• No results found

Jaar 2005 - 2006: toekomstplannen

Ondertussen in het theaterOndertussen in het theater

3.5. Jaar 2005 - 2006: toekomstplannen

De inleiding van het Jaarboek staat bol van de toekomstverwachtingen en goede voornemens voor het theater in de komende jaren. Identiteit wordt, voor het eerst, wel genoemd in de inleiding, maar niet concreet als ‘nationale identiteit’. Wel valt op dat dezelfde vragen die in het niet-artistieke publieke discours een rol zijn gaan spelen, nu gesteld worden in het theater:

“Op dit moment gaat het vooral over hoe de alleenstaande mens zich verhoudt tot een

grote wereld die alleen te bevatten is als je hem terugbrengt tot een intieme schaal. We worstelen allemaal met de vraag hoe met pluriforme en dus instabiele waarden te leven.”93

Leidde 9-11 eerst tot een identiteitscrisis onder de theatermakers, nu wordt beweerd dat theater per definitie geëngageerd is, juist in een globaliserende omgeving:

92

Pieter Bots en Eric de Vroedt, “Naar een ‘Nieuw Geëngageerd Theater’. Een briefwisseling tussen Pieter Bots en Eric de Vroedt in opdracht van het Theater Instituut Nederland”, Nederlands Theaterjaarboek

2004-2005, 6-35. Zie ook: www.tin.nl/briefwisseling 93

Claartje van den Broek en Raymond Frenken, “Net als in de kerk”, in: Theaterjaarboek 2005- 2006, 7 - 9, 7 - 8

“Theater is per definitie geëngageerd. Het gaat over de manier waarop mensen met elkaar omgaan en hoe ze in de wereld staan waarin ze zich bewegen. Op macro- en op microniveau. Ik ben erg benieuwd naar het verloop van de internationalisering. We zijn over twintig jaar gewend aan het gegeven dat geografische grenzen niet het uitgangspunt zijn voor een cultuur of identiteit.”94

In plaats van de gebruikelijke terugblik, lijkt de algehele tendens in dit jaar vooruitkijken, pragmatisme en verandering te zijn. Hét onderwerp van gesprek dat jaar is ‘De staat van het theater’ van Ivo van Hove, die als artistiek leider van Toneelgroep Amsterdam zeker een factor van belang is in de Nederlandse theaterwereld. In zijn pleidooi voor een nieuwe inrichting van het theatersysteem zet Van Hove concreet zijn gedachten uiteen over ‘de kunst als brug tussen culturen’:

“Het theater als bruggenbouwer waardoor vreedzame co-existentie van culturen mogelijk is. Maar geen assimilatie, geen compromissentheater. Theater met behoud van

eigenheid, van identiteit. We moeten beseffen dat identiteit bestaat uit ‘een eindeloze opsomming van

achtergronden: sociaal milieu, religie, nationaliteit, etniciteit, taal, een familie... maar ook het behoren tot een provincie, een dorp, een wijk, een clan, een bedrijf, een partij, een vereniging,’ stelt dramaturg Erwin Jans. Het is op dit snijvlak van identiteiten dat er naar antwoorden gezocht kan worden.”95

Van Hove kent theater in de ‘multiculturele’ samenleving een instrumentele rol toe, waarbij hij benadrukt dat identiteit zeker ‘bestaat’, zij het als opsomming van identiteiten, waar ‘nationaliteit’ wel zeker een onderdeel van is. Dit instrumentalisme, een functionele benadering van kunst in een multiculturele, oververhitte maatschappij, komen we meer tegen in de commentaren. Wat de positie van theatermakers ten opzichte van nationalisme betreft, schetst Marijke Schermer in het Jaarboek 2005-2006 de verhouding tussen kunst en het publieke debat. Ze verwijst naar het publieke debat, vol ‘holle en goedkope’ woorden. Wil het toneel overleven, dan moet het volgens

94

Claartje van den Broek en Raymond Frenken, “Net als in de kerk”, in: Theaterjaarboek 2005 - 2006, 8 95

Ivo van Hove, “De staat van het theater”, openingsspeech bij het Theaterfestival, 31 augustus 2006. Zie voor de complete tekst:

http://www.toneelgroepamsterdam.nl/media/_voorstellingen/seizoen_0607/diversen/060831_staatvantheate r.pdf, geraadpleegd op 01-05-2009

Schermer zoeken naar een ethiek die zich keert ‘tegen het sentiment, populisme en nationalisme’96.

