• No results found

Bijlage 1, A t/m G: Interviewverslagen

E. Interview met Géanne Koelewijn op 24-11-2017 te Zwolle

Verschilt de mate van afstemming van woonbeleid per provincie of regio?

“Ja, dat verschilt zeker. Je hebt provincies die heel erg sturen op aantallen en je hebt ook provincies die veel meer sturen op kwalitatieve vraag. Mijn beeld is dat deze provincie stuurt op aantallen, maar ook op kwalitatieve afspraken. Daar heeft Zwolle ook al een voorzet voor gegeven. Wij zijn echt een groeigemeente. De schaarste aan woningen is op dit moment enorm. Dit staat in contrast met andere gemeenten in de regio die hun wooncapaciteiten hebben moeten downgraden. Wij zitten juist in die groeiontwikkeling. We spreken dus wel elke keer vanuit een heel ander perspectief. Wij kijken waar we nog woningen in kunnen breiden en of dat niet ten koste gaat van de leefomgeving; terwijl de kleinere gemeenten kijken waar ze woningen kunnen slopen en plannen kunnen schrappen. De vraag is wel gelijk, namelijk: hoe kunnen we kwaliteit neerzetten? De invulling die eraan moet worden gegeven is echter heel verschillend.”

Die verschillen zijn te merken bij de woonoverleggen tussen gemeenten?

“Ja. De thema’s en belangen die worden ingebracht zijn heel verschillend.”

Hoe zit het met de situatie bij ’s-Heerenbroek waar Zwolle tijdelijke woningen aan de Scholtensteeg wil neerzetten, tegen het zere been van de bewoners van ’s-Heerenbroek?

“Die situatie heeft met de provincie en woonafspraken niet direct te maken, al maak je natuurlijk wel afspraken met de provincie over aantallen, die woonafspraken die we iedere vier jaar maken. Maar we maken daarin geen afspraken over locaties van de woningen. Die afspraken zijn in principe al gemaakt. Het bestemmingsplan Stadshagen lag er al. De Scholtensteeg heeft een woonbestemming waarbij het vooral van belang is dat omwonenden goed geïnformeerd en meegenomen worden.”

Maar had dat destijds dan niet beter moeten worden afgestemd met de gemeente Kampen?

“De gemeente Kampen was ook betrokken bij de afspraken. Het uitgangspunt is dat de woningmarkt lokaal georiënteerd is. De meeste verhuisbewegingen vinden binnen de gemeente plaats. Dan heb je nog migratie binnen de regio en voor Zwolle geldt dat we ook nog veel bewoners ontvangen van buiten de regio, uit Groningen bijvoorbeeld. Maar; de woningmarkt is in principe lokaal. We hebben toen dus afgesproken dat we op gemeentelijk niveau de woonplannen maken. Wel is er de subregio waar we onderling mee afstemmen. Dat gaat vooral om buitenstedelijk gebied, dus als je uitleglocaties ontwikkelt. Ook om geen concurrentie te krijgen op aanbod. Voor Zwolle geldt dus dat er wordt afgestemd als er woningbouwplannen zijn van meer dan vijftig woningen. Maar dat gaat over permanente woningbouw. Voor tijdelijke woningbouw hoeft niet afgestemd te worden, omdat er geen permanente woonbestemming onder ligt. Voor de Scholtensteeg geldt dat er een woon/werkbestemming op zit. Daar hebben we destijds ook over afgestemd. Dat bestemmingsplan voor Stadshagen is twintig jaar geleden al vastgesteld. Daarin zijn ook de grenzen voor woningbouw in Stadshagen aangegeven en wij blijven binnen die grenzen.”

Dus die inwoners van ’s-Heerenbroek moeten bij hun eigen gemeente, Kampen, aankloppen?

“Het bestemmingsplan wordt altijd ter inzage gelegd, dus de gemeente Kampen en inwoners konden daar bezwaar tegen maken. Maar als bewoner kijk je natuurlijk niet twintig jaar vooruit. Dus ik begrijp dat omwonenden nu reageren, omdat er nu pas daadwerkelijk woningen gebouwd worden.”

92

In hoeverre zijn gemeenten dan op de hoogte van elkaars woonbeleid?

“We stellen allemaal woonvisies op en die worden voorgelegd aan regiogemeenten en dan wordt ook om een inspraakreactie gevraagd; of het past binnen de provinciale woonvisie, hoe het zit met uitbreidingslocaties. Maar over het algemeen wordt erkend dat het een lokale woningmarkt is.”

