• No results found

Bevindingen van de schoolleiding

In document Doe maar gewoon ... (pagina 77-80)

3. Vijf praktijksituaties in beeld

3.4 School C

3.4.5 Bevindingen van de schoolleiding

Rationale/visie

De school heeft een aantal jaren geleden besloten om de uitdaging aan te gaan om, waar mogelijk, leerlingen met een beperking aan te nemen. De eerste leerling met een rugzak was een jongen die slecht kon zien. In goed overleg met het team en de ouders heeft de school besloten deze leerling op school toe te laten en te begeleiden van het begin tot aan het einde van zijn middelbare schooltijd. Voor de juiste begeleiding heeft de school zelf geïnvesteerd in aanschaf van apparatuur en materialen. En zo is eigenlijk de integratiegedachte bij deze school begonnen.

Voor de school betekent de integratiegedachte voornamelijk, dat ze passende maatregelen nemen op het moment dat er een aanmelding van een zorgleerling (hetzij meer

getalenteerd, hetzij beperkt) binnenkomt. Het betekent niet dat de school een visie of rationale ten aanzien van zorgleerlingen heeft geformuleerd. Een behoefte hieraan

Aannamebeleid

Aan het begin van het nieuwe schooljaar melden ouders hun kinderen bij de school aan.

Betreft het leerlingen die extra zorg behoeven, dan wordt er, voordat de school begint, een gesprek met de ouders gevoerd. Het is voor beide partijen van belang om te weten wat de verwachtingen van ouders zijn ten aanzien van het te bieden onderwijs met bijkomende faciliteiten en wat de school daarin kan bewerkstelligen.

Mocht uit het dossier en gesprek met de ouders blijken dat een leerling bijvoorbeeld niet tweezijdig kan communiceren, niet in groepsverband kan werken en/of agressief gedrag vertoont, dan kan de school besluiten om de leerling niet aan te nemen. Er zijn daarin duidelijke grenzen van wat de school aankan: bijvoorbeeld als er één op één begeleiding nodig is of als de problematiek te zwaar is. Van belang bij het al dan niet aannemen van leerlingen, is ook de houding van de ouders (de school moet niet het gevoel krijgen dat het kind gedumpt wordt bij de school). Een nauwe betrokkenheid van ouders naar de school toe en een open tweezijdige communicatie is cruciaal om als school deze leerlingen goed te kunnen begeleiden.

Mocht er een situatie ontstaan, zoals vorig jaar, waarin er teveel aanmeldingen zijn, dan zullen er ook keuzes gemaakt moeten worden. De impliciete stelregel is eigenlijk dat een klas niet meer dan twee zorgleerlingen aankan of, met andere woorden, dat er niet meer dan twee zorgleerlingen per klas geïntegreerd kunnen worden.

Bekostiging

De bekostiging van rugzakleerlingen gebeurt via de lgf-gelden.

Kunnen de rugzakleerlingen het reguliere programma volgen, dan zijn deze gelden voldoende. Maar heeft een leerling extra zorg en begeleiding nodig en een aangepast onderwijsprogramma, dan zijn de lgf-gelden veel te beperkt en is het bijna onmogelijk om daar de juiste begeleiding op in te zetten.

Scholen voor voortgezet onderwijs hebben een vast budget gereserveerd voor OPDC-plaatsingen.

Veel scholen voor voortgezet onderwijs voeren een restrictief beleid als het gaat om het aannemen van leerlingen van wie te verwachten is dat het een plaatsing in het speciaal onderwijs gaat worden. Ook durven scholen minder risico’s te nemen met rugzakleerlingen van wie niet duidelijk is of zij wel zullen functioneren in het reguliere onderwijs. Veel scholen, zo ook School C, nemen vooral leerlingen aan van hun vast aanleverende

basisscholen, met dezelfde denominatie. Doorverwijzing naar een OPDC vindt soms plaats na extra testen uitgevoerd door bijvoorbeeld het OPDC. Testen is in een aantal gevallen niet nodig omdat de problematiek van de leerling al bekend en gediagnosticeerd is; dit kan het

geval zijn bij leerlingen met een rugzakje. Dan is de gezamenlijke constatering dat het in het regulier onderwijs niet lukt, voldoende voor doorverwijzing.