Het theaterveld reageert op de gebeurtenissen en het debat in de Nederlandse maatschappij met producties over die onderwerpen waar veel over gesproken wordt, zoals de dreiging van het terrorisme en de integratieproblematiek, waarbij ‘de terrorist’, volgens Pieter Bots zelfs uitgroeit tot icoon. Er is een voorliefde voor de grotere thema’s, maar niet die thema’s in de onmiddellijke Nederlandse actualiteit. Over ‘nationale identiteit’ wordt nog steeds geen woord gerept, terwijl op dit moment in de opiniebladen en in de kranten de discussie (weer) oplaait. Ook daar staat de discussie in verband met multiculturalisme en integratie, dus de uitgangspunten zijn hetzelfde. Maar het theater verkiest nog zich niet te mengen in het vraagstuk over nationale identiteit. Pieter Bots somt de houding van het theater op: “In wederom een politiek en maatschappelijk complex jaar ging het Nederlandse toneel hard op zoek naar liefde.”97 In zijn inleiding voor het

theaterjaarboek klinkt dan ook diepe teleurstelling door over het maatschappelijk bewustzijn van de oude en nieuwe generatie theatermakers.

3. 6. 2006 - 2007 - 2008: Maatschappelijke relevantie

Het chagrijn van de critici over het gebrek aan maatschappelijke relevantie blijft ook de daaropvolgende jaren door de teksten heen schemeren. Zo stelt Simon van den Berg over het gehele jaar 2006 - 2007 dat de nieuwe theatermakers zich van een mogelijke crisis niets

aantrekken. Het Jaar 2007 – 2008 is vervolgens voor Van den Berg, naast gebrekkig geëngageerd, ook nog eens het “dieptepunt van het repertoiretoneel”98. De kracht van het theater zit dat jaar bij de nieuwe makers, maar de algehele tendens is somberheid over het vermogen van theatermakers om de actualiteit in Nederland om te zetten in maatschappelijke relevante voorstellingen. Toch valt op dat, hoewel niet letterlijk gesproken wordt over ‘nationale identiteit’, verscheidene voorstellingen wel degelijk een beeld schetsen van Nederland en ‘de Nederlander’, zij het eerder dystopisch en utopisch dan reëel. Hoewel de letterlijke bewoording ‘nationale identiteit’ niet direct in het theatermakersvocabulaire voorkomt, lijkt nu voorzichtig de aandacht op de Nederlandse burger gericht te worden.

96

Marijke Schermer, “Van engagement in het toneel naar een optie op de waarheid”, in: Theaterjaarboek

2005 - 2006, 15 - 16 97

Pieter Bots, “Terugblik Toneel: Op zoek naar de ware liefde”, in: TM, jrg. 10, nr. 6, september 2006, 28 - 30

98

Simon van den Berg, “Terugblik 2007 - 2008: het dieptepunt van het repertoiretoneel”, in: TM, jrg. 12, nr. 6, september 2008, 12 - 14

3.7. Samenvattend

Terugkijkend op de ontwikkeling vanaf het jaar 2001 tot en met 2008, vinden we twee

opmerkelijke richtingen in het interne theaterdebat. Enerzijds krijgt het theater het verwijt dat het niet actueel, niet maatschappijkritisch, niet geëngageerd genoeg is, terwijl de wereld figuurlijk in brand staat. Te midden van maatschappelijke gebeurtenissen als 9-11, de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh en de toenemende polarisatie in het multiculti- en integratiedebat, blijkt het Nederlands theater maar niet in staat de in de Jaarboeken zo geestdriftig geformuleerde toekomstidealen te realiseren met actueel theater. Het theater in Nederland worstelt met een zelfverklaarde identiteitscrisis, maar met ‘nationale identiteit’ heeft deze crisis niets te maken. Theatermakers houden zich met hele andere zoektochten bezig, vinden theatermakers zelf. Want wat kunnen theatermakers, vragen zij zich zelf af, in deze wereld nog voor antwoorden bieden, behalve dat waar de wereld naar op zoek was, namelijk liefde99, aldus Pieter Bots in zijn bespreking van het theaterjaar 2005 - 2006 in TM.

