• No results found

De Eeuw van mijn dochter

Honden, Hitler en Jeroen KrabbéHonden, Hitler en Jeroen Krabbé

4.3. De Eeuw van mijn dochter

Annette Speelt

Tekst: Ilja Leonard Pfeiffer Regie: Anny van Hoof

Acteurs: Jaap Spijkers (Jeroen Krabbé), Nettie Blanken (Mevrouw Balkenende), Lidewij Mahler (Amélie), Thijs Römer (Zeus), Eva Duijvestein (Athene) en Michel Sluysmans (Apollo).

Opname: Try-out (datum onbekend) en fragmenten televisieprogramma “De Eeuw van mijn Dochter. Een creatief proces”, gefilmd op de première (17 maart 2007)

Locatie: Theater aan het Spui, Den Haag

4.3.1. Het narratief

In vijf bedrijven (verdeeld in drie, vier en vijf aktes) en een proloog, ontvouwt zich in rijmende alexandrijnen een tragedie als ware het een klassiek Grieks koningsdrama. De koning is dood, de koningin hertrouwt, de goden bemoeien zich met de gang van zaken en uiteindelijk ziet de tragische held van het stuk, de dochter, geen andere uitweg dan zelfmoord; Aristoteliaanse tragedie, inclusief hamartia en anagnorisis , in het Nederland van de eenentwintigste eeuw. De tekst is doorspekt met ironische terzijdes, die de theatraliteit van de voorstelling en de theatraliteit van het verhaal dat zich afspeelt in de voorstelling benadrukken. Dit theater-over-theater

belichaamt waar het stuk in de kern over gaat: het leugenachtige toneelspel waarin de Nederlandse bevolking verkiest te leven.

Het stuk opent met een proloog, een monoloog van Jeroen Krabbé, die een rede houdt op de begrafenis van premier Balkenende. Hij prijst Balkenende om zijn leiding aan Nederland, dat onder zijn bewind is veranderd in een land waar iedereen gerust kan slapen.121. Daarnaast hemelt Krabbé zichzelf op als grootse acteur en beste vriend van de premier. Tekenend in de grafrede zijn de slotregels: “Mocht er/ behoefte zijn aan luid applaus dat ik verdien,/wil ik u dwingend

vragen daarvan af te zien/uit grote eerbied voor mijn vriend, de grote man/die ook nu niet voor mij applaudisseren kan-(snikt)”122

121

Ilja Leonard Pfeiffer, De eeuw van mijn dochter. Een treurspel in vijf bedrijven. (Amsterdam: De Arbeiderspers, 2007), 10

122

In het eerste bedrijf, eerste akte, wordt Zeus gewekt door Athene. Hij blijkt eeuwenlang te hebben geslapen, de andere goden zijn met onbekende bestemming vertrokken, alleen Athene heeft de wacht gehouden en de aarde zien veranderen. Nu is het moment gekomen waarop zij wil ingrijpen, want alles brokkelt af en een tragedie ontvouwt zich. Er is geen remedie en daarom doet iedereen alsof het allemaal goed gaat komen. De goden moeten ingrijpen, want “kritiek van

hogerhand zou het verhaal ten goede komen”.123

In de tweede akte introduceert Krabbé zich bij de weduwe Balkenende en haar dochter Amèlie. Hij probeert eerst Amèlie te verleiden, maar zijn eigenlijke doel is mevrouw Balkenende. Zijn voorstel is de plaats van de premier in te nemen en zo continuïteit in het land te waarborgen. Mevrouw Balkenende ziet dit plan zitten, want “de mensen willen rijm en een acteur, Jeroen,/ die speelt dat hij in rijm gelooft. Je moet het doen.”124 Amèlie, als onbeduidend terzijde geschoven, laat weten in een monologue interieur dat zij visioenen heeft van het onheil dat op het punt staat Nederland te overvallen.

De derde akte introduceert Apollo. Athene heeft hem gedurende de voorbije eeuwen over het hoofd gezien en ook Apollo denkt dat hij als enige god is overgebleven. Hij pocht over het grootse toneel dat hij bij elkaar heeft geregisseerd op de aarde, maar treurt over het suffe publiek nu de goden verdwenen zijn. Juist in Nederland, “het saaiste land/ van heel de wereld”125 is hij bezig een meesterwerk te realiseren.

