• No results found

6 Ervaringen met gebiedsverboden

6.6 Kortom

6.6.1 Wensen van slachtoffers en nabestaanden

Uit de interviews komt sterk naar voren dat slachtoffers en nabestaanden elk verschil-lende wensen en zienswijzen hebben over de invulling van de v.i., VB en GVM: er is geen ‘gemiddeld’ slachtoffer. Desalniettemin spelen bepaalde factoren in het bijzonder een rol bij hun wensen over gebiedsverboden. Als het delict ernstiger is, als slacht-offers of nabestaanden en daders bekenden van elkaar zijn en als er minderjarige slachtoffers bij betrokken zijn, wensen betrokkenen vaak gebiedsverboden. Hoe meer slachtoffers en nabestaanden zich gedurende het strafproces erkend hebben gevoeld, hoe minder vaak zij een (stringent) gebiedsverbod wensen. Slachtoffers en nabestaan-den wensen vaak in ieder geval een gebiedsverbod voor hun woonomgeving en in geval van slachtoffers of nabestaanden en daders die elkaar kennen komt de werk-omgeving en/of school en/of locaties waar hobby’s worden uitgevoerd daarbij.

Dit kan echter op gespannen voet staan met de oplegging van een gebiedsverbod, omdat men daarmee in veel gevallen het adres van slachtoffers en nabestaanden kenbaar maakt. Dit is niet altijd het exacte adres, maar wel de omgeving waarin slachtoffers en nabestaanden zich bevinden. De derde factor is de mate waarin slacht-offers en nabestaanden zich gedurende het strafproces erkend hebben gevoeld,

hetgeen deel uitmaakt van de procedurele rechtvaardigheid. Men denke aan een goede begeleiding tijdens het strafproces en het kunnen uitoefenen van het spreekrecht. Hoe meer slachtoffers en nabestaanden zich gedurende het strafproces erkend hebben gevoeld, hoe minder vaak zij een (stringent) gebiedsverbod wensen. Verder uiten ouders van slachtoffers die ten tijde van het delict minderjarig waren regelmatig beschermingsbehoeften namens en voor hun kinderen. Slachtoffers en nabestaanden wensen vaak in ieder geval een gebiedsverbod voor hun woonomgeving en in geval van slachtoffers of nabestaanden en daders die elkaar kennen komt de werkomgeving en/of school en/of locaties waar hobby’s worden uitgevoerd daarbij.

108 Deelname aan herstelbemiddeling is via Perspectief Herstelbemiddeling, een zusterorganisatie van Slachtofferhulp Nederland, wel kosteloos voor betrokkenen, omdat het ministerie van Justitie en Veiligheid deze dienstverlening financiert (zie ook www.perspectiefherstelbemiddeling.nl, laatst geraadpleegd op 26 september 2022).

6.6.2 Informatievoorziening en inventarisatie slachtofferwensen

Het IDV is over het algemeen verantwoordelijk voor de informatievoorziening en voor de inventarisatie van beschermingsbehoeften gedurende het strafproces. Daarnaast zijn het digitale platform het slachtofferportaal en het slachtofferloket bronnen van informatie voor slachtoffers en nabestaanden. Het IDV bevraagt de slachtoffers per brief over hun beschermingsbehoeften, waarop zij binnen 10 dagen dienen te rea-geren. Als dit niet gebeurt, worden er meestal geen beschermingsbehoeften bekend.

Het IDV voorziet slachtoffers en nabestaanden over informatie over de tenuitvoerleg-ging van de tbs-maatregel, tot aan de beslissing tot VB. Daarna ligt dit bij het lokale parket. Deze splitsing zorgt er volgens de respondenten voor dat slachtoffers en nabestaanden niet altijd goed weten bij wie ze terechtkunnen indien ze vragen hebben. Voorafgaand aan de v.i. inventariseert het IDV eveneens behoeften bij slachtoffers en nabestaanden. Nadien koppelt het IDV de beschermings-behoeften terug aan OM, P.I., dan wel fpc.

6.6.3 Reclasseringsadvies en -toezicht

Ten behoeve van de beslissing over zowel de v.i., de VB als de tenuitvoerlegging van de GVM, brengt de reclassering een advies uit aan het OM. De reclassering adviseert, overeenkomstig aan de wensen van slachtoffers en nabestaanden, vaak gebieds-verboden op te leggen in geval van ernstige gewelds- of zedendelicten. Verder hangt een reclasseringsadvies tot een gebiedsverbod samen met de relatie tussen slacht-offers of nabestaanden en daders, waarbij voor aanwijsbare slachtslacht-offers en nabe-staanden vaker een gebiedsverbod wordt geadviseerd. Als het slachtoffer willekeurig was, bijvoorbeeld de toevallige medewerker van een overvallen tankstation, of als dader en slachtoffer elkaar nooit fysiek hebben ontmoet, zoals bij oplichtingen via Marktplaats, ligt een gebiedsverbod minder voor de hand, omdat de delicten niet specifiek tegen hen gericht waren. Met de oplegging van een gebiedsverbod kan soms het woonadres, dat mogelijk nog onbekend is, juist wel kenbaar worden. Daarmee moet er een afweging worden gemaakt tussen de beschermingsnoodzaak en het bekend worden van het adres.

De afweging tussen de belangen van de dader en slachtoffers en nabestaanden wordt door de reclasseringsmedewerkers wisselend meegewogen in het reclasseringsadvies.