Deze uitspraken behoren echter bij één kant van het debat, want aan de andere kant laten veelal jonge theatermakers van zich horen, pleitend voor een Nieuw Geëngageerde Theatermaker.Deze makers geven zich niet zo makkelijk gewonnen in hun pogingen de schokken op het

wereldpolitieke toneel te absorberen. Terrorisme, Pim Fortuyn, multiculturalisme, de moord op Theo van Gogh; de gebeurtenissen die het dagelijks leven zo overschaduwen zijn ook terug te vinden in de theaters, soms door terloopse beeldende verwijzingen (twee torens die instorten; een lijk met een mes in zijn buik, onder een laken), soms zeer letterlijk door de fictionalisering van de actualiteit, zoals een dialoog tussen Mohammed B. en Volkert van der G.100

Tussen deze twee uitersten, de ervaring van de absolute machteloosheid en het uitroepen van een nieuw soort engagement, bevindt zich een theaterveld in verwarring over de toestand van de wereld en de toestand van het theater. De makers zijn op zoek naar een balans waarin kunst niet enkel en alleen om de kunst gecreëerd wordt, maar ook niet hysterisch mee hobbelt met de waan van de dag.

Het onderwerp van ‘nationale identiteit’ zelf staat binnen het theaterveld nauwelijks in de

belangstelling. Liever stort men zich op de ‘grotere’ onderwerpen, als liefde, sterven, moeders en

99

Pieter Bots, “Terugblik toneel: Op zoek naar de ware liefde” 100

oorlogen. Andere onderwerpen waarover in de samenleving flink gedebatteerd wordt, zoals de multiculturele samenleving, terrorisme en de vrijheid van meningsuiting, vinden wel een weerklank op het toneel, maar ‘nationale identiteit’ wordt vrijwel de gehele periode doodgezwegen.

Het is op zijn minst opmerkelijk dat in een periode waarin ‘maatschappelijk engagement’ zo een onderwerp van discussie in het theaterveld was, en ‘relevantie’ en ‘actualiteit’ woorden waren die op ieders lippen lagen, het thema ‘nationale identiteit’ bleef liggen. Terwijl in deze zoektocht naar de positie van het theater grote maatschappelijke thema’s wel onderzocht worden, zoals de dreiging van terrorisme, moslimfundamentalisme, de woede van arm tegenover rijk, wordt de ‘Nederlandse nationale identiteit’ en ‘de Nederlandse burger’ als thema binnen het theaterveld nauwelijks belicht, terwijl dit juist in deze jaren in het niet-artistieke publieke discours zo’n ‘hot topic’ was. ‘Multiculturalisme’ wordt wel behandeld, veelal door acteurs die regelmatig

eufemistisch worden aangeduid met ‘Nieuwe Nederlanders’, om de inmiddels beladen term ‘allochtoon’ te vermijden. Deze stukken tonen veelal het perspectief van de nieuwkomer, of proberen de moeizame relatie tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ Nederlanders te onderzoeken. ‘Nationale identiteit’, vanuit het perspectief van de ‘oude’ Nederlander zelf, is allerminst een populair thema. Wellicht is het als thema te groot en te ambigu om aan te pakken, al zou dat juist een

aanmoediging moeten zijn voor kunstenaars. Ook kan het zijn dat ‘nationale identiteit’ al snel word geassocieerd met nationalisme, populisme en sentiment, termen waar de veelal links georiënteerde makers zich niet snel mee willen associëren. Of waar de makers zich niet mee

kunnen associëren, omdat de discussie over ‘de Nederlandse identiteit’ in hun eigen, multiculturele, internationale, omgeving nauwelijks een rol speelt. Een kernvraag in dit onderzoek, namelijk welke positie theatermakers innemen ten opzichte van de verbeelding van nationale identiteit (essentialistisch, constructivistisch of meta-analytisch) lijkt hiervoor nog te moeten worden moeten aangevuld met de categorie “geen mening”.

