekomst. In dit hoofdstuk staan de derde en de vierde hoofdvraag van dit onderzoek centraal:

– Hoe werkt het huidige beleid met betrekking tot kansspelverslaving, welke aannames liggen aan de werking van het beleid ten grondslag en wat zijn volgens betrokken partijen de sterke kanten en de beperkingen van het huidige (op het moment van meting) preventiebeleid?

– Hoe kan de universele, selectieve en geïndiceerde preventie van kansspelverslaving worden verbeterd om verslavingsproblemen zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken?

Op basis van bestaande documenten en literatuur is een itemlijst opgesteld van onderwerpen die ter evaluatie voorgelegd zijn aan 22 sleutelinformanten uit verschillende disciplines. De informanten zijn gekozen op basis van hun expertises en achtergrond, variërend van overheid, toezichthouder, branchevereniging, exploitanten, hulpverlening tot (ex-)spelers.34 Er vonden vier ronden van dataverzameling plaats,35 naar het model van de in bijlage 1 beschreven RAR-methode: literatuur-studie, interviews met sleutelinformanten, een focusbijeenkomst met een deel van de sleutelinformanten en een feedbackronde waarin de tussenrapportage weer aan alle sleutelinformanten werd voorgelegd. Het belangrijkste doel van de gebruikte methode was de onderwerpen vanuit zo veel mogelijk invalshoeken te belichten. Zo is een klimaat gecreëerd waarin door uitwisseling van gezichtspunten nieuwe oplossingen en ideeën konden ontstaan. Dit resulteerde in een overzicht van de kennis en meningen die in het veld en bij de overheid aanwezig zijn en inzicht in de mate waarin consensus bestaat over de onderwerpen.

De werking van het kansspelbeleid wordt in dit hoofdstuk beschreven aan de hand van een evaluatie van de beleidsuitgangspunten en de organi-satie van het overheidsbeleid, gevolgd door een evaluatie van de effecten van de belangrijkste beleidsmaatregelen die sinds 1986 genomen zijn ter voorkoming van kansspelverslaving. Per onderwerp wordt beschre-ven welke aannamen volgens de sleutelinformanten aan het beleid ten grondslag liggen, welke knelpunten zij signaleren en welke aanbevelingen

34 Er zijn medewerkers/afgevaardigden geïnterviewd van de ministeries van VWS en Justitie, het College van toezicht op de kansspelen, GGZ Nederland, AGOG (Midden Nederland en Zuid Holland), Assisa Consultancy, De Grift), Security and Risc Control (Holland Casino), de VAN Speelautomaten Branche-organisatie (afdelingen Amusementscentra en Horeca), Scientific Games Racing BV, De Nederlandse Staatsloterij, Verispect (inspectiebedrijf dat namens de rijksoverheid toezicht houdt op de naleving van de IJkwet, de Wet op de kansspelen en de Waarborgwet), KEMA, gemeenten (VNG en gemeente Assen), eigenaren/directeuren van renbanen, drafcentra, wedkantoren, exploitant van krasloten, actiecomité Gokhal Nee (Zwolle), Stichting Voorkom en (ex-)probleemspelers.

zij doen ter verbetering van het preventiebeleid. Dit hoofdstuk bevat overigens geen uitputtende evaluatie van alle onderdelen van het kansspelbeleid, maar is een weerslag van de meningen van sleutelinfor-manten over aspecten van het beleid die volgens hen voor verbetering vatbaar zijn.

Een belangrijke bevinding is dat slechts enkele van de aannamen achter het Nederlandse kansspelbeleid volgens de sleutelinformanten gebaseerd zijn op feiten of wetenschappelijke kennis. Een ander veelgenoemd knelpunt is de gemeentelijke diversiteit met betrekking tot het vesti-gings- en plaatsingsbeleid en (mede hierdoor) een gebrek aan eenduidige, landelijk geldende beleidslijnen. Een sterke kant van het kansspelbeleid is dat branche, hulpverlening en gemeenten input leveren bij de preven-tieontwikkeling. Een nadeel hiervan is volgens de sleutelinformanten echter dat kansspelbeleid totstandkomt in het spanningsveld van expan-sie van aanbod en de beheersing of inperking hiervan. Dit heeft volgens hen als gevolg dat er (te) grote verschillen zijn in de kwaliteit van het preventiebeleid van verschillende aanbieders. Ook wordt er volgens sommige sleutelinformanten niet genoeg samengewerkt tussen aanbie-ders onderling. Aanbevelingen die de sleutelinformanten noemden waren: rationelere beleidsvorming, gestoeld op onderzoek naar determinanten van kansspelverslaving en effectevaluaties van uitgevoerde maatregelen, meer eenduidigheid in regelgeving, duidelijker richtlijnen voor verdeling van en toezicht op verantwoordelijkheden voor preventieontwikkeling en meer samenwerking tussen aanbieders van kansspelen bij het ontwikke-len van preventieactiviteiten.

7.1 Uitgangspunten en organisatie van het Nederlandse kansspelbeleid

In document Verslingerd aan meer dan een spel (pagina 132-138)