• No results found

Gebruikte begrippen .1 Verschillende termen

In document Het gebiedsverbod in perspectief (pagina 40-43)

1 Inleiding

1.4 Gebruikte begrippen .1 Verschillende termen

1.4 Gebruikte begrippen

voorwaardelijk is beëindigd. Een v.i.-gestelde is een justitiabele die met voorwaar-delijke invrijheidstelling is.

In dit rapport wordt met mannelijke voornaamwoorden naar betrokkenen verwezen.

Tenzij uitdrukkelijk anders benoemd, impliceert dit geen onderscheid op basis van gender.

1.4.2 Afbakening van het begrip ‘confrontatie’

Zoals vermeld zijn ter afbakening van het begrip ‘confrontatie’ acht verkennende gesprekken gevoerd. Uit deze gesprekken zijn hun eigen inzichten alsmede die van de slachtoffers en nabestaanden die deze personen ondersteunen, vertegenwoordigen, bijstaan of anderszins helpen, omtrent het begrip ‘confrontatie’ naar voren gekomen.

Alle personen met wie de onderzoekers hebben gesproken, waren de mening toe-gedaan dat elke vorm van confrontatie met de dader niet alleen onaangenaam is voor de slachtoffers en nabestaanden, maar ook het herstel en verwerken van het delict bemoeilijkt. Allen waren het er verder over eens dat er vele typen confrontaties bestaan, zoals telefonische contactpogingen door de dader en uitingen van de dader op sociale media. Ook bij alleen fysieke ontmoetingen zijn er verschillen in de manier waarop deze als ongewenst worden ervaren. Dit hangt onder meer af van het type delict, waarbij een woningoverval of een verkrachting anders worden ervaren. Tevens kan de relatie tussen slachtoffer en dader van belang zijn, waarbij het bijvoorbeeld een rol speelt of een slachtoffer de dader van tevoren kende of niet. De mate waarin de fysieke ontmoeting door de slachtoffers en/of de nabestaanden als confronterend wordt ervaren, lijkt tevens afhankelijk van de reactie van de dader ten tijde van de fysieke ontmoeting, alsmede diens intentie op dat moment. Zo ervaren slachtoffers de ontmoeting anders als de dader direct weggaat, dan wanneer de dader uitdrukkelijk op een confrontatie uit was. Een laatste aspect dat uit de gesprekken naar voren kwam, is dat het van belang is op welke plek de dader wordt tegengekomen. De meeste slacht-offers en nabestaanden vinden het van belang te weten dat in ieder geval hun woon- en/of werkomgeving voor de dader verboden terrein is, sommigen willen de zekerheid dat zij nergens in het land met hun dader kunnen worden geconfronteerd. Gezien de brede reikwijdte van het begrip, is het van belang helder te hebben welke confron-taties in het huidige onderzoek worden onderzocht. Bovenstaande informatie uit de verkennende gesprekken hebben tot de afbakening van het begrip ‘confrontatie’

geleid:

Onder het begrip ‘confrontatie’ wordt ten behoeve van het huidige onderzoek

verstaan: fysieke ontmoetingen tussen slachtoffer en dader in de (woon)omgeving van de slachtoffers en/of nabestaanden, die middels gebiedsverboden voorkomen zouden kunnen worden.

Met ‘fysieke ontmoeting’ wordt hier bedoeld een persoonlijke, rechtstreekse ont-moeting, zoals elkaar tegenkomen op straat, zonder dat daarbij van enig direct fysiek contact sprake hoeft te zijn. De voornaamste reden hiervoor is de strekking van de motie op grond waarvan dit onderzoek wordt uitgevoerd. Andersoortige niet-fysieke confrontaties, bijvoorbeeld via sociale media of telefonisch contact, maken geen onderdeel uit van het onderzoek. Daarvoor is het opleggen van een contactverbod in eerste instantie de geijkte weg en niet een gebiedsverbod.

Verder is het onderzoek beperkt tot de woon- en/of werkomgeving van de slachtoffers en/of nabestaanden. De woonomgeving is in de motie direct benoemd als zijnde

problematisch, de werkomgeving is door de onderzoekers toegevoegd. De reden daar-voor is dat slachtoffers en nabestaanden veelal in ieder geval daar-vooral hun woon- en/of werkomgeving noemen als zijnde ongewenste potentiële plekken van een confrontatie.

1.4.3 Afbakening van het begrip ‘toereikend’

De centrale vraag in het onderzoek is of de mogelijkheden die de Wlt biedt ter voor-koming van de hierboven beschreven confrontaties toereikend zijn. De mate waarin de gebiedsverboden toereikend zijn, kan vanuit verschillende perspectieven worden be-paald. Omdat de motie waaruit dit onderzoek voortvloeit ziet op het beschermen van slachtoffers en nabestaanden tegen confrontaties met daders in hun woon- en/of werkomgeving, wordt het begrip ‘toereikend’ allereerst bekeken vanuit het perspectief van deze slachtoffers en nabestaanden. Daarnaast wordt gekeken hoe de bij de op-legging, tenuitvoerlegging en handhaving betrokken partijen oordelen over de toe-reikendheid van de gebiedsverboden.

