• No results found

Bijlage 1, A t/m G: Interviewverslagen

A. Interview met Rineke Bugter op 24-11-2017 te Raalte

Zou u kunnen vertellen wat uw exacte functie is bij de gemeente Raalte en hoe u bij het woonbeleid van de gemeente betrokken bent?

“Mijn officiële functie is ontwikkelaar. Dat is bij ons de benaming voor strategisch beleidsadviseur op het gebied van wonen en grondzaken. Maar voor nu is dus wonen van belang.”

Ik heb natuurlijk de woonvisie van Raalte gelezen. Kunt u vertellen wat volgens u de belangrijkste uitdaging is voor Raalte als het gaat om wonen in de toekomst?

“De belangrijkste opgave is de bestaande bouw. Als je naar demografie kijkt, dan zie je dat er een grijze golf gaat komen. We hebben hier veel grote eengezinswoningen. Deze zijn wel aanpasbaar, dat is een voordeel, maar niet bepaald ingericht op levensbestendig wonen. De uitdaging is dus hoe je die bestaande bouw geschikt gaat maken, want de mogelijkheden voor nieuwbouw zijn beperkt. Als je het procentueel bekijkt, dan is het bijna verwaarloosbaar wat je nog toevoegt. Met nieuwbouw ga je het woonprobleem niet oplossen. Aan de andere kant is er nog wel beperkte nieuwbouw, dus wat je toevoegt, moet je zorgvuldig doen. De komende vijftien jaar is er nog een beetje groei en dan houdt het op. Wat je nu nog toevoegt, moet echt goed gebeuren.”

Maar nu ben ik op de Franciscushof gaan kijken, zo’n nieuwbouwlocatie en daar kreeg ik niet het idee dat het om levensloopbestendige huizen ging.

“Dat klopt. Dat is al een ouder plan; maar dat wil niet zeggen dat het bestemmingsplan zoals het er nu ligt, ook exact zo uitgevoerd gaat worden. We kijken nu welk gedeelte wordt ontwikkeld en als we een volgend gedeelte gaan ontwikkelen, voldoet dat dan kwalitatief wel? De uitdaging is dat je de markt van nu hebt, met voornamelijk starters die een betaalbare nieuwbouwwoning willen, maar als je voor die vraag van nu bouwt, bouw je dan nog wel voor de vraag over 15 jaar. Dat is de uitdaging bij elk plan. Het is een spagaat en dat vergt creativiteit.”

Wat Raalte onderscheidt van Zwolle en Kampen, is dat het meerdere kernen heeft en niet één centrale stad heeft. In hoeverre maakt dit het woonbeleid van Raalte anders?

“De situatie in Kampen ken ik wat minder goed. Binnen de gemeente Raalte zijn er 9 kernen in totaal. Wij hebben gekozen voor een sterk kernenbeleid, wat betekent dat elke kern mag groeien. Wat we nog mogen bouwen wordt over de kernen verdeeld. Je zou ook een concentratiesysteem kunnen toepassen, maar hier is politiek een andere keuze gemaakt. Kernen mogen groeien naar de omvang die ze nu hebben. Dit betekent dat de beperkte woningbouw die we hebben, ook nog verdeeld moet worden over de kernen.”

Hoe bepaal je dan exact voor elke kern de vraag?

“Dat is een beetje theoretisch en vraagt vooral om ‘learning by doing’. Voor kleine kernen is het moeilijk om de vraag te bepalen. Voor Raalte kun je demografie en woonwensen nog redelijk goed interpreteren, maar hoe kleiner de kern, des te onbetrouwbaarder de uitkomsten. Dat is lastig. Met name voor de grote kernen is de behoefte goed in beeld, maar als het gaat om de hele kleine kernen van 500 inwoners; of die 2 of 3 huizen die je toevoegt dan voor de toekomst de juiste zijn, dat weet ik niet. We hebben ook redelijk veel verenigingen voor het plaatselijk belang, maar deze komen natuurlijk ook vooral op voor het belang van nu. Je probeert met alle kennis die je hebt het juiste te doen, maar

75 dit is op basis van onderzoek moeilijk te bepalen. Anderzijds zijn de prognoses ook maar cijfers. Laag Zuthem, een kern van 500 inwoners, had een bouwplan dat volgens de prognoses voor 10 jaar genoeg was, maar binnen een jaar was het al helemaal uitverkocht. Je moet dus ook heel goed naar de praktijk kijken.”

In hoeverre is gemeente Raalte op hoogte van het woonbeleid van andere gemeenten?

