• No results found

Dystopisch/ Utopsich Nederland

In alle drie de stukken wordt een essentialistisch beeld geschetst van Nederland, waarbij per stuk een duidelijke voorkeur is voor een negatieve benadering of een positieve. Deze gekleurde beelden maken van de verschillende Nederlanden in de voorstellingen een dystopie dan wel een utopie. In tabel 4.a zijn de verbeeldingen van Nederland in het theater weergegeven, gegroepeerd per stuk en in negatief en positief.

Uit deze resultaten blijkt dat alleen Tragedie consequent een negatief beeld laat zien. De beide andere stukken zetten een positief ideaal af tegenover een negatief schrikbeeld. De Grote

Verkiezingsshow heeft, mede door de vorm van de rechtbankdialoog, een gepolariseerd beeld van ‘de Nederlander’; aan de ene kant wordt de Nederlander verweten niet betrokken te zijn bij de politiek, aan de andere kant wordt beargumenteerd waarom de Nederlander juist wel betrokken is. Omdat het stuk eindigt met de zeer positief gestemde monoloog van de rechter, is de algehele toonzetting positief en toont het stuk een ideaaltypische, tolerante, nuchtere, vrijdenkende Nederlander. Dit is anders in De eeuw van mijn dochter, waarbij het publiek achtergelaten wordt met een slot waaruit vooral hopeloosheid en kilte blijkt. Toch zit ook in dit stuk een duidelijke positief beeld van de Nederlandse identiteit verborgen. De mijmerende Amèlie schetst in De eeuw

van mijn dochter een Nederland van vóór de regering Balkenende en betreurt hoe het land onder de regering van haar vader is vervallen in een bang en kleinzerig land. Opvallend is dat haar schets van dit Nederland van vroeger aansluit bij het positieve beeld van de rechter: tolerant, trots, open, gastvrij, moedig, progressief en niet bang om op te komen voor idealen.

Tabel 4.a Negatieve en Positieve Verbeeldingen van Nederland in het Theater Theaterstuk Beeld Tragedie negatief Kinderlijk Hedonistisch Lui Zelfoverschattend Laf Egocentrisch Vadsige koeien Feestvierders Gericht op het gezin Bang De Grote Verkiezingsshow negatief positief Besluiteloos Beïnvloedbaar Burgerlijk gezin Schreeuwerig Profiteur Gevoelloos Ongeïnteresseerd Moedig Tolerant Progressief Vrij en Onverveerd Politiek betrokken Gastvrij Nuchter Zelfverzekerd Avontuurlijk Democratisch

De eeuw van mijn dochter

Negatief positief Makke schapen Kinderlijk Leugenachtig Burgerlijk Laf Op zichzelf gericht Bang voor verandering Bang voor ‘negers’ Saamhorig Tolerant Trots Progressief Verstandig

Dat geeft aan dat, hoewel op het eerste gezicht De eeuw van mijn dochter een dystopisch Nederland laat zien, het verlangen naar precies hetzelfde Nederland als in De Grote

Verkiezingsshow hier onder de felle maatschappijkritiek sluimert. De eeuw van mijn dochter is hiermee vooral een kritiek op de huidige politieke regering en het beleid, dan op het Nederlandse volk op zich. De ideale Nederlandse burger, de Nederlander-zoals-deze-zou-moeten-zijn, is betrokken, actief, tolerant, gastvrij en progressief. In zekere zin is dit ook een Nederlander waar

Tragedie op zinspeelt, juist door het zo expliciet tonen van het negatief. Als er iets is wat de koorleden niet zijn, dan is dat wel een betrokken, actieve, gastvrije en progressieve burger.

