• No results found

HET KONINKLIJK KOLONIAAL INSTITUUT

Het Koninklijk Koloniaal Instituut

44 HET KONINKLIJK KOLONIAAL INSTITUUT

nen met ondervinding van de practijk. Aan deze afdeeling is nog verbonden een inlichtingendienst voor betrekkingzoekenden in Indië, van wier voorlichting steeds een dankbaar gebruik wordt gemaakt. Eene handboekerij staat ter beschikking van alle in de afdeeling te werk gestelden, wat natuurlijk ook bij de beide andere afdeelingen het geval is. Van speciale onderzoekingen, die tot dusver van deze afdeeling zijn uitgegaan, is te noemen die van Prof. Kluyver en Raden Mas Iso over de klappervezel- en klapper-garennijverheid, van de publicaties de studiën van Ir. Utermark over vanille, vanilline en vanille-extracten en over de economische beteekenis van het geslacht Citrus en van Dr. de Jong over de aetherische oliën leverende planten van Ned.-lndië en de bereiding van haar oliën. Vele andere mededeelingen verschenen in de Indi-sche Mercuur, waar ook in elk nummer een overzicht der laatst verschenen publicaties gevonden wordt.

De Afdeeling Volkenkunde werd onder leiding van den Heer I. C. van Eerde geplaatst, die, vroeger bij B. B. in Indië werkzaam, zich aan ethnologische studiën had gewijd en werkzaam was als referendaris op het Departement van Koloniën.

Hij zag zich voor de veel omvattende taak geplaatst om te ver-zamelen en te verspreiden de kennis omtrent de vele in de Indien aanwezige volken met de bedoeling om niet alleen hunne eigen-aardigheden met betrekking tot de intieme huishouding, de zeden en gewoonten, maar ook het maatschappelijk peil hunner ontwikke-ling te doen kennen. Dit leidde van zelf tot den eisch van decen-tralisatie, van aparte behandeling der talrijke ethnische groepen, omtrent elk waarvan een zeer belangrijk bronnen-materiaal bleek te bestaan. Op het voorbeeld van het toen reeds bestaande Ba-taksch Instituut zijn toen achtereenvolgens opgericht het Bali-In-stituut, het Atjeh-InBali-In-stituut, Oostkust van Sumatra-InBali-In-stituut, Zuid-Sumatra-Instituut, Minangkabau-Instituut en het Molukken-Insti-tuut, alle met eigen financiën en rechtspersoonlijkheid, alle met een eigen archivaris en met het doel, het welzijn der behandelde vakken te behartigen. Aan eiken archivaris werd de dubbele taak opgedra-gen allereerst te zoropgedra-gen voor eene volledige bibliographie en ver-volgens voor de samenstelling van een samenvattend werk, dat als legger van degelijke kennis zou kunnen dienst doen in de ge-westen zelf. Deze taak der verschillende Instituten nadert thans

reeds haar einde. Niet onvermeld mag blijven, dat het door het Atjeh-Instituut uitgegeven standaardwerk vrij wel op volledigheid aanspraak kan maken, aangezien de archivaris, de Heer J. Kree-mer, instaat kon worden gesteld om geruimen tijd in Atjeh door te brengen en daar alle, uit de verwerking der gedrukte bronnen gebleken, lacunes onzer kennis aan te vullen. Daar Java tot dusver nog niet door de afdeeling Volkenkunde in bewerking kon worden genomen, wacht haar thans nog de moeilijkste en meest omvat-tende taak.

Het spreekt van zelf, dat aan deze afdeeling een groot deel zal toevallen van de gewichtige taak om die diepgaande belangstelling in Indië op te wekken, waarvan in het begin sprake was. De Di-recteur, de Heer van Eerde, heeft in dezen een gelukkigen greep gedaan door spoedig na zijn optreden een boek te doen verschijnen

„Omgang met Inlanders", dat uitstekend is ingeslagen. Van dit standpunt was het ook verheugend, dat op den Heer van Eerde beslag werd gelegd door de Hoogere Handelsschool te Rotterdam om eenmaal 's weeks college te geven voor de daar studeerenden.

De Raad van Beheer zelf werkte er toe mede om hem benoemd te krijgen tot Professor aan de Amsterdamsche Universiteit, zoodat hij ook velen der daar studeerenden onder zijn gehoor heeft. De af-deeling zelf beschouwde het als hare taak eene algemeen orien-teerende inleiding te verstrekken omtrent Indië aan hen, die daar eene betrekking dachten te aanvaarden of eene reis daarheen wil-den ondernemen. Met het oog daarop werwil-den z.g. Indologische Leergangen ingericht, durende drie maanden en gehouden in het voor- en in het najaar, onder medewerking van de Directeuren van Trop. Hygiëne, Handelsmuseum en van docenten over Staatsrecht, aardrijkskunde en in 't Maleisch. Deze leergangen hebben gepakt en 't is bij vele maatschappijen gewoonte geworden een goed ge-tuigschrift van zulk een leergang te eischen alvorens tot het enga-geeren van een persoon over te gaan.