Hoe zit het dan met Reeve, waar werd gesproken over een bovenregionale woonbehoefte?

“In Reeve is het zo dat er een specifiek waterrijk woonmilieu werd gecreëerd. Daarvan kun je zeggen dat het uniek is voor de regio en onafhankelijke onderzoeksbureaus hebben becijferd hoeveel van die woningen een bovenregionale aantrekkingskracht hebben. Maar Reeve was natuurlijk wel een lastige kwestie waar we vooral bestuurlijk op één lijn moesten komen, want je moet natuurlijk wel met elkaar verder als buurgemeenten en in de regio. Dus zoek je, ondanks het moeizame proces, wel een samen oplossing die voor iedereen acceptabel is.”

Gold voor de woonafspraken ook dat sommige gemeenten schoorvoetend akkoord gingen?

“Nou, wat daar opviel was dat Zwolle en Deventer heel veel lager dan die vastgestelde plancapaciteit van maximaal 100% zaten. Kleinere gemeenten hebben vaak maar een beperkte groei en hebben vaak ook maar één gebied waarin ze dat realiseren; maar daarmee zit je best wel vast aan dat ene bestemmingsplan. Dit zitten dan ook heel gauw hoog in de plancapaciteit, maar ze willen tegelijkertijd wel blijven groeien natuurlijk en de voorzieningen in hun dorpen op peil houden.”

Was dit een lastig punt bij de onderhandelingen van de woonafspraken?

“Nou, het lastige was vooral welke concrete afspraken we zouden gaan maken. Stec zei bijvoorbeeld dat je eigenlijk maar 70 tot 80 procent van je woningbehoefte in plancapaciteit moet willen hebben. Dat was voor kleinere gemeenten niet haalbaar. Dat zou betekenen dat complete locaties op losse schroeven komen te staan. Daarom is uiteindelijk de afspraak geworden dat je maximaal 100% van j e behoefte in je plancapaciteit hebt, dan kan iedereen daarbinnen opereren. Die grens bepalen was de moeilijkste onderhandeling. Je hebt ook wel altijd een bepaalde overprogrammering nodig, want er valt altijd wel wat af of uit. Aan de andere kant worden ze nu wel gedwongen echt in te zetten op de kwaliteit die ze neerzetten in plaats van kwantiteit. Dat is ook de route die de provincie nu heeft ingeslagen. Daar is dus wel strijd over geweest, want het is nogal beperkend. Het doet pijn als je moet deprogrammeren. Wij hebben dat in de crisis al gedaan. Dat deed ook pijn.”

Was Zwolle gelijk enthousiast om deel te nemen aan de woonafspraken?

“Dat was geen vraag. Zwolle is gewoon onderdeel van de woningmarkt Overijssel. Het sturen op harde aantallen zijn wij niet blij mee geweest. Wij vinden nog steeds dat het vooral gaat om lokale vraag, dus in hoeverre heeft de provincie daar dan inbreng in? Als het gaat om mobiliteit of landschapsinrichting; dat is sterk regionaal. Woonbeleid is heel sterk lokaal en daar moet je gemeenten ook de vrijheid ingeven. Dat was echt ons uitgangspunt. Die harde verantwoording die wij moeten afleggen, op elke woning die gebouwd wordt, daarvan denk ik nog steeds, tja, moet dat? Het is positief dat er afspraken worden gemaakt onderling zodat je elkaar niet beconcurreert, maar daar moet je ook flexibel in zijn en gemeenten de ruimte geven daarin keuze te maken. We zijn nu twee jaar verder en inmiddels zijn ze daar wel soepeler in geworden.”

93

Zijn er in de uitvoering van de woonafspraken dingen waar men tegenaan loopt?

“Voor ons speelde de situatie dat we in een subregio zitten met Kampen en Zwartewaterland die beide flinke overprogrammering hadden en dus flink moesten schrappen en Zwolle totaal niet. In principe als je afstemt, leg je elkaar plannen voor, maar zij mochten helemaal geen nieuwe plannen maken, dus viel er weinig af te stemmen. Nu zitten ze inmiddels onder de 100%, dus als er nu nieuwe projecten zijn wordt daarover geïnformeerd. Dat gebeurt voornamelijk via mailing. In de tussentijd hebben we niet binnen de subregio overlegd. Grote plannen worden bij elkaar neergelegd, maar iedereen werkt toch ook vooral lokaal. Ik ben er ook van overtuigd dat we niet echt concurreren met elkaar. Mensen kiezen zelf of ze in Zwolle of Raalte willen wonen; daar spelen veel meer dingen bij mee.”

