• No results found

Is rechten een geleerheid of een wetenschap?

In document Capita Encyclopedie en Rechtsfilosofie (pagina 30-33)

Geeft de hiervoor geschetste rondgang ons nu het beeld van de rechtswetenschap als een ‘weten-schappelijke’ discipline? Of is de rechtswetenschap toch uiteindelijk een geleerdheid, zoals in de naam van verschillende rechtenfaculteiten tot uitdrukking komt? En is het überhaupt belangrijk? De filosoof Van Nierop schrijft dat wanneer een wetenschapsbeoefenaar de noodzaak voelt om het wetenschappelijke karakter van zijn wetenschap voortdurend te overdenken en te rechtvaardigen, het met zo’n wetenschap vaak problematisch gesteld is.68 Soms is dat zelfs een teken van haar naderend einde als wetenschappelijke institutie, zoals dat bijvoorbeeld bij de wetenschap van de andragologie in de jaren zeventig het geval is geweest.

Naar het zich laat aanzien hoeft de rechtswetenschap zich over dat laatste geen zorgen te maken. Dat heeft echter niet alleen te maken met de status van de rechtswetenschap als wetenschap, maar tevens met het maatschappelijk belang van het object dat zij bestudeert. Wat er ook zij van de moei-lijkheden ten aanzien van de begripsomlijning van het verschijnsel recht, over twee dingen is men het toch over het algemeen wel eens: (1) recht bestaat en (2) het dient te worden bestudeerd. Wat dat eerste betreft verkeert de rechtswetenschap in dezelfde luxueuze positie als de geschiedwe-tenschap. Men moet filosoof zijn om te kunnen beweren dat het verleden niet bestaat (een minuut geleden werd de wereld geschapen, met inbegrip van de mensen met geheugens die hen de illusie geven van een verleden). Dat er een verleden bestaat en dat het kan (we hebben het nog niet over het nut) worden bestudeerd is duidelijk. Maar hoe zit dat met het object van bijvoorbeeld de filosofie? We zouden ons er te gemakkelijk vanaf maken wanneer we bij de etymologie van het woord ‘filosofie’

65 HR 23 mei 1921, NJ 1921, 564.

66 Vgl. Frank, Jerome, Law and the Modern Mind, Peter Smith, Gloucester, Mass. 1970 (1930); Frank, Jerome, Courts on Trial, Myth and Reality in American Justice, Princeton University Press, Princeton, New Jersey 1973 (1949) en Duxbury, ‘Jerome Frank and the Legacy of Legal Realism’, in: Journal of Law and Society, 18 (1991), pp. 175-205.

67 Gray, John Chipman, The Nature and the Sources of the Law, Second Edition from the Author’s Notes, by Roland Gray, LL.B., The MacMillan Company, New York 1948 (1909) die vaak wordt gezien als een realist avant la lettre.

68 Nierop, M. van, ‘Is filosofie een wetenschap?’, in: P.B. Cliteur, H.D. Papma, R.T.P. Wiche, red., Overtuigend bewijs.Over het wetenschappelijke van de niet-exacte wetenschappen, Boom, Amsterdam Meppel 1994, pp. 38-65.

blijven hangen en zouden opmerken dat de wijsheid niet bestaat of dat er geen liefde voor de wijsheid bestaat, maar in de lijn van postmoderne theorieën doorredenerend komt het object van de filosofie wel dicht aan te liggen tegen de belletrie of de betogende essayistiek. De autonomie en onherleid-baarheid van het object van de filosofie wordt vanuit de filosofie zelf herhaaldelijk ontkend. Nogmaals: hoe zit dat met recht? Hoe het ook zij, recht bestaat. Weliswaar wordt ook de rechtswe-tenschap regelmatig geconfronteerd met pogingen om de autonomie van het recht als een zelfstandig aspect van de werkelijkheid te ontkennen, maar erg succesvol zijn die pogingen tot nu toe toch niet geweest. Met name auteurs als Perelman,69 Fried,70 Kronmann,71 Langdell72 en anderen wijzen op de specifieke en ‘reductionisme-resistente’ geaardheid van het recht. Holmes schreef in zijn befaamde The Path of the Law (1897) dat de toekomst zou toebehoren aan de econoom en de statisticus. Hij voorspelde dat voor een zelfstandige juridische methodiek in de toekomst niet langer plaats zou zijn. De wetenschappelijke bestudering van het recht zou steeds meer worden overgelaten aan statistici en economen. Nu lijkt inderdaad een hedendaagse discipline als de rechtseconomie aansluiting te kun-nen zoeken bij de idealen van Holmes en andere realisten. Maar tot de verdwijning van ‘Law as an autonomous discipline’ heeft dat tot nu toe niet geleid.73 Integendeel zelfs, zeggen auteurs als Fried en Perelman. De specifieke methodieken van de rechtswetenschap zijn eerder een bron van inspiratie geworden voor andere wetenschappen dan dat de rechtswetenschap volgens het sciëntistische model van het positivisme is gereconstrueerd.74