Onder het begrip ‘toereikend’ wordt ten behoeve van het huidige onderzoek derhalve verstaan: de mate waarin de oplegging, tenuitvoerlegging en handhaving van gebieds-verboden bijdraagt aan het voorkomen van confrontaties.

De oplegging, tenuitvoerlegging en handhaving van de gebiedsverboden bestaat uit twee onderdelen: een de iure- en een de facto-onderdeel. Het de iure-onderdeel betreft de sec juridisch-theoretische (on)mogelijkheden die de Wlt biedt om door middel van gebiedsverboden confrontaties tussen slachtoffers of nabestaanden te voorkomen. Hiertoe worden de wettelijke kaders, de aard en de (maximale) duur van de gebiedsverboden binnen de drie afzonderlijke onderdelen van de Wlt, te weten de VB, de v.i. en de GVM, beschreven. Voorts wordt het de iure-onderdeel aangevuld door de overige wettelijke mogelijkheden tot een gebiedsverbod in kaart te brengen. Hier-voor wordt gekeken naar bestuursrechtelijke, civielrechtelijke en strafrechtelijke mogelijkheden buiten de Wlt om. Van deze mogelijkheden wordt tevens bepaald of en zo ja welke aanvullende werking ten opzichte van de gebiedsverboden binnen de Wlt kan worden verwacht. Het de facto-onderdeel slaat op de wijze waarop met deze mogelijkheden en gebreken in de praktijk wordt omgegaan. Daartoe wordt bezien in hoeverre en op welke manier van de mogelijkheden tot een gebiedsverbod zowel binnen, buiten als in aanvulling op de Wlt in de praktijk gebruik wordt gemaakt.

Omdat naast de wettelijke mogelijkheden en gebreken ook de tenuitvoerlegging en de wijze van handhaving een rol spelen bij het de facto-onderdeel, wordt hier ook naar gekeken. Met betrekking tot de naleving van gebiedsverboden wordt niet alleen acht geslagen op de aard en frequentie van de schendingen, maar ook op de aard van de daaraan verbonden consequenties.

Ter invulling van de termen ‘oplegging, tenuitvoerlegging en handhaving’ binnen de definitie van het begrip ‘toereikend’, wordt het de facto-onderdeel getoetst aan het de iure-onderdeel. Het resultaat daarvan, getoetst aan de ‘wensen en zienswijzen van slachtoffers en nabestaanden omtrent het voorkomen van confrontaties met daders door middel van gebiedsverboden’, vormt het antwoord op onderzoeksvraag 7.

1.4.4 Voorwaarden met directe, indirecte en overige werking

Ten slotte betreft het onderzoek vooral gebiedsverboden, maar zijn er ook andere bijzondere voorwaarden denkbaar die meer indirect kunnen strekken tot het voor-komen van confrontaties dan wel het voorvoor-komen van confrontaties als neveneffect

hebben, zoals gebiedsgeboden, meldplichten en verhuisplichten. Een gebiedsgebod kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat de veroordeelde zich gedurende bepaalde tijd-stippen in ieder geval niet in de woon- en/of werkomgeving van slachtoffers en/of nabestaanden kan bevinden. Dergelijke bijzondere voorwaarden met indirecte werking worden eveneens in het onderzoek vastgelegd en geanalyseerd. Dat wil zeggen dat we uitgaan van de volgende definities (zie ook paragraaf 2.5):

Voorwaarden met directe werking

Voorwaarden die het voorkomen van confrontaties als direct doel of effect hebben, zoals gebiedsverboden. Deze voorwaarden hebben meestal betrekking op een ver-boden gebied.

Voorwaarden met indirecte werking

Voorwaarden die het voorkomen van confrontaties niet als direct doel of effect hebben, maar wel hiertoe kunnen strekken dan wel het voorkomen van confrontaties als neveneffect hebben, zoals gebiedsgeboden, meldplichten en verhuisplichten. Het contactverbod, waarbij het de dader verboden wordt op enigerlei wijze contact te leggen met het slachtoffer, neemt hierbij een bijzondere plaats in, want hoewel hiermee direct wordt beoogd een confrontatie tussen dader en slachtoffer te voor-komen, is er geen verboden gebied betrokken, maar een persoon met wie contact leggen is verboden. Hierdoor wordt het contactverbod in dit onderzoek gezien als een voorwaarde met indirecte werking.

Overige bijzondere voorwaarden11

Voorwaarden die op andere aspecten van het leven en gedrag van de veroordeelde zien en het voorkomen van confrontaties niet tot doel hebben.

In document Het gebiedsverbod in perspectief (pagina 40-43)