Desalniettemin maakt deze blinde vlek de stukken waar expliciet over de nationale identiteit wordt gesproken, juist extra interessant. In 2007 en 2008 zag, ondanks de relatieve stilte wat betreft het thema ‘nationale identiteit’ een aantal voorstellingen het licht die zich, anders dan de voorgaande, niet bezig hielden met identiteit in verband met multiculturalisme, maar die zich stortten op de Nederlandse volksaard. Zij waren de uitzonderingen op de regel en juist vanwege die uitzondering interessant. Hanna Bobkova wijdt in de TM van mei 2007 een artikel aan twee

van deze Hollandse stukken, die gaan over “het Nederland van hier en nu”101. Het gaat hier om “De eeuw van mijn dochter” en “Tragedie”. Het jaar daarop, 2008, wordt een ander stuk opgevoerd waarin de Nederlandse volksaard, in de vorm van een familie doorsnee (de familie Alleman), letterlijk in de beklaagdenbank staat. Dit laatste stuk werd ook positief ontvangen. De

Grote Verkiezingsshow werd geselecteerd voor het Nederlands Theaterfestival 2009, als één van de tien ‘hoogtepunten van het Nederlands theaterseizoen’.102

Deze stukken vielen tussen alle andere stukken op, vanwege hun vormgeving, maar in de eerste plaats door hun onderwerp en expliciete uitsprak over de Nederlandse identiteit.

Deze stukken, die opvallen door hun expliciete focus op de identiteit van Nederland, zullen worden geanalyseerd in hoofdstuk vier.

Maar we kunnen ons ook afvragen of de periode waar dit onderzoek zich op richt voor het theater misschien nog wat aan de vroege kant is gebleken. Vanaf 2007 en 2008, maar zeker in 2009, nadat het ‘nationale identiteits’- debat in het niet-artistieke publieke discours al enkele jaren breed is uitgemeten op de pagina’s van dagbladen, opiniebladen, politieke programs en televisie, lijkt ook de theaterwereld ‘nationale identiteit’ als thema te hebben opgepikt. Te laat voor dit

onderzoek, maar desalniettemin noemenswaardig, is de première van “De tuin van Holland”, van Toneelgroep De Appel, waarvan de eerste voorstelling gepland staat in maart 2010. De

voorstelling beoogt “[n]iet om de definitieve geschiedenis van Nederland te presenteren, maar om

met een knipoog, een kritische blik en een glimlach de Nederlandse identiteit te onderzoeken.” 103

Wat betreft andere toekomstige stukken en hun thematiek voorspelde Nan van Houte in 2002:

“Er is al veel gezegd over het feit dat er na 11 september 2001 en 6 mei 2002 zo weinig veranderde op de Nederlandse podia. De repertoires werden niet aangepast, men strooide niet met schrijfopdrachten, er gebeurde eigenlijk niks. [..E]rger nog dan toneel dat niets te vertellen heeft, is theater dat de verbeelding mist. Anders dan in het cabaret telt in het theater niet de man met de snelle mening, maar de wijze waarop die man zijn verbeelding loslaat op de wereld. En

101

Hanna Bobkova, “Denkend aan Holland”, in: TM, jrg. 11, nr. 4, mei 2007, 48-50, 48 102

Nederlands Theaterfestival 2009, Juryselectie. Zie: http://www.tf.nl/nl/programma-2009/juryselectie-2009.aspx, geraadpleegd op 01-08-2009

103

dat vraagt tijd. Ondanks hun hoog dramatische gehalte zal het dus nog even duren eer de Grote Gebeurtenissen tot onderwerp van een voorstelling worden gemaakt- als dat al gebeurt.”104

Of dit ook geldt voor het thema ‘nationale identiteit’ zal de tijd uitwijzen. Toneelgroep De Appel geeft alvast een voorzet in 2010. De vraag is wie volgt. En vooral, hoe? Dat ‘hoe’ is tevens het onderwerp van hoofdstuk vier: hoe ziet de verbeelding van de ‘Nederlandse nationale identiteit’ er in deze drie stukken uit?

104

Nan van Houte, “Theater in de steigers. Voorboden van een nieuwe theatercultuur in een rumoerig theaterseizoen”, in: Nederlands Theaterjaarboek 2001 - 2002, 7-8