Diegenen die het zelfstandig karakter van de rechtswetenschap verdedigen tegenover dat van de natuurwetenschappen, laten zich vaak inspireren door een kritiek op het methodologisch naturalisme van het positivisme. Het methodologisch naturalisme ontkent een verschil in methoden tussen de natuurwetenschappen en de geesteswetenschappen.75 De naturalist gaat uit van het volgende: – er is een wetenschappelijk procedé dat voor alle wetenschappen maatgevend is

– het betreffende methodisch ideaal kan men ontlenen aan de natuurwetenschappen – de verhouding die men tussen feiten kan onderkennen is een causale relatie – het natuurwetenschappelijk verklaren is een verklaren uit oorzaken.76

De wetenschapper die zich op het terrein van de maatschappijwetenschappen begeeft, verhoudt zich echter op een geheel andere manier tot zijn object dan een wetenschapper op het terrein van de natuurwetenschappen, brengen de tegenstanders van het methodologisch naturalisme onder de aan-dacht. De natuurwetenschapper staat buiten en tegenover zijn object. De maatschappijwetenschapper

69 Perelman, Chaïm, Droit, Morale et Philosophie, 2e druk, Pichon et R. Durand-Auzias, Paris 1976 ; Perelman, Chaïm, Juridische logica als leer van de argumentatie, Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, Antwerpen/Amsterdam z.j. 70 Fried, Charles, ‘The Artificial Reason of the Law or: What Lawyers Know’, in: Texas Law Review, 60 (1981), pp.

35-58.

71 Kronman, Anthony T., ‘Living in the Law’, in: The University of Chicago Law Review, 54 (1987), pp. 835-876; Kron-man, Anthony T., ‘Precedent and Tradition’, in: The Yale Law Journal, Vol. 99 (1990), pp. 1029-1068; KronKron-man, Antho-ny T., The Lost Lawyer. Failing Ideals of the Legal Profession, The Belknap Press of Harvard University Press, Cambridge (Mass), London 1993; Kronman, Anthony, ‘Alexander Bickel’s Philosophy of Prudence’, 94 Yale Law Journal, 1567 (1985).

72 Vgl. Wightman, J.A., ‘Christopher Columbus Langdell’, in: Simpsom, A.W.B., ed., Biographical Dictionary of the Com-mon Law, Butterwords, London 1984, p. 302; Glendon, Mary Ann, A Nation under Lawyers, How the Crisis in the Legal Profession is transforming Amercian Society, Farrar, Strauss and Giroux, New York 1994, pp. 184-185 en Frank, Courts on Trial, pp. 225-246.

73 Vgl. Posner, Richard A., ‘The Decline of Law as an Autonomous Discipline: 1962-1987’, in: Harvard Law Review, 100 (1990), pp. 761-780.

74 Vgl. Perelman, Chaïm, Droit, Morale et Philosophie, 2e druk, Pichon et R. Durand-Auzias, Paris 1976, p. 193 en Pos-ner, Richard A., The Problems of Jurisprudence, Harvard University Press, Cambridge, Massachusetts, London, England 1990.

75 Vgl. Fay, Brian, Contemporary Philosophy of Social Science. A Multicultural Approach, Blackwell, Malden, Massachu-setts 1996.

76 Aarnio, Aulis, Denkweisen der Rechtswissenschaft. Einführung in die Theorie der rechtswissenschaftlichen Forschung, Springer Verlag, Wien/New York 1979, p. 31.

daarentegen is zelf lid van de gemeenschap of cultuur die hij bestudeert. Hij kan zich ook niet van zijn eigen cultuur losmaken: ‘Er (nl. ‘Der Forscher’; PC) wächst hervor aus dem Boden, den sein Forschungsobjekt vertritt’, schrijft Aarnio.77