Expertise in de school/rol docent

Er is volgens de geïnterviewden genoeg expertise op school, maar dat betekent nog niet dat elke docent die heeft. De docenten die zorgleerlingen begeleiden, zijn docenten die affiniteit hebben met de doelgroep. Aan het begin van het jaar worden alle docenten gevraagd om aan te geven of ze het al dan niet zien zitten om zorgleerlingen te begeleiden.

De docenten hebben geen cursus gevolgd om deze leerlingen te begeleiden maar kunnen op aanvraag altijd gebruik maken van deskundigheidsbevorderende trajecten. Er is in die zin meer een vraaggestuurd deskundigheidstraject dan een aanbodgestuurd traject.

Wel is voor deze groep docenten en andere betrokkenen rondom zorgleerlingen, een studiedag door de ambulante begeleider georganiseerd. Hij is langs geweest om uitleg en toelichting te geven over de begeleiding van zorgleerlingen. Zo`n studiedag aan het begin van het jaar voor medewerkers wordt als erg zinvol ervaren. Daarnaast hebben een aantal coördinatoren de cursus zorgcoördinator gevolgd, georganiseerd door APS.

Plek in de school en Kamer A

De leerlingen, dus ook rugzakleerlingen, worden in klassen geplaatst bij klasgenootjes die ze kennen van de basisschool, of bij kinderen die uit hetzelfde dorp/stad komen. In principe wordt er bij de klasse-indeling niet gelet op de aard en ernst van de beperking van de zorgleerling. Wel wordt gelet op het aantal leerlingen met een beperking per klas. Zijn dat er meer dan twee, dan is de kans groot dat er een andere klassensamenstelling komt.

In principe is de school voldoende toegankelijk en rolstoelvriendelijk. Eén vleugel van de school is niet toegankelijk en de leerling die in de rolstoel zit, kan daar ook niet komen. Bij de invulling van haar lesrooster wordt daar rekening mee gehouden.

De school heeft dus geen aparte zorgklassen of zorgtrajecten. Wel is er een time-out voorziening gecreëerd: de zogenaamde ‘kamer A’. De aanleiding was een situatie van vijf jaar geleden, toen een leerling boos uit school is weggelopen en een halve dag heeft rondgefietst zonder dat school en ouders dat wisten. Daarna is de maatregel genomen, om een plek binnen te school te creëren waar leerlingen kunnen uitrazen als ze boos zijn.

Kamer A is dus zo`n plek en kan gezien worden als een ontvangstruimte met pertinente aanwezigheid van een of meerdere onderwijsassistenten. Achter de ontvangstruimte is een klaslokaal waar leerlingen kunnen zitten. Dat kan gaan om leerlingen die uit de klas zijn gestuurd, leerlingen die hun huiswerk moeten maken, leerlingen die moeten uitrazen, of

Voor veel van de rugzakleerlingen zijn geen extra materialen nodig, zij volgen het normale programma, met de daarvoor geldende onderwijstijd. Voor de leerling in de rolstoel ligt dat anders. Zij kan niet zoveel aan en gaat daarom halve dagen naar school. Ze volgt het ene jaar de helft van de vakken en het tweede jaar de andere helft. De school heeft zelfs van de inspectie toestemming gekregen om haar eindexamen in twee jaar te doen.

Belangrijke succesfactoren

Om leerlingen met een beperking te integreren in het regulier voortgezet onderwijs, zijn de volgende aspecten belangrijk:

• Houding van ouders ten opzichte van de school: de school moet niet het gevoel krijgen dat de school volledig verantwoordelijk wordt gesteld voor de opvang en begeleiding van de rugzakleerling (leerling moet bij wijze van spreke niet gedumpt worden). Dus: de ouders moeten reële verwachtingen hebben van wat de school kan.

• Goede communicatielijnen in de driehoek: school, leerling, ouder

• Korte, heldere lijnen binnen de school: ieder weet waar hij met zijn hulpvraag naartoe moet.

In document Doe maar gewoon ... (pagina 77-80)