In de aktes in het tweede bedrijf lezen Krabbé en Mevrouw Balkenende aan de ontbijttafel de krant, waarin een positief artikel over Krabbé als aanstaande president blijkt te staan van een journalist, genaamd Apollo. Athene probeert Zeus andermaal te overtuigen in te grijpen en Amèlie lamenteert over het verloren Holland van “toen het nog in de mode was om te geloven/ dat overmorgen mooier wordt dan morgen.”126

In het derde bedrijf ontmoeten Apollo, Krabbé en Mevrouw Balkenende elkaar om te bespreken hoe Krabbé premier te maken. Amèlie probeert te interfereren, maar wordt genegeerd; ze zou slechts door een bepaalde fase heen moeten. Amèlie herkent Apollo als de veroorzaker van haar

123

Ilja Leonard Pfeiffer, De eeuw van mijn dochter, 18 124

Ilja Leonard Pfeiffer, De eeuw van mijn dochter, 26 125

Ilja Leonard Pfeiffer, De eeuw van mijn dochter, 31 126

verschrikkelijke visioenen en als regisseur van het drama, “Als u Apollo bent, heb ik door u geleden”127 en verwijt Krabbé en haar moeder niets anders te zijn dan ‘kutacteurs’.

In de tweede akte hebben Athene en Zeus Apollo herkend. Hij wordt ter verantwoording geroepen en onthult zijn plannen. Amèlie, gestuurd door zijn visioenen, zal met een plan komen waardoor Krabbé uit Nederland verbannen zal worden. Al snel blijkt dat hij niet van plan is van zijn scenario voor Nederland af te wijken. Athene staat lijnrecht tegenover hem, Zeus treedt, zonder resultaat, op als bemiddelaar. In de derde akte spreken Amèlie en Mevrouw Balkenende over de leugen die hun gezin geworden is. Mevrouw Balkenende blijkt willens en wetens het spel te spelen, om de kalmte te bewaren in Nederland. Het lukt Amèlie niet om haar moeder te overtuigen er van af te zien. Dan bedenkt zij een plan om Krabbé weg te werken. De vierde akte toont Krabbé die voor de spiegel zijn inauguratierede oefent.

In het vierde bedrijf wordt de tragedie op scherp gezet: Amèlie krijgt opnieuw een onheilspellend visioen, in de eerste ministerraad worden de goden, door inmenging van Apollo, geïnstalleerd als ministers, maar Mevrouw Balkenende blijkt de touwtjes stevig in handen te houden en altijd al in handen te hebben gehad. Het lukt de goden niet de koers te keren. Dan, in akte vier, verleidt Amèlie Krabbé, met in gedachten de uitspraak van haar moeder dat ze Krabbé in zo’n geval zou vierendelen.

Het vijfde bedrijf begint met Mevrouw Balkenende die de stemmen hoort van Apollo en Athene, die onheil aankondigen, maar zowel Mevrouw Balkenende als het publiek (zo beweren tenminste de toneelaanwijzingen128) vergeten het voorval onmiddellijk. In de tweede akte vertelt Amèlie aan haar moeder dat Krabbé haar verkracht heeft, maar mevrouw Balkenende reageert , tegen de verwachtingen van Amèlie in, onderkoeld. Amèlie zegt: “je dochter is verkracht”.

Mevrouw Balkenende Misschien. En weet je wat?

Ik zou dat werkelijk betreuren, want fatsoen Dat moet je doen.129

127

Ilja Leonard Pfeiffer, De eeuw van mijn dochter, 51 128

Ilja Leonard Pfeiffer, De eeuw van mijn dochter, 101: “Mevrouw Balkenende zit alleen in haar

werkkamer. In de akte hierna is ze weer zichzelf. Maar nu denkt ze stemmen te horen. Het zijn de stemmen van Apollo en Athene. De korte akte is een merkwaardig voorval, dat zij onmiddellijk vergeet, evenals het publiek.”

129

Krabbé, gedesillusioneerd over zijn marginale rol en het feit dat niet Balkenende, maar mevrouw Balkenende de scepter over Nederland zwaaide, speelt het spel mee met Amèlie en ontkent dat zij het is geweest die hem heeft verleid. Maar Mevrouw Balkenende weigert:

“politiek/ is bovenal een soort van mediageniek/ manipuleren van wat nooit is

voorgevallen. / En ik zal jullie nu niet toestaan te verknallen,/ wat ik in al die jaren hier heb opgebouwd./ Ik ken mijn rol.”130

In de derde akte is Athene alleen op de Olympus. Ze verbaast zich over wat is voorgevallen, maar berust in het resultaat. “Het roer/ hoeft nimmer om als er geen enkele richting is./ Wanneer er geen beleid is, gaat beleid nooit mis. Heel Nederland is een gezin dat fijn ontbijt/ en dagelijks het stuk opvoert waarin de tijd/ wordt teruggedraaid zodat de toekomst niet bestaat.”131

In de vierde akte heeft Amèlie haar laatste visioen. Het water staat aan ieders lip, koud als poolijs. Ze wil niet verkillen, worden zoals haar moeder en Krabbé, en ze pleegt zelfmoord.