Aarnio brengt het verschil tussen de methode van de natuurwetenschappen en die van de geestes-wetenschappen als volgt onder woorden. De natuur wordt beheerst door regelmatigheden. Het is de taak van de natuurwetenschap om die regelmatigheden op het spoor te komen en in kaart te brengen. In de maatschappijwetenschappen gaat het echter niet om louter regelmatigheden, maar om regels. Het maatschappelijk leven wordt beheerst door bepaalde regels, regels van de moraal, van gewoonte en van het recht. Deze regels creëren weer instituties, die vorm geven aan het handelen binnen die maatschappij. Het is onmogelijk om kennis en wetenschap van de maatschappij te verkrijgen door alleen de regelmatigheden op het empirisch vlak te bestuderen. De ‘ruwe waarnemingen’, waarop de Amerikaanse realisten zich baseerden, zijn volkomen betekenisloos. Het wetenschappelijk weten omtrent de maatschappij berust op bepaalde ‘Lesarten der Bedeutungen’ en niet op empirische waar-nemingen. Het gaat er, met anderen woorden om, hoe men de betekenissen kan verstaan.78

Niet alleen bestaat het recht en is het in de vele eeuwen dat het werd bestudeerd door rechtsweten-schappers tamelijk ‘reductie-resistent’ gebleken, er is ook altijd behoefte geweest aan een wetenschap-pelijke bestudering van het recht. Rechtswetenschap werd nuttig geacht. Het recht is ook niet voor niets een van de oudste wetenschappen. Het ligt in de lijn der verwachting dat er ook altijd behoefte zal blijven aan het systematiseren van het recht en het overdragen van de juridische traditie op telkens een nieuwe generatie studenten. Het zou best eens kunnen dat dit soort, vanuit een principiële op-tiek tamelijk triviale gegevenheden, een belangrijke bijdrage leveren aan de ‘sicheren Gang einer Wis-senschaft’. In elke maatschappij heeft men de behoefte gevoeld om algemene begrippen in het recht te ontwikkelen met behulp waarvan men het recht overzichtelijk zou kunnen maken en beheersen. Men zou de belangrijkste opgave van de rechtswetenschapper daarin kunnen zien dat de syste-matiek die in feite de wetgever al begonnen is verder wordt uitgewerkt. Daarbij loopt de rechtswe-tenschapper natuurlijk niet geheel aan de leiband van de wetgever. De werechtswe-tenschapper kan nieuwe categorieën introduceren en andere ordeningen aanbrengen dan de wetgever heeft aangebracht.79

Een van de belangrijkste taken van de rechtswetenschap is echter altijd geweest het structureren van het juridisch materiaal in het licht van de dragende beginselen van een rechtsstelsel. Dat brengt ons terug bij Van Schilfgaarde.

Aan het begin van dit hoofdstuk werd een definitie van wetenschap van Van Schilfgaarde gepresen-teerd. Bij wetenschap zou het gaan om verantwoorde kennis, waarbij verantwoorde kennis door Van Schilfgaarde werd getypeerd als een weten dat tevens de gronden bevat. Hoe verhoudt zich dit stre-ven tot de rechtswetenschap? Kunnen we ons rechtswetenschappelijk iets voorstellen bij een ‘weten dat tevens de gronden bevat?’ Volgens een bepaalde traditie in het denken over de rechtswetenschap is dat zeker het geval. Een systematische en coherente verwerking van het juridisch materiaal in het licht van enkele dragende beginselen is het ideaal van de ‘klassieke rechtswetenschap’; Simmonds spreekt van ‘Classical Legal Doctrine’ (CLD). Eigenlijk zijn we al met de idealen van de klassieke rechtswetenschap in aanraking gekomen bij de bespreking van het werk van William Blackstone, een van de meest invloedrijke vertolkers van deze traditie, maar we zullen proberen om nu de idealen van de klassieke rechtswetenschap nog iets verder uit te werken en deze te confronteren met enkele punten van kritiek die vanuit relativistische stromingen als CLS op de traditionele rechtswetenschap worden uitgeoefend. In het hiernavolgende staat de confrontatie tussen CLD en een aantal concur-rerende tradities zoals CLS centraal, waarbij we wat betreft onze weergave van de idealen van de

77 Aarnio, O.c., p. 27 en Bruggink, J.J.H., ‘Is rechtswetenschap een wetenschap?’, in: J.J.H. Bruggink, Rechtsreflecties. Grondbegrippen uit de rechtstheorie, Kluwer, Deventer 1993, pp. 123-147.

78 Vgl. Aarnio, O.c., p. 31. 79 Aarnio, O.c., p. 52.

‘Classical Legal Doctrine’ sterk aanleunen tegen de typering daarvan door de Britse rechtsfilosoof Nigel Simmonds.

In document Capita Encyclopedie en Rechtsfilosofie (pagina 30-33)