Enkele respondenten bij de reclassering stellen zo slachtofferbewust mogelijk te werken, terwijl anderen slachtofferwensen minder betrekken bij hun adviezen. De reclassering bekijkt een en ander vooral vanuit het perspectief van de dader, omdat de resocialisatie en re-integratie van de dader centraal staan. Daardoor kunnen bescher-mende factoren bij de dader, zoals familie of een adequate dagbesteding of werk, waarvoor de dader in het verboden gebied dient te zijn, meewegen in de advisering over een gebiedsverbod. In sommige gevallen worden door slachtoffers en nabestaan-den gewenste gebiedsverbonabestaan-den daardoor beperkt. Met meer persoonlijke wensen van de dader, zoals het uitoefenen van een hobby, wordt minder tot geen rekening gehouden.

Indien de reclassering overweegt om EM te adviseren, wordt een EM-deeladvies ge-schreven waarvoor onder meer informatie wordt ingewonnen bij de wijkagent en een huisonderzoek wordt uitgevoerd. Volgens de respondenten bij de reclassering wordt bij het leeuwendeel van alle gebiedsverboden EM geadviseerd, zeker als het gaat om ernstige gewelds- en zedendelinquenten. De EM vergemakkelijkt de handhaving van gebiedsverboden zodanig sterk dat de respondenten een gebiedsverbod zonder EM veelal niet handhaafbaar en onwenselijk achten. Bij verboden om zich te begeven in

algemeen omschreven gebieden, zoals kinderrijke omgevingen, kan geen EM worden geadviseerd, omdat daarbij geen sprake is van een specifiek adres of een geografisch omlijnde omgeving. Dit is wel nodig om een verboden gebied aan te kunnen duiden en te kunnen controleren met een enkelband.

Wanneer er een gerichte dreiging bestaat tegen te beschermen personen of wanneer er direct gevaar zou ontstaan wanneer het slachtoffer en de dader elkaar tegenkomen, overweegt de reclassering EM met politietoezicht. In dat geval ziet het gebiedsverbod op een straal van minimaal 5 kilometer rondom het woonadres van het slachtoffer, waarbij de politie naar het slachtoffer rijdt wanneer het verbod wordt geschonden.

In het najaar van 2022 is de reclassering bezig met de voorbereiding van een pilot rondom het slachtoffer device. Dit is een apparaat dat het slachtoffer met zich mee-draagt dat contact maakt met de enkelband van de dader, zodra zij elkaar naderen.

Het slachtoffer device zal mogelijk kunnen bijdragen aan het voorkomen van confron-taties buiten het verboden verklaarde gebied.

6.6.4 Slachtoffervertegenwoordigers

Advocaten en medewerkers van SHN kunnen slachtoffers en nabestaanden bijstaan als er een ernstig delict is geweest. Deze bijstand eindigt in principe met het onher-roepelijk worden van de rechterlijke uitspraak, waardoor slachtoffers en nabestaanden meestal niet bijgestaan worden tijdens de tenuitvoerlegging van de straf en/of maat-regel. Juist in deze fase, met meer vrijheden voor de justitiabele tijdens verlof en voorwaardelijke invrijheidstelling, kan er zowel een informatie- als ook beschermings-behoefte bestaan. Slachtofferadvocaten ontvangen echter geen vergoeding meer voor bijstand in deze fasen, wat het bieden van ondersteuning bemoeilijkt. Ook is de executiefase van een straf en/of maatregel in een ernstige zaak vaak van lange duur, wat eveneens de continuïteit van de informatievoorziening en de bijstand bemoeilijkt.

Eerdere betrokkenen wisselen bijvoorbeeld van baan of taakverdelingen binnen organi-saties veranderen. De informatievoorziening naar en de mate waarin slachtoffers en nabestaanden worden betrokken bij een strafzaak is de afgelopen jaren toegenomen en verbeterd.

6.6.5 Oplegging door de CVv.i./rechter

De CVv.i. is belast met de oplegging van de v.i. en de daaraan te verbinden voor-waarden. Met de oplegging van bijzondere voorwaarden bij de v.i. beoogt de CVv.i.

enerzijds het recidiverisico in te perken en anderzijds de (potentiële nieuwe) slacht-offers en nabestaanden te beschermen. In geval van zeden- of ernstige gewelds-delicten, of delicten gepleegd tegen slachtoffers die bekenden waren van de dader, wordt meestal een gebiedsverbod opgelegd. Uit de interviews blijkt dat de CVv.i. de wensen van de slachtoffers en nabestaanden centraal stelt. Verder vormen de rechten en belangen aan de kant van de dader soms een reden om van het gewenste gebieds-verbod af te wijken. Indien de dader in het kader van zijn resocialisatie terug wil keren naar zijn woonplaats of de woning waar ook zijn partner en kinderen wonen, wat regelmatig voorkomt, terwijl het slachtoffer in diezelfde omgeving woont, zal de CVv.i.

bijvoorbeeld bekijken of zowel bescherming van het slachtoffer als ook de terugkeer van de dader bij zijn gezin mogelijk is. Net zoals de reclassering houdt de CVv.i.

weinig tot geen rekening met meer persoonlijke wensen van de dader, als het uit-oefenen van een hobby.

In document Het gebiedsverbod in perspectief (pagina 197-200)