• No results found

Een kijkje bij een cluster 1 voorziening

In document Doe maar gewoon ... (pagina 130-134)

4. Twee verkenningen in het buitenland

5.2 Deskundige A

5.2.2 Een kijkje bij een cluster 1 voorziening

In aanvulling op het gesprek met deskundige A, is een bezoek gebracht aan haar werkplek bij een cluster 1 voorziening. Hier geeft A wiskundeles.

De huidige maatschappij stelt steeds hogere eisen aan de visuele vermogens van mensen.

Veel informatie bereikt ons via de visus en vaak wordt snel een adequate reactie verwacht.

Het vlug, scannend kunnen lezen van een tekst is hiervoor soms noodzakelijk. Voor een braille leerling is dit problematisch.

Tijdens deze middag komen veel wiskundematerialen aan bod, die specifiek zijn bedoeld voor brailleleerlingen. De materialen zijn geschikt voor het vso, maar ook voor het regulier voortgezet onderwijs. Voor slechtziende leerlingen gelden voor een deel dezelfde punten als voor brailleleerlingen, maar niet helemaal. Er zijn veel gradaties in slechtziendheid; over het algemeen ondervinden zij minder problemen bij de integratie dan de brailleleerlingen. In dit gesprek richten we ons op de brailleleerlingen.

Notatiewijze

De notatie van wiskundesymbolen in braille is vaak problematisch. Om ervoor te zorgen, dat leerlingen met elkaar kunnen communiceren, is van belang dat teksten zowel voor brailleleerlingen als voor normaal ziende leerlingen en docenten te lezen zijn. Vaak is dit niet het geval. Soms komt dit doordat een wiskunderegel alleen in braille zichtbaar is en een ziende daar dus niets mee kan. Dit zou simpel opgelost kunnen worden door het woord er ook even in zwart-wit tekst bij te zetten. In de vertaling door Dedicon in ‘Word voor braille’, komt er wel een zwart-witregel in beeld, maar de vertaling is niet volgens de gangbare wiskundetaal. Ten dele komt dit doordat wiskundesymbolen niet op het toetsenbord zijn te vinden (bijvoorbeeld √,2,α, ≥ en dergelijke). Dedicon heeft er iets anders van gemaakt, wat voor de brailleleerling heel gewoon is, maar voor de andere leerlingen niet. Een voorbeeld:

BE/2=a/2+a/2 als vertaling voor BE2=a2+a2.

De wiskundewerkgroep waar A deel van uitmaakt, doet voorstellen om de teksten wel leesbaar en meer conform de gangbare wiskunde te maken. Zo kan α gewoon in woorden worden weergegeven (dus alfa), ≥ kan vertaald worden naar >=, etc.

A laat een indrukwekkende lijst zien met dit soort voorbeelden. Criterium is steeds, dat de brailleleerling het symbool via het toetsenbord moet kunnen maken, en dat het voor alle leerlingen en docenten leesbaar en eenduidig is. Als dat niet zo is gaat veel van de extra tijd

die brailleleerlingen hebben, in de verwarrende notaties zitten en die zou in de wiskunde zelf moeten zitten.

Figuren

Naast het omzetten van teksten in braille, zet Dedicon ook tekeningen om in speciale boeken voor brailleleerlingen op swellpaper. Omdat dit erg duur is, is het aantal tekeningen dat omgezet mag worden beperkt tot vijftig.

Het omzetten kost naast veel geld ook veel tijd. Soms duurt het wel tot aan de kerst voordat het betreffende boek beschikbaar is, zodat de eerste paar maanden op een andere manier zo goed mogelijk overbrugd moeten worden. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de brailleleerling die door A wordt begeleid. Ze gaat een keer per week bij haar thuis langs, om specifieke toelichting op de tekeningen te kunnen geven. Dat is intensief, maar ook leuk.

Vijftig tekeningen/figuren uit een wiskunde boek is niet veel. Er moet dus een zorgvuldige selectie gemaakt worden in welke figuren wel en welke niet of op een andere manier aan bod komen. Zo heeft het bijvoorbeeld geen enkele zin om driedimensionale figuren om te zetten; daarvoor kunnen beter draadmodellen gebruikt worden. Meestal maakt A de gevraagde selectie, omdat het voor docenten moeilijk is te overzien.