“Met name in subregio heel goed, dus de gemeenten Olst-Wijhe en Deventer. Daarmee heb ik regelmatig overleg. Hier opereren ook dezelfde woningcorporaties. We maken regelmatig afspraken en de woonvisies worden op elkaar afgestemd. Deventer is nu bijvoorbeeld bezig met een woonvisie en daar zijn wij ook bij betrokken. Er wordt in een vroeg stadium overlegd. Bij andere gemeenten buiten de subregio zijn we wel betrokken maar minder. Hierbij is vooral Zwolle natuurlijk interessant, omdat de kern Heino tussen Zwolle en Raalte ligt.”

Maar jullie staan niet soms ineens voor verrassingen?

“Nee, maar wel geldt dat hoe verder de gemeenten verwijderd zijn, hoe minder we betrokken zijn. Zwolle zal allicht bij alle gemeenten betrokken zijn, maar wij vooral in de subregio. De gemeente Steenwijkerland, bijvoorbeeld, heeft vast haar woonvisie naar ons toegestuurd, maar daarvan weet ik niet zo uit mijn hoofd wat erin staat.”

Het viel me op dat de woonvisies van gemeenten zoveel overeenkomsten vertonen. Hoe komt dit?

“Ik denk omdat de opgaven zo duidelijk zijn?”

Is die opgave voor Zwolle dan niet heel anders dan voor Raalte?

“De grote trends zijn denk ik hetzelfde. Het enige is dat Zwolle nog wel veel met nieuwbouw kan oplossen en wij niet. De opgaven zijn hetzelfde, de oplossingen zijn anders.”

Hoe belangrijk zijn demografische prognoses bij de totstandkoming van het woonbeleid?

“Heel belangrijk. In kwantitatieve zin is het belangrijk, omdat het de hoeveelheid nieuwbouw bepaalt, maar ook voor doelgroepen is het belangrijk. Hoe veranderen de huishoudenssamenstellingen?”

Zijn die prognoses effectief gebleken in de afgelopen jaren?

“Ja. Ik heb niet het gevoel dat de situatie heel erg anders is ontwikkeld; op grote lijnen dan. Per jaar zijn er natuurlijk fluctuaties, maar de grote trends blijven hetzelfde. Er is een toename van kleine huishoudens, een vergrijzingsgolf en voor Raalte een beperkte groei met ergens tussen 2030 en 2035 stagnatie.”

Kun je kort vertellen hoe woonbeleid tot stand komt hier. Wie is erbij betrokken en wanneer wordt er met welke partijen overlegd?

“De woonvisie is gestart met een woningmarktanalyse. Daarna zijn er woonbijeenkomsten georganiseerd in alle kernen, waarbij de vraag was: herkennen jullie je in onze analyse en wat zou je ons willen meegeven? Dat waren hele leuke, enthousiaste bijeenkomsten. Daarna hebben we met allerlei professionele partijen gesproken: Verengingen van het plaatselijk belang, woningcorporaties. Die spreken we sowieso al een keer per jaar, maar nu nog een keer vaker. Verder hebben natuurlijk ook met ontwikkelaars, makelaars gesproken. We hebben dus veel input opgehaald. Met name in

76 gesprek blijven is de sleutel tot alle beleid. Openstaan voor input van anderen en uitleggen waarom iets wel of niet kan.”

De woonafspraken gaan alleen over aantallen. Staat u er net als de provincie ook achter om meer over kwaliteit te praten in toekomst?

“Ja. Zeker. Maar ik denk wel dat dit nodig was. Aantallen zijn nu eenmaal politiek een heikel punt. Als je dat eenmaal helder hebt, kun je het over kwaliteit hebben”

Was Raalte gelijk enthousiast om deel te nemen aan de woonafspraken?

“Nee. Het was nieuw; we kwamen uit een tijd dat veel kon en de provincie terughoudend was. We hadden wel regionale visies met aantallen, maar toch was het idee dat aantallen minder belangrijk zijn en kwaliteit veel belangrijker is. Toen kwam de Hoge Raad, die plannen onderuithaalde in het kader van de duurzame verstedelijking en bleek dat er regionale afspraken nodig waren over aantallen. Iedereen was wel een beetje verbaasd: het ging toch om kwaliteit? Raalte moest ook veel schrappen van de provincie, daarom waren we niet meteen happig om afspraken te maken. Maar inhoudelijk gezien staan we wel achter de woonafspraken en zien we ook de regionale meerwaarde. Je moet alleen wel eerst een drempel over. Het sentiment was destijds dat we het zelf wel in de subregio konden oplossen en dat de provincie het niet hoefde op te leggen, maar in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking moest wel met heel West-Overijssel afspraken gemaakt worden.”

Zijn alle partijen tevreden met de uitkomst van de woonafspraken of zijn er ook gemeenten schoorvoetend mee akkoord gegaan?

“Ik denk wel dat alle partijen achter de uitkomst staan.”