Dus er hoeft ook niet te worden afgestemd over het type woningen dat gebouwd wordt?

“Nee. Wat bijvoorbeeld wel heel regionaal is, is zorg. We kunnen niet in elk dorp alle soorten zorgopvang aanbieden. Een zorginstelling is wel een reden voor mensen om naar Zwolle te komen, dus dan is het wel goed om regionaal af te stemmen, en gezamenlijk in zorgaanbod te voorzien.”

Wat vindt u de grootste uitdaging voor het woonbeleid van Zwolle voor de toekomst?

“Ik denk toch de verstedelijkingsopgave. Dit gaat ook over leefbaarheid, woonkwaliteit en een toekomstbestendige stad. We moeten heel veel bijbouwen, maar ook oppassen dat we niet te veel verdichten en het groen verdwijnt. Dan raak je je aantrekkelijkheid en leefbaarheid kwijt. Binnenstedelijk ontwikkelen is gewoon heel complex.”

Bij de gemeente Zwolle zie ik heel veel verschillende documenten voorbijkomen: woonvisies, woonafspraken, woonagenda’s, structuurvisies. Wat is nu wat?

“Dat heeft gewoon met de tijd te maken, hipheid. Namen veranderen. De structuurvisie is eigenlijk de voorganger van de omgevingsvisie. De woonagenda is destijds gemaakt omdat men niet alleen een woonvisie wilde, maar ook concreet dingen wilde doen. Voor de nieuwste woonvisie komt er ook nog een ontwikkelstrategie. Die visies hebben vaak een tienjaarsperspectief. Dat is niet exact, maar gewoon een keuze. Soms maak je eerder een nieuw visie en soms voldoet die nog en maak je alleen een nieuwe aanvullende agenda.”

Wat verstaat u onder goede afstemming van woonbeleid tussen gemeenten en met provincie?

“Dat vind ik heel lastig, omdat ik er echt van overtuigd ben dat iedereen zijn lokale opgaves heeft. Wat ik wel het leuke vind aan afstemming zijn de bijeenkomsten waarin we kwalitatieve opgaven bij de kop pakken. Dat vind ik waardevolle afstemming, want dat zijn opgaven die voor iedereen gelijk zijn. Dan kan je elkaar vragen: hoe gaan jullie daar mee om? wat hebben jullie daarvoor bedacht? Dat vind ik wel echt de meerwaarde van provinciale overleggen. Maar dat vind ik anders dan het woord ‘afstemming’. Dat klinkt echt alsof je een plan ergens neerlegt en that’s it. Het gaat mij juist echt om leren van elkaar. Afstemming klinkt heel erg verplichtend. Als goede buur en collega ben je gewoon met elkaar in gesprek.”

Maar als Raalte zegt dat zij flink willen uitbreiden bij Heino; zou Zwolle dan niet ook graag bij deze plannen betrokken worden?

“Nee hoor, ik geloof daar niet in. Als jij denkt dat je daar nog 100 mensen kan huisvesten, ga je gang. Ik geloof er niet in dat dat er opeens voor gaat zorgen dat mensen massaal uit Zwolle gaan vertrekken.

94 We hebben gewoon op provinciaal niveau besproken wat de lokale behoeftes zijn gebaseerd op prognoses. Dat is goed aan de afspraken, zodat je elkaar niet kapot gaat concurreren. Als alle gemeentes zoals Heino in dit voorbeeld zouden bouwen, gaat het natuurlijk mis. Het belangrijkste is dat gemeenten realistisch zijn, maar hoe ze die behoefte verder invullen moeten ze zelf weten. Het kromme is natuurlijk ook dat we geen afstemming hebben met een gemeente als Hattem, die vlakbij Zwolle ligt, maar tot een andere provincie behoort.”

Dus de samenwerking op het gebied van woonbeleid zou wat u betreft niet intensiever hoeven?

“Nee. Had je het me twee jaar geleden gevraagd, dan zou ik er anders over hebben gedacht. Het was natuurlijk even zoeken hoe we die afspraken met elkaar moesten maken en wat we moesten afspreken; maar langzaam beginnen de gemeenten het te waarderen.”

Ook niet tussen Kampen en Zwolle?

“Nou nee, Kampen heeft ook ambitie. We hebben ieder onze eigen belangen. Het is vooral op bestuurlijk niveau een conflict geweest, maar de afstemming op ambtelijk niveau is gewoon goed. We hebben goed contact.”

95