Ook hier geldt weer, dat de teksten bij de figuren ook leesbaar moeten zijn voor de andere leerlingen. Even de naam van de figuur in zwart-wit naast de figuur en een korte regel met aanwijzingen wat de leerling moet doen, zou het zelfstandig werken van de leerling vergroten. Bijkomend voordeel hiervan is, dat het voor de andere leerlingen ook beter te volgen is.

De werkgroep zou een keer door alle tekens en figuren moeten gaan. Er moet één goede beschrijving bij de figuren komen.

Oppervlakte berekening

Ook het maken van berekeningen is soms lastig als het om meetkundige figuren gaat.

Om bijvoorbeeld de oppervlakte van de volgende (eerste) figuur te kunnen berekenen is het wel handig om even een hulplijntje te kunnen trekken (de andere drie figuren).

Met een speciale liniaal en op speciaal papier is dat wel mogelijk, maar dat moet dan wel allemaal beschikbaar zijn. A zorgt er nu meestal voor dat ze van te voren bedenkt met welk soort oplossingen een leerling kan komen. Deze tekeningen maakt ze vervolgens zelf op swellpaper en brengt ze naar voren tijdens de les. Bij eenvoudige opdrachten is dit nog wel te doen. Het wordt lastiger bij ingewikkelder opdrachten.

Ook ‘wikky sticks’ (gummy-achtig spul) in combinatie met een spijkerbord is een mogelijkheid.

Kladblokje

In het reguliere reken-wiskundeonderwijs maken leerlingen regelmatig gebruik van een kladblaadje om even een schetsje te maken van de situatie. Dit ontbreekt voor de brailleleerling en is ook niet eenvoudig te vervangen, omdat het focust op het visuele aspect. Natuurlijk zou een organisatievorm, waarbij een andere leerling met een

brailleleerling samenwerkt ook mogelijk zijn, maar er wordt door de braille-instituten (en dus ook door Dedicon) vaak sterk geredeneerd vanuit de brailleleerling.

Bordgebruik

Ook het bordgebruik ontgaat de brailleleerling grotendeels. Op dit moment bestaat er een werkgroep ‘digitale schoolbord’, maar hoe dat precies vorm moet gaan krijgen is nog onduidelijk.

Printen

Er bestaat een brailleprinter, die bovengenoemde problemen ten dele kan ondervangen.

Deze printer kan bijvoorbeeld eenvoudig verschillende voorbeelden van een trapezium printen. Figuren worden uitgeprint op iets dikker, maar niet zo duur papier.

Er is een dergelijke printer beschikbaar, maar die staat op de school van de brailleleerling.

Als A deze tekeningen wil hebben, moet ze dus naar die school.

Compleet pakket los van de methode

A is er sterk voorstander van om complete pakketten voor brailleleerlingen te ontwikkelen rond specifieke onderwerpen. In het pakket moeten de benodigde draadfiguren zitten, werkbladen, brailletekeningen en bijbehorende teksten (zwart-wit en braille). Het moet een kant-en-klaar pakket zijn, dat vervangend kan zijn voor de methode en dat met de hele klas gedaan kan worden. Opdrachten moeten duidelijk zijn. Ook moet duidelijk zijn welke braillefiguur wanneer gebruikt kan worden. Het mag de docent, de brailleleerling en de andere leerlingen geen, of zo min mogelijk, extra tijd kosten. Aanwijzingen als ‘Doe in plaats van opdracht x uit de methode, y uit het bijgevoegde pakket’ kunnen hierbij helpen.

Moeilijke vakken

Wiskunde, biologie en aardrijkskunde (topografie) zijn moeilijke vakken voor een brailleleerling. Het betreft vakken waar veel visueel materiaal bij nodig is, dat moeilijk vertaalbaar is in braille.