In de laatste akte begraven de goden Amèlie. Hun toneelstuk is mislukt, want er is niets veranderd.

Apollo Het is mislukt. Het was voor niets. Het is gedaan./ Zie dit versuft publiek nou zitten. Kom we gaan.132

Op de videoschermen is dan te zien hoe de goden daadwerkelijk het theater uitlopen. Het toneel blijft leeg, met alleen het lichaam van Amèlie op de metalen grafsteen. Alleen Krabbé en Mevrouw Balkenende blijven zichtbaar op toneel, maar negeren het applaus.

4.3.2. De enscenering

Het stuk opent met een donker toneel, terwijl tromgeroffel klinkt. Als langzaam de lampen aan gaan, blijkt het middentoneel te bestaan uit een metalen grafsteen annex tafel, met als opschrift: “J.P.” en “Denkend aan Holland” (zie foto 11). Deze grafsteen blijft gedurende het hele stuk op zijn plaats, als middelpunt van alle scènes, in verschillende functies (grafsteen, ontbijttafel, vergadertafel in de Trèvezaal, altaar). Boven het speelveld hangen drie grote televisieschermen, die, als ze niet een close-up van één van de Goden uitzenden, een blauw schijnsel op het toneel

130

Ilja Leonard Pfeiffer, De eeuw van mijn dochter, 108 131

Ilja Leonard Pfeiffer, De eeuw van mijn dochter, 112 132

werpen. Rondom de grafsteen/tafel staan stoelen gegroepeerd. Het decor is verder donker, het geheel doet artificieel aan. Hierdoor echter is het contrast met de attributen (een bos rode rozen, een krant, een dienblad met potjes pindakaas en jam) extra groot.

De kleding van de acteurs is zwart, wit en rood. Zeus draagt een absurd wijd laken met Griekse bies, Athena draagt over haar jurk een gouden harnas met twee priemende borsten (zie foto 13). Apollo is geheel in het wit, met suave zonnebril, een jas als mantel om zijn schouders geslagen en vlotte gympjes. Het toneelbeeld heeft verder geen kleuren; zwart, donkerblauw en wit domineren. De acteerstijl is bij vlagen naturel, dan weer overdreven. Dialogen tussen de acteurs worden uitgesproken naar elkaar, daarnaast kent het stuk verschillende monologen, monologues-interieur en terzijdes. Deze worden richting het publiek gespeeld, waarbij de goden afwisselend

persoonlijk voor het publiek staan, of via de televisieschermen spreken. De mensen wendden zich uitsluitend persoonlijk tot het publiek.

Geluid en licht passen subtiel bij de sfeer in de scènes, beiden fungeren als accenten bij de tekst en het spel. Sporadisch is een dreigende muziek te horen, als de volgende fase in het plan van Apollo wordt ingezet. Daarnaast worden spelers in hun monologen uitgelicht in een spotlight. Deze theatrale middelen versterken de tekstuele verwijzingen naar het toneelspel dat zich voor de ogen van het publiek ontwikkelt. Ook de strategisch geplaatste voice-over, die enkele malen hardop de toneelaanwijzingen leest en hier zelfs één keer het publiek in betrekt en regisseert, draagt hieraan bij. Het gebruik van de videoschermen en real-time camera’s achter het toneel creëert de mogelijkheid om, terwijl het verhaal zich op het toneel verder ontwikkelt, de Goden te laten meekijken. De extra laag die ontstaat door deze multimedialiteit illustreert het toneelspel zelf. Het verhaal is immers een toneelstuk, geregisseerd door Apollo. Daarnaast geven de camera’s aan het slot de kans om de voorstelling uit de kaders van het theater te laten treden, letterlijk, doordat de Goden gevolgd worden terwijl zij resoluut, zonder om te kijken, het theater uitstormen.

De montage van de scènes is vlot, het spel van de ene loopt vloeiend over in de ander, waardoor de aandacht van het publiek niet in scèneovergangen verslapt.

De wijze waarop met het publiek gespeeld wordt, speelt een grote rol bij de uitwerking van het stuk. Pas in de laatste scène stijgt het stuk boven het materiaal van het stuk zelf uit. Als de goden letterlijk het theater verlaten, zonder applaus in ontvangst te nemen en na net het publiek te hebben verweten niets anders te zijn dan makke schapen, wordt het publiek in de steek gelaten. Zoals ook de goden Nederland in de steek laten. (zie foto 15)

foto 11: begrafenisscène

foto 12: godin Athena spreekt via het televisiescherm

Foto 14: Athena

Foto 15: slotbeeld. De goden hebben het theater verlaten, Amèlie’s lichaam ligt op de

tafel/grafsteen. Krabbé en mevrouw Balkenende blijven doorlezen, terwijl het publiek opstaat en de zaal verlaat.