• No results found

Het beeld van ‘de Nederlander’ in de opiniebladen

Dunschillend NederlandDunschillend Nederland

2.3. Het beeld van ‘de Nederlander’ in de opiniebladen

Algemeen kan gesteld worden dat hoe meer ruimte er is voor gastschrijvers en discussie tussen verschillende auteurs, hoe meta-analytischer de algehele indruk van het blad is. Waar Elsevier neigt naar een essentialistische benadering, kiezen Vrij Nederland en De Groene Amsterdammer niet duidelijk voor één visie. Vrij Nederland echter gaat wel zo ver de essentialistische kant op, dat het blad komt met een poging tot definiëring van de Nederlandse volksaard.

Het verzamelde materiaal uit deze bladen levert de volgende typering van ‘de Nederlandse identiteit’ op:

‘De’ Nederlander is een ondernemend, eigenwijs, zelfoverschattend, lui, zuinig, hedonistisch gezelligheidsdier, dat meer dan eens uit lafheid en gebrek aan durf eindeloos door blijft

vergaderen tot een compromis is bereikt. ‘De’ Nederlander hecht waarde aan wat gepercipieerd wordt als ‘traditioneel’, al is de feitelijke historische kennis praktisch nihil en mag vooral de eigen vrijheid niet in het gedrang komen. Tolerantie wordt ook regelmatig aangehaald, maar vaak verbonden met het verleden, de opkomst van nationalistische partijen illustreren juist het typische gebrek aan trots op het vaderland. Vooral in nationaal voetbal en Koninginnedag vindt ‘de’ Nederlander een uitweg voor gelegitimeerd nationalisme, waarbij de vieringen op carnavaleske samenscholingen uitlopen.

In een tabel ziet het beeld er als volgt uit:

Tabel 4.a. De verbeelding van de nationale identiteit van de Nederlander in het WRR-onderzoek, Elsevier, Vrij Nederland en De Groene Amsterdammer

Media Nederlanders zijn….

WRR-onderzoek

Elsevier

Vrij Nederland

In toenemende mate nationalistisch Tolerant

Open

Gelijk (als in gelijkheid van man en vrouw) Historisch niet goed onderlegd

Eigenwijs Burgerlijk Vergadervolk Over-emotioneel Slordig Hedonistisch

Historisch niet goed onderlegd Consumenten op koopzondag Koopmannen (ondernemend) Gidsland Arrogant Dominees Lomp Aristofoob Compromissensluiters Vergaderaars Tolerant

Traditioneel (tulpen, klompen, molens en ‘Hollandse’ hapjes als hagelslag, oliebollen, stroopwafels, erwtensoep, haring, aardappelen-groente-vlees, etc.)

Kaaseters Koopmannen Tolerant Gezellig

Niet trots op Nederland eenvoudig

Betweters Laf Filerijders

Geobsedeerd door de Tweede Wereldoorlog Zuinig (dunschillend en kaasschavend) Liberaal en progressief (homohuwelijk, euthanasie, abortus, prostitutie, soft-drugs-beleid)

De Groene Amsterdammer

Voetbalgek

De Nederlandse Taal Bang

Divers en multicultureel

Op zichzelf gericht, als in een zeepbel of een reisbus met de ‘luiken dicht’

Geen heldenvereerders

Historisch gericht op oude glorie als De Gouden Eeuw Betweters Narcistisch Claustrofobisch Dominees De Nederlandse Taal

Vies van een gedeelde nationale historie Zoekende, gefragmenteerd, gebroken

Uit deze veelvoud aan kenmerken van de volksaard kan een voorzichtige samenvatting gemaakt worden. Juist in de herhaalde beelden zit de kracht van de verbeelding, dus gesteld kan worden dat in dit publieke, niet-artistieke discours de Nederlander consequent wordt verbeeld als:

tolerant, een geboren koopman, betweterig, progressief, burgerlijk, narcistisch, zuinig, hedonistisch, een volk van vergaderaars en compromissensluiters, historisch niet goed onderlegd, angstig en laf

Tegenstellingen in deze beelden, zoals zuinig en hedonistisch of progressief en burgerlijk, tonen vooral hoe stereotypen al naar gelang de teneur van een artikel kunnen worden ingezet.

2.4. Samenvattend

Zoals hierboven omschreven is, benadrukt Sleegers in haar rapport zowel de invloed van het debat over nationale identiteit op de beeldvorming over die identiteit, als de neiging in het debat een essentialistische positie in te nemen. De resultaten van Sleegers laten zien dat de mening over de multiculturele samenleving (voor of tegen) zeer verbonden is met het standpunt over nationale identiteit. De opiniebladen nemen een minder uitgesproken positie in voor of tegen

multiculturalisme. Het is vooral het blad Elsevier dat herhaaldelijk het verband legt tussen de multiculturele samenleving en de noodzaak voor een sterkere nationale identiteit. Toch bieden de pagina’s van alle drie opiniebladen meer ruimte voor discussie en pogingen het debat zelf te duiden, of de oorsprong van de beelden van ‘nationale identiteit’ te achterhalen.

De thema’s die Sleegers identificeert als terugkerende elementen van ‘de’ Nederlandse identiteit (tolerantie, gelijkheid van man en vrouw, openheid en koopmanschap) vinden we ook in de opiniebladen terug. Verspreid over de periode van zeven jaar, kan gesteld worden dat, net als in de grote dagbladen en in het interne politieke debat, ook in de opiniebladen met de jaren ‘nationale identiteit’ een onderwerp werd dat op ruime belangstelling kon rekenen. Door de problemen rond de multiculturele samenleving werd de discussie op scherp gesteld en bleek het plotseling relevant om een antwoord te vinden op de vraag of ‘de’ Nederlandse nationale identiteit bestond en zo ja, hoe die er dan uit zag.

Naarmate de discussie voortduurde, kwam er meer ruimte in de opiniebladen voor een

nuancerend en meta-analytisch standpunt en reflexieve rust in de discussie. Echter, wanneer het onderwerp weer eens hoog op de maatschappelijke agenda kwam te staan, zoals in 2007 met de publicatie van het WRR rapport “Identificatie met Nederland” en de beruchte rel rond Maxima’s niet-gevonden Nederlander, lijkt het debat weer als vanouds te ontvlammen en worden dezelfde stellingen weer ingenomen. Dick Pels heeft benadrukt dat het nieuwe Nederlandse nationalisme zowel bij links als bij rechts weer in zwang is geraakt, maar zoals Sleegers aantoont, zitten de felste voorvechters van een stevige nationale identiteit in de antimulticulturele hoek. Vooral de integratie van moslims in Nederland wordt door deze hoek herhaaldelijk in verband gebracht met de discussie over de Nederlandse nationale identiteit, waardoor de discussie aan zelfreflectie inboet en vooral gericht lijkt op de verschillen met ‘de ander’, in plaats van de kenmerkende elementen van het ‘zelf’. Met hoofdstuk één in gedachten, en daarmee de ontwikkeling van het nationalisme en nationale identiteit, wekt dit allerminst verbazing. Juist het verschil met ‘de ander’, of, beter gezegd, het verlangen naar het verschil met de ander, vormt de basis van de constructie van de ‘nationale identiteit’.