Dit probleem speelt al vanaf de onderbouw van het primair onderwijs. Sociaal gezien is belangrijk, dat zo veel mogelijk activiteiten met materailen die door andere kinderen worden gedaan, ook toegankelijk zijn voor de brailleleerling. Denk bijvoorbeeld aan tekeningen voor Sinterklaas. Die kunnen best in reliëf gemaakt worden.

Daktilo ritmica

Er bestaat een apparaat ‘Daktilo rytmica’, waarmee de leerlingen zelf bijvoorbeeld

cijfersommen kunnen maken. Er zitten wel wat vreemde inconsequenties in. Zo is er na de eerste regel een ‘witregel’. Die zou als streep kunnen worden opgevat, terwijl in de normale sommen de streep pas na twee regels komt.

Ook voor dit apparaat geldt, dat er goed nagedacht moet worden hoe en wanneer je het inzet. Er zou een eenduidige en heldere beschrijving moeten komen met duidelijke afspraken over efficiënt gebruik. Op dit moment is de procedure zo, dat de ambulante begeleider weet hoe het apparaat werkt en daar dan ook uitleg over geeft aan de docent.

Het gaat hierbij vaak om de technische uitleg en niet om de vraag wat handig is. Op dit moment wordt het apparaat mondjesmaat gebruikt, waarschijnlijk ook doordat alleen de brailleleerling ermee kan werken. Met andere woorden: het is een wel erg specifiek materiaal.

Rekenmachine

Er bestaan sprekende rekenmachines. Vanaf groep 8 van het primair onderwijs wordt met name Allercalc veel gebruikt. Nadeel daarvan is, dat de laptop altijd aan moet staan, om dit te kunnen gebruiken.

Wiskundekist

In het verslag van het vorige gesprek is al aangegeven dat de landelijke werkgroep een wiskundekist heeft ontwikkeld. Reguliere scholen kunnen deze kosteloos aanvragen bij het UWV. In de kist zitten bijvoorbeeld:

• boeken met standaardfiguren in swellpaper

• wikky sticks

• draadfiguren

• polydron: figuren + uitslagen (Lokon)

• een brabometer (brailleboog)

• blokjes van 2x2x2 cm

Tangram zou er ook in kunnen zitten, maar dit koopt de leerling meestal zelf. A geeft er vervolgens opdrachten bij.

Uit een enquête blijkt dat de wiskundekist weinig of niet wordt gebruikt. Ook niet door docenten die de bijbehorende cursus hebben gevolgd. Sommige docenten gebruiken losse onderdelen, maar niemand gebruikt alles. Degene die er redelijk veel gebruik van maakt betreft steeds dezelfde persoon.

A denkt dat dit komt doordat niet duidelijk is wat je met de materialen kunt. Er moeten duidelijke opdrachten bij komen, en de kist moet op een vaste plaats in de klas staan. Dat vergroot de kans dat het wel gebruikt wordt.

Kosten

Veel van de ontwikkelde of te gebruiken materialen zijn duur. Dat geldt voor de wiskundekist, maar ook voor de boeken van Dedicon, loeps en andere materialen die nodig zijn. De gebruiker hoeft er in principe niet veel of niets voor te betalen (kosteloos beschikbaar via UWV), maar dat neemt de kosten niet weg. Een mogelijkheid om hier iets aan te doen is om te kiezen voor een uitleensysteem, in plaats van voor een weggeefsysteem.

Zelf maken

Een andere manier om de kosten te drukken is zelf spullen te maken van kosteloos materiaal. Denk bijvoorbeeld aan verschillende soorten bierviltjes om vormen mee te behandelen (rond, vierkant, ingekeept, etc), viltjes voor onder de stoelpoten als stippen op een dobbelsteen, of als punten op een schietschijf. Een prikpen, klittenband, reliëfpasta of dikke lijm, zijn mogelijkheden om iets voelbaar te maken.

A heeft veel spelletjes zelf gemaakt van/met deze ‘kosteloze’ materialen. Bijvoorbeeld:

een dominospel, een vakantieboek, diverse spelletjes, letters die belangrijk zijn in het wiskundeonderwijs (zoals bijvoorbeeld de U-vorm, de S, de t, de x en de y).

In document Doe maar gewoon ... (pagina 130-134)