In het nieuwe gebouw zullen de studievertrekken der afdeelingen Handelsmuseum en Volkenkunde aansluiten bij het Museum, waar-van elke eene helft ter beschikking krijgt. Deze onmiddelijke nabij-heid van Museum en cursusvertrekken zal buitengewoon gunstig op het onderwijs moeten werken, daar dan de voorraadschuur der voorwerpen, die bij het onderwijs te pas komen, direct bij de hand

46 HET KONINKLIJK KOLONIAAL INSTITUUT.

is. Reeds is gebleken, welke kostelijke gelegenheid de zolders van het museum bieden voor de bewaring van het studiemateriaal, maar ook, hoe buitengewoon geschikt de rondom den lichthof loopende gaanderijen zijn voor eene indrukwekkende tentoonstelling van de voorwerpen, die voor de instructie der museumbezoekers zullen worden uitgekozen. Dit kon tijdens de jubileumsfeesten worden vastgesteld, toen eene kleine tentoonstelling op de eerste verdieping van het gebouw was georganiseerd, terwijl de bel-étage aan de commissie voor de jubileumtentoonstelling was afgestaan. Toen is ook gebleken, welke warme belangstelling bij museumbezoekers kan worden opgewekt, wanneer door deskundigen het tentoonge-stelde door verhalen uit de practijk wordt toegelicht.

In het museuingebouw zal ook eene plaats voor de afdeeling Trop. Hygiëne worden gereserveerd. Deze beschikt zelf wel over eene museum-ruimte in het stedelijk gebouw, het komt echter ge-wenscht voor in het museum op den samenhang der drie afdee-lingen den nadruk te leggen.

In voordurend contact met Batavia en Medan werkende heeft de afdeeling Tropische Hygiëne reeds veel en nuttig werk verricht en velen, die zich voor de cursussen lieten inschrijven, hetzij aan-staande tropen-artsen, hetzij tropen-artsen met verlof, voor hunne taak beter voorbereid. Ook zijn tal van dissertaties daar tot stand gekomen. Want van den aanvang af heeft een intieme band bestaan tusschen deze afdeeling en de medische faculteit van Amsterdam.

Door den Raad van Beheer zelf werd de eerste Directeur, de Heer J. J. van Loghem, voor het Hoogleeraarschap aan de Universiteit voorgedragen. De aan de afdeeling verbonden patholoog, Dr. W.

A. Kuenen, werd door de stad zelf tot professor benoemd, terwijl achtereenvolgens ook de Heeren Swellengrebel, Schüffner en Snij-ders professoren werden aan de Amsterdamsche Universiteit. Het directeurschap ging in 1923 over op Prof. Kuenen, nadat van Loghem de plaats van Prof. Saltet had ingenomen en nu kort gele-den is Prof. Schüffner als directeur opgetregele-den met Snijders als patholoog en bacterioloog aan zijn zijde. Jammer genoeg heeft de medische faculteit te Leiden gemeend ook harerzijds eene studie-gelegenheid voor de tropische hygiëne te moeten openen, onder toevoeging van eene kliniek voor de door de Rotterdamsche Scheep-vaart aangebrachte tropische zieken. Het tropisch-hygiënisch

onderwijs is zoodoende in Nederland versnipperd en er is weinig kans, dat daarin alsnog verandering zal kunnen worden gebracht.

In het vorenstaande heb ik het naar het mij voorkwam meest wetenswaardige omtrent het Koloniaal Instituut naar voren ge-bracht. Uitvoeriger gegevens vindt men in het boekje van C. J.

Hasselman: Wording, werking en toekomst, uitgave van het Kon.

Kol. Instituut, Druk de Bussy 1924. Ik hoop, dat men in Indië steeds meer met het bestaan van het instituut rekening zal houden en zijn pogingen ook financieel zal willen steunen, Alle giften en

jaarlijk-"sche bijdragen zijn welkom. Wie ƒ 50.— per jaar contribueert, ver-krijgt de aan gewone leden toegekende rechten en kan de uitgaven van het Instituut tegen verminderden prijs ontvangen. Alle kantoren der Ned. Handel Mij. nemen gelden voor het Kol. Instituut in ont-vangst. Maar samenwerking met allen, die in Indië warm belang-stellen en belangrijke mededeelingen kunnen doen omtrent natuur, cultures, zeden, gewoonten, toestanden, is in de eerste plaats noo-dig. Onze toekomstige medewerkers hebben gewoonweg hunne brieven te adresseeren aan het Koloniaal Instituut te Amsterdam onder bijvoeging van de afdeeling, waarvoor zij meer speciaal stemd zijn. Het spreekt van zelf, dat het instituut vertrouwelijke be-trekkingen onderhoudt met bekende personen, vereenigingen en Gouvernementsbureaux, die op zijn gebied werkzaam zijn, maar steeds nieuwe relaties zijn noodig en er moet een geest van intieme samenwerking zijn tusschen Indië en Nederland om die diepgaande belangstelling, die reeds zoo schoone vruchten opleverde en voor een gunstige toekomstige ontwikkeling zoo noodig is, tot vollen bloei te doen komen.

|||llliiiiil[|i|||!lliiill!|piiiiii!!l||||||llliill|!ll Illllllliiiiiillippi'iiiillllllllllliiiilllllJIIIIIliiiillli

Bevoikingsgroepeering ten platte lande