Zijn alle gemeenten goed genoeg gehoord bij de totstandkoming van die woonafspraken? Was er sprake van gelijkheid?

“Het is echt een gezamenlijke ‘effort’ geweest. Met name gemeenten met overcapaciteit hebben natuurlijk flink moeten slikken. Tussen gemeenten onderling was er weinig onenigheid. Als hier al sprake van was, was het eerder tussen gemeenten en provincie, mede omdat nog een verordening is vastgesteld.”

Waren er specifieke kwesties die voor Raalte speelden bij de woonafspraken?

“Nee. Voor ons was het onderdeel stedelijke vernieuwing wel belangrijk, omdat we vinden dat we elkaar daarbij ook moeten versterken, maar dat ging meer om kennis uitwisselen dan onderhandelen. Bestaande bouw vernieuwen is een belangrijk issue, waarbij je samen moet optrekken. Verder zijn er ook op dit moment geen zaken die spelen. Het gaat erom van elkaar te blijven weten wat er speelt.”

Zijn er ook met Zwolle geen conflicten, zoals Kampen dat wel heeft?

“Nee. Ik denk dat zoals het zich nu ontwikkelt, Heino bijvoorbeeld meer inwoners uit Zwolle trekt dan andersom. Wij ‘profiteren’ misschien wel van de huidige schaarste in Zwolle, om het maar zo te zeggen, dus het is zeker geen bedreiging. Ik denk dat de woningmarkten van Zwolle en Raalte gewoon veel minder verweven zijn dan die van Kampen en Zwolle.”

77

Is de samenwerking hier intensiever dan vroeger of in andere regio’s?

“Deze intensieve samenwerking is wel relatief nieuw, maar over andere regio’s weet ik niet zo goed. Met Olst-Wijhe hebben we zelfs nog intensievere samenwerking omdat we ook dezelfde woningcorporatie hebben. Dus die spreek ik bijna maandelijks.”

Hoe zou het woonbeleid van de gemeente Raalte eruit hebben gezien zonder de woonafspraken West-Overijssel?

“Inhoudelijk zou het niet heel anders zijn; we hebben nog steeds te maken met dezelfde ontwikkelingen. De ambitie qua aantallen zou wel anders zijn. We hebben nu natuurlijk afgeboekt op basis van die afspraken en dat zou dan waarschijnlijk niet of minder gebeurd zijn. Dan zouden we meer nieuwbouwambitie hebben. Er is namelijk altijd planuitval. Bovendien creëert aanbod ook vraag. Dat zou dan waarschijnlijk het standpunt geweest zijn zonder die afspraken.”

Hoe gaat Raalte zorgen voor die stedelijke vernieuwing en transformatie naar duurzaam en levensbestendig wonen als je nauwelijks nieuw mag bouwen? Veel woningvoorraad is immers in particulier handen.

“Ja, dat is de opgave. Bovendien is de woningmarkt hier zo dat een groot deel koop is. In de grote steden is meer sociale huur. Met de corporaties kunnen we wel afspraken maken en dat doen we ook, maar op woningeigenaren hebben we natuurlijk weinig invloed. Je kunt wat doen aan bewustwording, maar dan houdt het ook op. Sowieso zijn de woonopgaven van de toekomst hier niet op te lossen met nieuwbouw; je moet het doen met wat er al staat. We hebben straks relatief heel veel kubieke meters voor heel weinig mensen. Dat zijn opgaven waar we het antwoord nog niet helemaal op weten.”

Wat verstaat u onder goede afstemming van het woonbeleid?

“Voor mij is dat met name weten van elkaar waar je mee bezig bent. Het is niet elkaar om toestemming vragen. Het zit meer in de informerende sfeer en mekaar weten te vinden als er wat speelt.”

Wat zou er in de toekomst wat dit betreft dan verbeterd kunnen worden?

“Dat zie ik zo niet. Ik denk dat we nu wel de goede slag te pakken hebben. Ik denk dat het met name zaak is om elkaar niet te vast te houden in de samenwerking en vooral niet de boel voor lange tijd vast te zetten. Flexibiliteit is hierin belangrijk. De opgaven zijn in het groot wel duidelijk, maar er verandert natuurlijk dagelijks wat. De laatste jaren is er in de wetgeving over woningcorporaties elke maand wel wat veranderd. We moeten het niet in een keurslijf zetten. En ik denk dat er veel aandacht moet zijn voor binnenstedelijke bouw. Hier zal echt de focus op komen te liggen en niet op uitleglocaties. We moeten elkaar hierover met kennis versterken, maar niet beperken.”

Heeft u verder nog dingen die u wilt benoemen of die belangrijk zijn om het nog over te hebben?

“Nee, eigenlijk niet.”

78