De dystopie die verbeeld wordt in zowel Tragedie als De eeuw van mijn dochter is opvallend gelijkend. In beide stukken is het volk bang en laf, egocentrisch en achterdochtig. De

vergadercultuur wordt in beide stukken op de hak genomen en vooral ook de angst voor

veranderingen en de ander wordt in beide stukken verwoord, dan wel verbeeld. Opvallend is ook dat beide stukken lijken te waarschuwen voor een ramp die aanstaande is. Ook wordt in de loop van de stukken duidelijk dat deze ramp niet afgewend zal worden door het Nederlandse volk, laf, lui en ongeïnteresseerd als dat is. Tragedie brengt deze negatieve eigenschappen niet in verband met de politieke situatie in het land, zoals De eeuw van mijn dochter dat wel doet. Daarmee is

Tragedie een hardere kritiek op de volksaard van de Nederlandse burger dan De eeuw van mijn

dochter dat is, want de lethargische angsthazen die in Tragedie rondlopen, hebben hun karakter aan niemand anders te verwijten dan zichzelf.

Behalve de karakterschetsen worden stereotype associaties gebruikt om te refereren aan Nederland: zowel de koeien en de weilanden komen aan bod, water, de VOC, dorpjes met kneuterige braderieën, kerktorens, de straten van Amsterdam en zelfs winkelketen Het Kruidvat. Het zijn associaties die op de eerste de beste ansichtkaart zouden kunnen staan. In De eeuw van

mijn dochter is ook de referentie aan de huidige politiek niet te missen. Balkenende is geen fictief personage, maar een bestaande politicus. Datzelfde geldt voor Jeroen Krabbé, mevrouw

Balkenende en dochter Amèlie. Daarnaast wordt diverse malen gerefereerd aan bestaande publieke figuren, zoals Katja Römer-Schuurman (een bekende televisiepersoonlijkheid en vrouw van één van de spelers) en Gordon (een volkszanger en televisiepresentator). Deze details plaatsen het stuk in een zeer herkenbaar Nederland.

5.5. Samenvattend

Uit deze analyse blijkt dat de theaterstukken niet het al dan niet bestaan van een nationale identiteit aan de kaak stellen. Alle drie de stukken lijken als uitgangspunt te hebben dat er wel degelijk een samenbindende volksaard is, een serie karaktereigenschappen die ‘de Nederlander’ maken tot wie hij is. In Tragedie komt die nationale identiteit vooral neer op een collectieve angst voor het nemen van verantwoordelijkheid. De Grote Verkiezingsshow houdt het op een gedeelde geschiedenis van VOC, liberalisme en democratie en De eeuw van mijn dochter gooit het op een gemeenschappelijke fobie voor alles wat maar verandering inhoudt. Al deze verbeeldingen gaan uit van een gemeenschap met een essentie. De positie die in deze theaterstukken wordt

ingenomen ten opzichte van het thema ‘nationale identiteit’ is daarmee verre van deconstruerend en meta-analytisch, wat tegen de verwachtingen in dit onderzoek is. In de geanalyseerde stukken is geen sprake van de reflecterende, deconstruerende benadering op het begrip ‘natie’ of

‘nationale identiteit’ die bij ‘kunst’ te verwachten viel. In plaats daarvan laten de drie stukken elk een stereotype, essentialistisch beeld van Nederland zien. De drie stukken willen met hun

verbeeldingen van ‘de Nederlander’ niet een positie innemen in het debat over het bestaan en het beeld van de Nederlandse nationale identiteit. Voorop staat in de stukken de kritiek die zij hebben op de Nederlandse samenleving. Toch laten de stukken een duidelijk beeld zien van de

Nederlander. Juist doordat zij hun kritiek willen verbeelden, nemen ze wel degelijk een positie in ten opzichte van de nationale identiteit. De stereotypering van ‘de Nederlander’ speelt daarbij een centrale rol. De makers grijpen de gesuggereerde collectiviteit en uniformiteit aan om hun publiek bij de voorstelling te betrekken. Het publiek is in alle drie de voorstellingen méér dan alleen passief toekijkend theaterpubliek. Het wordt aangesproken als onderdeel van het volk, het wordt ‘Nederland’. Het publiek wordt geactiveerd en het stereotype wordt persoonlijk gemaakt. Hoe herkenbaarder de beelden van ‘de Nederlander’, hoe gemakkelijker de vereenzelviging van het publiek met het volk dat toegesproken wordt en hoe directer en persoonlijker de kritiek van de makers.